• Gegroet, sterveling! Nieuw op het forum?
    Als je wilt deelnemen aan het forum heb je een forumaccount nodig. Registeer er snel een! Heb je al een forumaccount? Dan kun je hier inloggen.

Wedstrijd Forum Cup - Verhalenwedstrijd Stemmen

Status
Niet open voor verdere reacties.

DeletedUser10470

Gast
Forum Cup - Verhalenwedstrijd

Het stemmen
Onder deze post komen de ingezonden verhalen te staan met een letter. Er zijn 15 verhalen ingezonden, dat betekend dat er punten van 1 t/m 15 gegeven worden.

Iedereen, ook mensen die geen verhaal ingestuurd hebben, kan stemmen. Indien je een verhaal hebt ingestuurd, vul je de volgende lijst in met de letters van de verhalen die je het beste vindt. Welk verhaal jij het beste vindt geef je 15 punten, het verhaal dat je het slechtste vindt 2 punten. Uiteraard is het niet toegestaan om jezelf punten te geven.

2: Verhaal
3: Verhaal
4: Verhaal
5: Verhaal
6: Verhaal
7: Verhaal
8: Verhaal
9: Verhaal
10: Verhaal
11: Verhaal
12: Verhaal
13: Verhaal
14: Verhaal
15: Verhaal

Indien je geen verhaal ingestuurd hebt, vul je de volgende lijst in met de letters van de verhalen die je het beste vindt. Welk verhaal jij het beste vindt geef je 15 punten, het verhaal dat je het slechtste vindt 1 punt.
1: Verhaal
2: Verhaal
3: Verhaal
4: Verhaal
5: Verhaal
6: Verhaal
7: Verhaal
8: Verhaal
9: Verhaal
10: Verhaal
11: Verhaal
12: Verhaal
13: Verhaal
14: Verhaal
15: Verhaal

Voor de mensen die een verhaal ingezonden hebben is het verplicht om een lijst met punten in te zenden, anders maak je geen kans meer op de prijzen!
Stuur je punten via een PM naar Forum Cup (klik) voor 24 januari 23:59! Daarna volgt de uitslag.
 

DeletedUser10470

Gast
Verhalen A t/m D
Verhaal A
Grepolis,


Het begon allemaal in de tijd 3000 V.C., Leonidas en zijn leger stonden voor de stadspoorten van Grepolis. Het was een in mens paleis met een groot en sterk leger, maar Leonidas was niet bang en sprak vol moed "Venimus Vidimus, Vicimus". Het leger van grepolis was groot en sterk, maar Leonidas deinsde niet en viel meteen aan. Hij rende met zijn goedgetrainde leger op de tegenstander af, maar toen het leger van de tegenstander verdedigend opgesteld stond en niks deed schrok Leonidas. Maar dan ziet hij rechts een ander leger, het leger van Herakles zijn bondgenoot. Vol vreugde kijkt Leonidas Herakles aan, samen tegen grepolis dacht hij. Maar toen gebeurde er iets vreemds, het leger van Herakles viel Leonidas en zijn mannen aan. Daarna kwam hij erachter dat hij verraden was, Grepolis en Herakles tegen Leonidas. Leonidas zag geen andere optie dan vluchten en een plan bedenken, hij ging terug naar de stad Athene waar zijn vrienden Zuretha op hem wachtte. Hij ging samen met haar een plan maken om Herakles en Grepolis kapot te maken, Hij dacht Zuretha over de zee met een deel van zijn leger, en hij zelf over land als een geheime aanval. Dit plan gingen ze uitbreiden en voorbereiden, ze hadden de vuurschepen en transportschepen in de bouw en de soldaten waren aan het trainen. Ze zijn er klaar voor na 3 jaar bouwen en plannen zijn ze klaar, Zuretha ging over het noorden richting het zuiden, en Leonidas ging over het oosten naar het zuiden. Zuretha zag de hoge stadsmuren al en liet de schepen aan land, de katapulten werden al klaargezet en langzaam kwam Leonidas ook al aan. En opeens hoorden ze het geluid van een hoorn, en toen werden de muren gesloten en de legers klaargezet, Grepolis was voorbereid op de oorlog. Zuretha liet de katapulten schieten en Leonidas ging naar de muren zodat ze gelijk binnen konden stormen. Ze zagen het leger van Herakles aanstormen, ze waren hier op voorbereid en Zuretha haar leger viel gelijk aan. Leonidas liep door naar het paleis, de stadsmuur was half afgebroken door de katapulten. Herakles zijn leger was verslagen, en Zuretha ging ook naar het paleis. Samen konden ze nu door de opening in het paleis en daar vochten ze door tot het eind, ze hadden iedereen gedood op de inwoners na. Toen Leonidas zijn leger aan het bekijken was zag hij ook veel doden, een dure prijs voor succes maar tussen die doden lag ook zijn vriendin Zuretha. Hij huilde en nam haar weer mee naar het paleis, maar ze kon niet meer gered worden.

Verhaal B
Met een doffe klap ketst de zoveelste steen af op mijn ingedeukte schild.
"Het zijn er te veel" riepen de krijgers onderaan de rots.
Maar ik gaf niet op, en ook mijn medegezanten bleven onvermoeibaar het godenbeeld van Hera verdedigen.
De verdomde ketters, ze zouden eens moeten weten wat ze te wachten staat.
Daar in het rijk van Hades, voor geen goud zou ik er ooit nog een stap binnen de poort zetten.
De hitte die aan je huid vreet, overal gekrijs van zijn afzichtige dochters.
Had ik maar naar haar geluisterd, ze had me nog gewaarschuwd.

Het was op die vervloekte dag, dat ik met de vloot meevoer.
In de verte kwam de kust in zicht, de stad werd steeds groter.
"Laat niemand in leven, plunder de pakhuizen en brandt alles plat!", bulderde de stem van de generaal.
Onder het weerklinken van talloze strijdkreten bestormden we de stad.
Overal in de muur sloegen reusachtige keien gaten.
Brokstukken lagen verspreid aan de voet van de muur.
We klommen door een van de gaten en bestormden het eerste gebouw dat we zagen, de tempel van Hera.
Het heilige gebouw werd bewaakt door slechts een handvol zwaardvechters, ze waren geen partij voor onze vlijmscherpe speren.
Al snel hadden we de vijanden uitgeschakeld en stormden de tempel binnen, op zoek naar rijkdommen.
Ik vond een zilveren kelk vol met goud, puur goud!
Met een triomfantelijke glimlach had ik de kelk in mijn buitzak gestopt en liep naar de fakkel aan de muur.
Brand alles plat! De woorden van de generaal weerklonken in mijn hoofd.
Ik reikte naar de fakkel, toen ik opeens een slanke, warme hand op mijn schouder voelde.
Toen ik mij omdraaide stond ik oog in oog met een priesteres, een jongedame van hooguit zestien jaar.
Haar stem klonk bezorgd toen zij tot mij sprak.
"Schendt niet de heiligdommen in deze tempel, o Feriklon, of gij zult de thoorn van onze godin Hera over u afroepen!"
Even voelde ik een gevoel van angst, maar besloot dat zij slechts een onwetende jongedame was.
Zij had de gruwelen van de oorlog nooit ervaren.
In deze wereld bestonden geen goden, enkel mensen en zij zijn het kwaad zelve.
Mijn moed verdreef de angst en ik stak haar met mijn speer, maar voordat mijn speer zich een weg door haar huid boorde was zij verdwenen in het niets.
Ik was verstijft van schrik, maar bedacht mij toen dat het slechts een illusie was.
Twee maanden varen doet een man geen goed.

Ik keek achterom en zag de vlammen om zich heen grijpen in de geplunderde tempel.
Ook het dak had inmiddels vlamgevat. We beklommen de steile rots en bestormden de senaat.
Iedereen was gevlucht, ze hadden alles meegenomen de bergen in.
We staken ook de senaat in brand en kijken uit op de vuurzee aan de voet van de rots, waar eerst een grootse stad was.
Opgetogen van onze overwinning zetten we de afdaling in en keerden terug naar de schepen.
"Een prachtige strijd mannen", had de generaal gezegd.
Ik legde de zilveren kelk in de kist vol buit en viel bijna achterover toen de boot terug het water in werd geduwd.
Deinzend op de golven begon de lange reis naar huis.

De generaal zei dat het tijd was voor een tussenstop.
We meerden aan op een onbewoond eiland.
Terwijl het kamp werd opgezet ging mijn legioen op jacht.
Ik hoorde voetstappen in het bos en ging alleen op verkenning uit, terwijl de rest van het legioen verder liep.
"Hadden zij dan niets gehoord?" dacht ik, maar zocht er verder niets achter.
Ik hoorde weer voetstappen, nu achter me.
Ik draaide me om en stond oog in oog met de jongedame uit de tempel.
Met vuur in haar ogen sprak zij tot mij: "Gij, Feriklon, hebt de thoorn van Hera over zich afgeroepen!"
Dit maal klonk haar stem angstaanjagend.
Intuitief draaide ik mij om en zette het op een lopen, het bos uit.
Verderop liep mijn legioen.
Ik voelde de adrenaline door mijn bloed pompen terwijl ik steeds dichterbij mijn legioen kwam.
Op dat moment hoorde ik een vreselijk gekrijs en toen ik opkeek zag ik een afschrikwekkend wezen zich vanuit de wolken op me afstorten.
Het wezen had het lichaam van een vrouw, was bedekt met veren en had vleugels in plaats van armen.
Het sloeg zijn vleugels uit en greep me met haar scherpe klauwen bij mijn schouders.
Ik schreeuwde het uit terwijl de nagels van het wezen in mijn vlees staken en zag onder me de grond steeds kleiner worden.
Ook de anderen die met mij de tempel hadden geplunderd en platgebrand werden gegrepen door de medogenloze wezens.

Met een plof kwam ik op de grond neer.
Voor mij stond Hades, de god van de onderwereld.
"Feriklon, welkom in mijn rijk. Hera heeft me al over je komst geinformeerd." zei hij.
"Pluisje", wendde hij zich tot de driekoppige hond die naast hem lag te slapen, "een speeltje voor je!"
Het beest greep me tussen zijn kaken en slingerde me met een ruk een ravijn in.
Daar zaten mijn medestrijders, ze gilden als een vrouw die ********* wordt terwijl de vlammen hen venijnig beten.
Ook ik viel ten prooi aan het hellevuur.

Ik kon me nauwelijks nog de wereld waar ik vandaan kwam herinneren toen Hera tot ons sprak.
"Jullie hebben mijn tempel geplunderd en platgebrand, daarom heb ik jullie hier op laten sluiten.
Vandaag zal ik jullie de kans geven jullie zonden van jullie af te wassen.
Volg mij, heren."
We wisten niet wat ons te wachten stond, desondanks volgden we haar.
Alles was beter dan het rijk van Hades.

Op de Olympus aangekomen konden we een bad nemen.
Het water voelde heerlijk, na die lange tijd in de onderwereld.
Zodra iedereen zich had gereinigd en zich verzameld voor de troon van Hera, sprak zij opnieuw tot ons.
"De bevolking van Mykene heeft ter ere van mij een godenbeeld gebouwd. " Haar stem klonk kalm en teder.
Ze vervolgde zich, nu met een stem vol vuur.
"De stad wordt aangevallen! Jullie moeten het beeld verdedigen. Dan, en alleen dan, zal ik jullie zonden vergeven.
De zwakkelingen die niet vechten zullen tot in de eeuwigheid rotten in de onderwereld!"
Ieder van ons had een gekromt zwaard met gouden heft, een gouden schild en een gouden pantser gekregen.

"Trekt ten strijde, gezanten van Hera!"
De bulderende stem van Zeus vulde de lucht terwijl de poorten van de Olympus zich voor ons openden.
Vastberaden om nooit meer naar die afschuwelijke onderwereld terug te keren marcheerden we de poort uit.
Voor ons lag het godenbeeld.

De ketters komen dichterbij. We sluiten onze gelederen.
Meer dan duizend slingeraars staan tegenover ons.
Met luid geschreeuw stormen we op ze af.
Ik hak in op de ketters voor me, drie slingeraars liggen kermend voor me.
Plotseling voel ik een helse pijn op mijn achterhoofd.
Alles wordt zwart, het laatste dat ik voel is mijn tanden die afbreken terwijl mijn gezicht op een steen klap.

Met een schok schiet ik overeind als het alarm van mijn telefoon af gaat.
"Er zijn 15 aanvallen onderweg naar je stad" lees ik op het scherm van mijn IPhone.
Onmiddelijk storm ik naar benden en start mijn computer op.

Verhaal C
Een dag uit het leven van een piraat in wereld Olympia



De zon komt op......en lorre spreid zijn vleugels.......kraaah kraah
hij hoort het gekreun van zijn Kaptein die half onderuit gezakt tegen een vat rum aan ligt.
lorre kijkt naar de zon en denk....hmmmm al 09:00 de Kaptein mag nu wel eens wakker worden
kraah kraah Kaptein.......Kaptein geeft geen gehoor en snurkt en kreunde alleen maar harder
kraaah kraaah kraah Kaptein Kaptein het is tijd om weer de zijlen te hijsen de praatjes wachten op u ordes
de Kaptein word niet wakker........lorre roept......DE RUM DE RUM KAPTEIN DE RUM WORD GESTOLEN!!!!
de Kaptein schrikt overeind en roept half dronken ...hijs de zijlen pak ze aan stel dekzwabbers ...wie heeft me rum en stoot daarna zijn hoofd @#*&*%^...lorre lacht ....
stom rot beest aaawrrhh aaawhhhh pampagaaiensoep moesten ze van je maken......
Kaptein het is tijd om weer eens ergens toe te slaan....de Kaptein knikt.....
hij bedacht zich ook dat dit in een andere oceaan niet echt een suc6 was,veel vaten rum waren geplunderd de huizen trilde van de bevingen steden werden overgenomen als zoete broodjes elke windbries was te veel voor ons......
nu waren we verhuist naar een andere oceaan de rollen zijn gedraaid...de rum vloeit binnen de gebouwen de eilanden de steden...overal bevolkingsgroei en tevredenheid zelfs bruiloften iedereen brengt offers en geschenken want die zijn er in overvloed tja rijkdommen genoeg.zelfs de goden bestaan.....we hebben genoeg tekens gehad
alles is beter en mooier als voorheen ...alleen de rum opslagen zijn en blijven te klein.....das ook de reden we weer moeten gaan plunderen.....

de Kaptein spreekt zijn piraten aan

met de laatste eventen hebben we er veel vogels bij gekregen.....daar moeten we gebruik van maken piraatjes
ik wil dat we ten aanval gaan..de rum opslagen worden weer te klein we hebben uitbreiding nodig
met de kerst heb ik jullie gewaarschuwd...mest die vogels niet vet! anders komen ze niet verder als 2 eilanden verderop! maak ze klaar en hou ze gereed tot mijn teken bescherm de vrouwen hier en niet alleen de steden....
hijs de zijlen van onze VS schepen ik wil ze zien vuur spuwen als draken ze mogen weten dat we komen mannen en laat ze vooral de illusie hebben dat ze het winnen
sla toe op de momenten dat het kan! aaawwhhrrhrh awwwrrrh

kling plof beng plof

huh??? uuuuhm lorre.....
ja Kaptein
wat ben jij aan het doen???
ik ga mee ten strijde Kaptein
whahahah ten strijde ?? jij?? laat me niet lachen....met dat houten zwaard? en plastic harnas? je bent nog geen 20 cm hoog whahaha leg dat speelgoed weg lorre en snel
lorre buigt voorover en loopt teleurgesteld weg en roept de piraten na......stel me niet teleur piraatjes.....bij de volgende ga ik mee.....kom allen terug......
Kaptein: ja lorre jou tijd komt nog wel ,het is te gevaarlijk nu ....je bent nog te klein
*neemt de laatste slok uit zijn rum fles en gooit die tegen de romp van een anders schip ..kloink....aaawhrrrrr

de Kaptein weist naar een van zijn piraten...hmmm jij...jij lijkt me een weise soldaat ....jij regeerd het noorden.....samen met piraat die last heeft van zijn dharmen en neem de groep op sleeptouw
hmmm jij.....jij doet het oosten samen met ikenmezelf....ik bedoel niet ik en mijzelf maar ikenmezelf...aaahhwwhr je begrijpt het wel...samen met de groep gaan jullie daar aNKOP als je er niet uit kom bel je die G

aawwrrrh smul ...laat kebab zijn arm los.....hij heet kebab ...maar is het niet
oke oke waar was ik gebleven aawwrrrr....west....
ik wil daar een grotere groep ik wil maar 1 ding zien BOOM! floep zit in vm...laat die thuis die zit toch altijd mis!
Ten zuiden ..daar ga ik zelf heen samen met een grote groep en met dave zijn we al met zijn 2 we nemen ook daar de zuid groep mee joey sam zoweizo ...zelfs de politie hebben we al mee hehehe huh????de vries???? nee jij naar het noorden
oke piraten ten strijden...in het noorden gaan we wat steden terug halen....ik weet het ..ik weet het...de rook..niet te harden daar.....maar piraatjes het moet...wat ons is afgenomen halen we terug!!
te oosten nemen we een restant over er leven daar wat wilde apen dus let op!
ten zuiden zit uuuhm ja...heel veel oorlog en rood en uuuhm zuid west ook


aaahrrhwwww aaawhrrr *neemt nog een slok van zijn rum
het maakt ook niet uit alles wat rood is moet weg

TEN AANVAL!!!!!!!!

razenijen grote stormen alles over ons heen......maar wat is het toch mooi als je je piraten terug ziet komen....de ene gehavend de ander met een grote glimlach en geen schram...en altijd samen!!
je hoord ze zingen en roepen al van heel ver weg ..kaptein en de rum opslagen weer uitgebreid.........

dronken zing ik dan mee...

*zingt dronken en mompelend een liedje.............

tum tie tum tie tum...vaten met rum.... rum .....rum
hijs de zeilen hijs de zeilen ...ze zullen botten van verloren zielen moeten dweilen....
tum tie tum tie tum vaten met rum ...vaten met rum
ook al hebben we wat verloren je zal ons altijd blijven horen
tum tie tum tie tum....vaten met rum vaten met rum
ze vallen ons allemaal aan ...kun je beter niet doen piraten laten uw steden echt vergaan....
rum rum rum rum rum

Verhaal D
Aias de redder van Kephalos.

Dardanos Hyakinthos was trotse koning van het wonderbaarlijke eiland Kephalos in het land Grepolis. Op een dag zit hij in zijn paleis een vergadering aan het houden met de twee legeraanvoerders en zijn vrouw, de oogverblindende koningin Helene, tot plots zijn boodschapper naar hem toe rent. Dardanos vraagt: “Plouton, mijn boodschapper wat is er aan de hand?” waarop Plouton zegt: “De vijand valt aan via het oostportaal, als we niet snel terug aanvallen nemen ze onze stad over!”. Dardanos kijkt beangstigend en kijkt om naar zijn twee legeraanvoerders en zegt: “wie wil deze queste volbrengen en de vijand terugdringen?” De zoon van de Dardanos, Herakles, staat op en zegt: “Vader, ik zou alles doen om uw prachtige eiland Kephalos te beschermen van de vijanden uit Polydeukes.” Waarna Aias Patroklos op staat en zegt: “Herakles het is niet verstandig om als enig kind van onze koning je leven te wagen tegen de machtige strijders van Polydeukes, ik zal in uw plaats gaan!” Dardanos keek zijn zoon aan en zei: “Herakles, Aias heeft gelijk, het is zeer gevaarlijk en ik wil niet dat je iets overkomt” waarna hij zich tot Aias richtte en zei: “Aias, bedankt dat je deze queste op je wilt nemen, dat het geluk bij je mag zijn.”

Aias ging direct op pad naar de het oostportaal waar hij zag dat de resterende biremen van de bondgenootschappen allemaal genadeloos in brand werden gestoken door de vele vuurschepen die de vijand had. Aias beviel de hydra’s los te laten, een voor een kwamen alle hydra’s uit de hokken onder de haven bij de zee. De mannen op de vuurschepen zagen ze aankomen, en hoe moedig de zeelieden ook mogen zijn, wanneer ze oog in oog komen met een van de 9 koppen van een hydra zijn ze doodsbang. Aias kijkt toe en ziet hoe de vijanden van de boten afspringen om te ontkomen aan de hydra’s maar onderwater slaat de hydra alsnog toe en de vijanden worden meegesleurd naar de diepten van Poseidon. En net toen het leek dat het gevaar geweken was kwamen er overal manticoren aan om de zwaardvechters van Aias op te pakken en boven de zee weer los te laten waar ze allemaal reddeloos verdronken. Het leger ging snel ten onder, de boogschutters konden nog wat manticoren neer halen maar de veldslag leek uitzichtloos tot plots, ineens zag Aias een wit vlekje in de hemel. Het witte vlekje kwam dichter en dichterbij en het bleek niet een vlekje maar een heleboel pegasi die uit het niets met zijn allen uit de hemel storten en de manticoren terugdrongen richting het eiland Polydeukes waar ze vandaan kwamen.

Aias was blij, er was niemand van het volk gewond geraakt en de vijand moest wegvluchten, maar toen zag hij dat een manticore een vrouw in zijn klauwen had.
De vrouw die ontvoert werd was Oinone Astraea, de vrouw waar Aias op verlieft was. Aias twijfelde geen moment en sprong in een bootje om de lange en gevaarlijke overtocht te maken naar Polydeukes.

Toen Aias weg was maakte Dardanos zich ongerust, hij liep naar Helene toe en zei: “Helene, ik denk dat Aias om is gekomen bij de slag om het oostportaal. We moeten zijn naam eer aan doen door hem te begraven, maar we hebben zijn lichaam nog niet gevonden in het water.” Helene zei dat ze er voor ging zorgen dat mensen naar het lichaam van Aias gingen zoeken in het water maar ondertussen was Aias al weggevaren.

Na uren varen kwam Aias eindelijk aan bij een klein eilandje waar hij even uit kon rusten en nadenken hoe hij Oinone wou bevrijden. Hij was nog nooit op Polydeukes geweest, had minimale uitrusting, een licht harnas en een dolk, en had niet gezegd dat hij naar Polydeukes zou gaan dus waarschijnlijk zou de rest op Kephalos wel ongerust worden. Aias wist dat hij een slechte beslissing had gemaakt door Oinone te volgen maar hij moest wel want hij volgde zijn hart. Nadat Aias wat gedronken en gegeten had ging hij weer verder varen, dagen gingen voorbij en het leven op een klein bootje was niet gemakkelijk. Heel af en toe kwam hij aan bij een eiland waar hij wat eten en drinken kon krijgen zodat hij niet om zou komen van de honger of dorst maar verder stond hij er helemaal alleen voor.

Op het eiland Kephalos werd de zoektocht naar Aias al opgegeven. Er kwam een grote rouwstoet langs alle steden op Kephalos die eindigde bij het oostportaal. Toen Dardanos daarna terugkwam in zijn paleis ging hij nadenken, Polydeukes ligt aan de westkant van Kephalos en daarom is het heel raar dat ze het oostportaal gingen aanvallen. Ze moesten wel weten dat het oostportaal het slechtst beveiligd was, waarschijnlijk zou iemand van binnenuit het verteld hebben maar wie? Hij was het niet en zijn vrouw eveneens niet want hij wist dat ze al lang niet meer van het eiland was geweest, dus bleven alleen zijn zoon en Aias over. Dardanos moest er niet aan denken dat zijn eigen zoon die in de toekomst koning word van het eiland hem had verraden en ging er dus vanuit dat Aias het was en nu waarschijnlijk met het leger van de vijand naar Polydeukes is gereisd om plannen te smeden tegen Kephalos.
Aias was nu eindelijk aangekomen bij Polydeukes, hij ging aan land op een plek waar geen stad was zodat niemand hem kon zien. Polydeukes is een groot eiland, misschien wel 3 maal zo groot als Kephalos, het zit bomvol met boerendorpen die de helft van hun inkomen aan de koning Orestes Cerberus moeten geven die 12 steden heeft op het eiland. Aias wist niet in welke stad Oinone zat dus moest hij gokken, hij ging als eerst voor de kleinste stad in de hoop dat hij daar makkelijk binnen kon komen om te zien hoe Orestes zijn steden inricht.

In de eerste stad aangekomen ging Aias aan mensen vragen of ze iets wisten van manticoren die Oinone mee hadden genomen, niemand wist er iets van af en Aias besloot dat het onmogelijk zou zijn om in alle 12 de steden langs de wegen te gaan om de mensen te vragen of ze manticoren hadden gezien en dus ging hij naar een boerendorp in de buurt in de hoop dat hij daar even mocht wonen.
In het dorpje aangekomen kwam Aias in huis van een aardige boer, de boer had al snel door dat Aias niet van Polydeukes kwam en zodoende legde Aias uit dat hij de ontvoerde Oinone terug wou brengen. De boer, Dionyus, wou Aias graag helpen maar bezat te weinig geld aangezien Orestes Cerberus de helft van zijn inkomen opeiste. Aias vond dat daar iets aangedaan moest worden en begon een revolutie in het boerendorp. De boeren pakten hun hooivorken, staken fakkels in brand en pakten slingers om mee te vechten. Aias ging nu samen met de boeren langs de rest van de dorpen om zo een heel leger boeren te vormen. Na een aantal dagen waren ze alle boerendorpen langs gegaan en waren ze met duizenden slingeraars en boeren met hooivorken en fakkels. Aias ging met zijn nieuwe leger richting de stad waar volgens de boeren de manticoren werden geboren en getraind, wat volgde was een zinderend slagveld. Huizen werden in de fik gestoken en boeren werden gegrepen in de klauwen van de manticoren en levend opgegeten. Het was een harde strijd waar veel boeren het er niet goed vanaf brachten maar de slingeraars kregen toch nog veel manticoren neer en het gevecht begon om te slaan. Aias’s nieuwe leger had bijna gewonnen toen Aias iemand zag vluchten, hij dacht hem te herkennen maar in de drukte van de strijd zag hij niet wie het was.

De strijd liep ten einde, de manticoren waren verslagen en de boeren namen de stad over, maar van Oinone was geen spoor te bekennen en dus wist Aias dat hij door moest gaan met het overnemen van steden maar hij had een probleem: hij had niet veel troepen meer. Aias was aan het nadenken wat een slimme zet zou zijn toen plots een boodschapper van Orestes Cerberus binnen kwam. De boodschapper vertelde dat Orestes Oinone had opgesloten in de kelder van zijn kasteel in de hoofdstad van Polydeukes en dat ze er alleen levend van af zou komen als Aias zich direct over zou geven. Aias wou niet dat Oinone iets overkwam en gaf zich, nadat hij de boeren bedankte voor de succesvolle belegering, over. Aias werd in een kleine paardenkar gestopt en moest meer als een dag reizen naar de hoofdstad van Polydeukes.

Het was al ruim drie weken geleden dat Aias Kephalos had verlaten en het leven op Kephalos was gewoon weer doorgegaan, er was een nieuwe legeraanvoerder en de aanvallen van manticoren waren gestopt. Dardanos dacht nog steeds dat Aias een verrader was en ging met een leger richting Polydeukes om hem voor eens en altijd te straffen.

Aias werd wakker en keek door de tralies van de kar waar hij in zat. Hij zag een enorme stadsmuur met om de 200 meter een wachttoren. Ze gingen door een poort en reden nu dwars door de hoofdstad richting het kasteel van Orestes Cerberus. De tocht zorgde voor een enorme menigte in de stad die rotte groente en fruit gooiden op Aias, aangezien ze boos waren dat Aias de manticoren stad had ingenomen. Na meer dan een uur door de stad gereden te hebben kwam Aias dan eindelijk aan bij het kasteel. Aias werd hardhandig uit de kar getrokken en met tien zwaardvechters richting Orestes vervoerd. Eenmaal aangekomen zei Orestes: “Dus jij denkt dat je in je eentje mijn hele eiland in kan pikken? Dacht het niet, je zult boeten voor je daden!” Aias beantwoorde: “Ik ben hier enkel en alleen om Oinone te redden, uw eiland hoef ik niet te hebben. Ik hoop dat u zich aan uw belofte houd om haar vrij te laten.” “Denk je nou werkelijk dat ik, de grote Orestes Cerberus Oinone vrij ga laten, laat me niet lachen! Het was enkel een list om je gevangen te nemen.” zei Orestes en hij liet Aias naar de kelder vervoeren.

Aias werd door de zwaardvechters mee genomen naar de kelder. Er gingen maar twee zwaardvechters mee en toen er eentje niet oplette zag Aias zijn kans en pakte op de trap richting de kelder zijn dolk die hij dwars door het harnas, recht in het hart van de zwaardvechter stak. De andere zwaardvechter draaide zich om en trok meteen zijn zwaard. Aias probeerde zijn dolk weer te pakken maar hij zat te stevig vast in de buik van de zwaardvechter en dus moest Aias het zwaard van de zwaardvechter maar pakken en hij begon te duelleren met de andere zwaardvechter. Na een lange en vermoeiende strijd sneed Aias met zijn zwaard in de arm van de zwaardvechter die het uitschreeuwde van de pijn. Aias pakte zijn harnas en trapte hem van de trap af. Aias was nu verkleed als zwaardvechter en liep naar beneden. Eenmaal beneden aangekomen liep de gevangenenbewaker met gestrekt zwaard op Aias af maar Aias zei: “De gevangene wou ontsnappen en heeft mijn mede zwaardvechter vermoord, gelukkig heb ik hem neer kunnen steken. Geef mij nu de sleutel van de gevangenis ik ga Oinone ophalen.” De bewaker liet zijn zwaard zakken en gaf gehoorzaam de sleutel aan Aias. Aias bevrijde Oinone die van blijdschap Aias een dikke zoen gaf op de mond en even dacht Aias dat hij zich in de 7e hemel bevond.
Dardanos was ondertussen met zijn leger aangekomen in de hoofdstad van Polydeukes en na een hevige strijd lukte het om aan te meren met de transportboten zodat Dardanos met zijn leger van duizenden hoplieten en ruiters op weg kon naar het kasteel van Orestes Cerberus.

Aias liep samen met Oinone naar boven om te kunnen ontsnappen van het eiland Polydeukes maar eenmaal boven stond een leger zwaardvechters samen met Herakles hem op te wachten. “Herakles wat doe jij hier?” vroeg Aias verontwaardigt waarop Herakles zei: “ik heb Orestes de hele tijd geholpen om het koninkrijk van Orestes nog groter te maken. Maar helaas werd mijn geliefde manticoren stad ingenomen.” Dus daarom wist Orestes dat het oostportaal het slechts beveiligt was dacht Aias. “Wanneer Orestes jullie miezerige eilandje overneemt en ik daar de baas ben laat ik alle boeren alles afstaan wat ze hebben zodat ik heel veel manticoren kan trainen.” Zei Herakles. “Jij vieze verrader!” Riep Aias en hij trok zijn zwaard om de zwaardvechters aan te vallen toen plots Dardanos binnenkwam. “Herakles, mijn zoon waarom ben je hier?” vroeg Dardanos, “vader, ik heb Kephalos altijd al gehaat, Orestes bood mij een deal aan die ik niet kon weerstaan.” antwoorde Herakles. Dardanos zei: “Vandaar dat jij zo graag naar de oostportaal wou, zeker op de vijand door te laten.” Hij richtte zich naar zijn leger en riep: “Hoplieten, ruiters, ten aanval! Laten wij deze schurken voor eens en voor altijd uitschakelen!” De hoplieten en ruiters gingen ten aanval en het was een grote chaos in het kasteel van Orestes die zelf nergens te bekennen was. Aias kwam nu op Herakles af waarop Herakles zijn zwaard pakte, een gevecht volgde. Telkens wanneer Aias Herakles een stap naar achter liet zetten en het leek dat hij de winnende hand had kwam een zwaardvechter Herakles helpen, op deze manier kon Aias niet winnen. Oinone zag dat Aias het moeilijk had, ze pakte een zwaard van de grond en rende richting Herakles. Doordat Aias nu geholpen werd kon hij Herakles zijn zwaard uit zijn handen slaan en zo dwong hij Herakles op zijn knieën. Aias zette zijn zwaard op het hoofd van Herakles en keek Dardanos aan, Dardanos knikte en dus doorboorde Aias de schedel van Herakles met zijn zwaard en vluchtte samen met Oinone en Dardanos uit het kasteel.

“Ons leger gaat het niet lang meer volhouden dus we moeten maken dat we wegkomen.” zei Dardanos, dus ze stapten in een snel transportschip en gingen terug naar Kephalos.
Eenmaal terug op Kephalos vroeg Oinone aan Aias waarom hij haar was komen redden, waarom Aias antwoorde: “Al heel mijn leven ben ik betoverd door uw schoonheid, dit was het minste wat ik voor u kon doen.” “Ik ben ook al heel mijn leven verliefd op jou.” zei Oinone en ze zoende Aias lang op de mond.

_______________________________6 maanden later_______________________________

Aias en Oinone waren getrouwd en aangezien Dardanos en Helene geen kinderen meer overhadden die de troon over kunnen nemen werd Aias benoemd tot de troonopvolger in ruil voor alle daden die hij heeft gedaan voor Kephalos.

Wordt vervolgt…
 

DeletedUser10470

Gast
Verhalen E t/m H
Verhaal E
Een meisjes droom
Aan de kade van de Bataviawerf stond een klein meisje. Starend naar het grote schip dat gisteren ter water was gebracht. De machtige VOC schip was als een parel glanzend tegen de golven van het Markermeer. Stil bleef ze staan, elke detail in haar opnemend. Haar gedachte brachten haar over verre zeeen. Niet wetend dat de tijd langzaam verstreek. Een werf medewerker liep naar het meisje toe en ging naast haar staan. “Mooi schip he?” vroeg hij haar. Het meisje nog steeds varend over verre zeeen in gedachten, keek op en lachte. “Ja meneer hij is prachtig.” Waarbij ze weer langzaam haar hoofd draaide naar het schip. “Weet je dat je hier al meer dan 3 uur staat? Misschien moet je maar eens naar huis gaan.” Zei de medewerker lachend. Het meisje keek op haar horloge. “Ja het is een lange tijd. Maar hij is zo mooi dat ik hem graag zou willen bevaren.” De medewerker moest nu helemaal zijn lachen inhouden. “Helaas meisje, dit schip zal niet meer ver varen.” Het meisje kwam in beweging en zei tegen de medewerker. “Op een dag zal ik zo een machtige schip bevaren. Zeeen veroveren en de beste bemanning ooit hebben.” De man was verbaasd maar wist ook dat dit een klein meisje was. Fantasie is groot bij kleine kinderen. “Ik denk niet dat het ooit nog zal gebeuren. De tijd van de VOC is allang vervlogen en de schepen zijn verandert met de tijd. Maar ik hoop dat jouw droom ooit waar zal worden.” De man liep weer terug naar de bouw werf, nog glimlachend. Het meisje keek nog eenmaal naar het schip. “Het maakt mij niet uit wat die man zegt. Op een dag zal ik een schip als jou bevaren. En aai ik zacht je stuur.” Ze liep weg richting huis.
Jaren verstreken. In het begin ging ze dagelijks naar de werf. Maar al snel naarmate ze ouder werd, werd dat ook minder. Van 1x in de week naar 1x in de maand en vervolgens naar 1x in het jaar. Maar in haar hoofd ging nog steeds die droom. Dat ze ooit zo een schip zal bevaren.
Het was buiten vies weer. Regen stroomde langs de dak****** naar beneden. Het meisje nu een vrouw geworden staarde naar buiten. Inmiddels was ze moeder geworden en ze had net haar kleintjes te bed gelegd. Ze opende haar laptop en kwam een advertentie tegen van een spel. “Grepolis” las ze. Ze klikte op het spel en las alles over het spel wat ze kon vinden. “Hmm dat lijkt me wel leuk om wat in mijn vrije tijd te doen. Als ik zelf niet kan varen, dan maar op deze manier.” Ze starte het spel op en begon met spelen. Na weken spelen merkte ze dat ze enorm verslaafd was geraakt aan het spel. Steeds meer ontdekte ze nieuwe mensen in het spel. Kinderachtige middelbare leeftijd mannen, verveelde huisvrouwen, fanatieke jongeren, alles kwam ze tegen in het spel. Ze veroverde steden en verloor steden. Haar schepen in de haven beschermde haar net opgebouwde stad tegenover draken, wolven en ander gespuis. Ze merkte al gauw dat het spel vooral vals werd gespeeld. Mensen die medogeloos toe sloegen. Het is tenslotte maar een spel.
Op een avond wanneer ze alweer haar stad aan het verdedigen was kwam ze in gesprek met een andere speler. Hiermee kon ze wel de hele nacht praten. Over prive en over het spel. Over andere spelers en over tactiek binnen het spel. Opeens hoorde ze een vreemd geluid. Het klonk alsof een schip ter water ging. Ze liep voorzichtig naar buiten en voor haar steef een enorme schip op. “Ooit wel eens deze schoonheid bevaren?” werd geroepen vanaf het voordek. De vrouw keek naar de man met licht blauwe ogen als de zee en donker golvend haar in de wind. Aan zijn zijde droeg hij een zwaard. “Ik ben onderweg naar Grepolis waar werelden op me staan te wachten. Wat dacht je ervan? Ga je mee?” De vrouw keek verbaasd naar de man. “Ik kan niet, mijn kinderen liggen op bed.” Riep ze luid. Al zou ze graag willen, haar kinderen waren het belangrijkste in haar leven. “Breng ze mee!” werd er weer geroepen. De vrouw twijfelde geen moment. Ze greep haar kinderen uit bed en besteeg de ladder met hen op de schouder. “vaar maar uit ik volg.” Riep ze naar de kapitein van het schip. “Ankers los!!” Het schip maakte een luid gebaar en vloog de zeeen op van Grepolis. De vrouw zat vol spanning en tuurde over de zee, zoekend naar land dat ze kon veroveren. Meerder schepen voegde die van haar en voor ze het wist bezatte iedere schip een land. “Van hieruit gaan we verder koloniseren! En we nemen alle steden over die we tegen komen!” De kapitein keek lachend naar de vrouw. Ze keek haar ogen uit en al snel leerde ze de kneepjes van het vak. Grepolis opende nieuwe werelden om door haar veroverd te worden. De kapitein stopte op de wereld waarin ze zaten. “tijd voor mij om met pensioen te gaan. Ik zou zegen meissie neem het stuur maar over.” Vol vertrouwen nam ze het stuur aan van de kapitein. Vanaf nu zal zij de kapitein zijn! Het eerste wat ze zou moeten doen was een team samen stellen. Een team dat wist wat verdedigen was, een team dat wist hoe je samen de aanval inzette. Ervaren spelers in het spel der zeeën. En al snel had ze deze samen. Ieder met hun eigen unieke gave en kijk op de wereld.
Ze veroverde een land en zag daar een groot beeld staan. “ Dat is Hera” zei een vrouw. “Als je haar aanbid zullen je mijnen overstromen van grondstoffen. Grondstoffen die je nodig hebt om meer land te bemachtigen. Schepen kosten grondstoffen.” De jongere vrouw keek aandachtig naar het beeld. “Zijn er meer? Ik bedoel meer Goden?” vroeg ze de oude vrouw. “Oh ja zeker! In deze wereld aanbidden we 6 grote goden. En iedere God heeft een eigen leger aan mogelijkheden. Als je in elk van je steden 1 aanbid zul je gezegd worden aan overvloed.” Vertelde de oude vrouw. De oude vrouw kwam een stap dichterbij en begon te fluisteren. “Elke God brengt niet alleen overvloed aan bepaalde grondstoffen. Maar zal je legers verrijken aan eenheden die onverslaanbaar lijken. Zo wordt verteld.” De oude vrouw knikte en liep toen weg.
Ze hoefde er niet eens over na te denken en creëerde tempels en beelden in elke stad. Al snel merkte ze dat ze magie begon te krijgen. Gevoed door de goden. Tegenstanders verloren hun muren, golven sloegen hoog aan als de vijand haar land toe vaarde. De hemel donderde en bliksem vernietigde gebouwen. Ze liep naar haar kazerne waar een grote vrouwelijke vogel opsteeg. “Wat is dat?” vroeg ze verbaasd aan een zwaardvechter. “Dat mevrouw is een Harpij gezonden door Hera. Ze gaat samen met haar gezellen naar de stad van de edelen. En zal de eenheden daar vernietigen.” De vrouw keek verbaasd en verwonderd naar de wezens. Eens wilde ze alleen maar een schip bevaren. Maar in deze wereld werden haar dromen verbreed met mythische wezens. “wonderbaarlijk!!” riep ze uit. “U zou eens naar uw tweede stad moeten gaan. Wat ze daar hebben is ongelooflijk!” zei een hopliet.
De vrouw ging aan boord een prachtig schip genaamd een thireeem. Ze aaide over het stuur en bewonderde de bouw ervan. “Breng me naar stad 2! Ik wil zien wat de Goden voor zegens daar brengen!” De kapitein knikte goed keurend en gaf bevel om uit te gaan varen. In stad 2 zal ze vreemde wezens met de kop van een leeuw en vleugels.. Ze vlogen alle kanten uit. Brullend van honger. “Manticoren mevrouw!” zei een boogschutter grijnsend die net zijn boog aan het oppoetsen was. “Geweldig!” riep ze uit. “Nu kunnen we meer veroveren dan waarvan we droomde. Voor je het weet zullen we met zijn allen deze zeeen bedwingen. Een man in goude harnas liep richting de vrouw. “tot u dienst mevrouw.” En hij boog voor haar. “En wie ben jij? En hoe kom jij aan zo een mooie harnas?” “Mijn naam is armeniues vrouwe. De goden hebben mij verkozen door extra krachten te geven.” Antwoorde Armenieus de vrouwe. “Welkom aan jou en alle verkozen soldaten.
De vrouw was geheel in haar element. Al snel merkte ze dat haar vijanden ook al op de hoogte waren gebracht over de Goden. Maar dat maakte haar niets uit. Ze scoorde alleen maar meer punten. En werd een geweldige verdediger. Haar academie werd druk bezocht door geleerde en onderzochten de geweldige mogelijkheden om het leger en de stad nog sterker te maken dan het al was.
Iedere dag vaarde ze uit om haar volk te begroeten in iedere stad. En met de dag kreeg ze meer steden. 1 van haar grote vijanden waren de Edelen. Ze smeten met goud alsof het korrels mais waren voor de kippen. Zij had niet zoveel Goud in bezit. Maar toch wist ze zich staande te houden tussen deze rijke meedogenloze mannen. “Op een dag zal de zee de mijne zijn! En dan kunnen ze komen met Goud wat ze willen.. Het spel kunnen spelen is altijd belangrijker dan hoeveel Goud je bezit. In de aanval mannen en vrouwen! Verover die steden en laat niemand leven!”
Ze liep naar de haven en daar lag ze dan. Het schip van haar dromen. De grote VOC die een nieuwe eiland zal gaan koloniseren. Ze betrad het schip met hoofd in de wind. Liep naar het stuur en aaide haar alsof het het laatste was dat ze zou doen. In de verte hoorde ze een luid kabaal.
Het geluid kwam dichterbij. “Inkomende aanval!!” schreeuwde een slingeraar. “Maak je gereed!!” Steeds meer werd het geluid luider. Ze hoorde het en het drong tot haar door. Ze werd aangevallen.

Schrokkend werd ze wakker boven haar laptop. Ze staarde naar het beeld. Uit haar laptop klonk een luid geluid. Het aanval signaal. Haar telefoon trilde als een gek. Inkomende aanval. Direct handelde ze. En ze sloeg de aanval af. 23:59 las ze op de klok. De nachtbonus ging in. Tijd om haar ronde nog een keer te doen en dan maar eens haar bed opzoeken. Morgen is er weer een dag in het oh zo machtige Grepolis.

Verhaal F
De klokken luidden, de stad schoot in actie. Enkele boodschappers te paard reden de poort uit, het aantal wachters op de muren nam toe. Een stilte volgde, een stilte die doorheen de stad sneed, en niets dan lege straten en doorgangen tegenkwam. De klokken luidden een tweede maal. De halve stad kwam stilletjes overeind en keek vanuit hun woningen naar de straten. Prachtige uitrustingen holden door de lege straten. De enkeling die zich nog buiten bevond keek naar boven en zag in de lucht verscheidene pegasi over de stad vliegen, als een stel beschermengelen. Maar wanneer de troepen voorbij waren gemarcheerd, viel de stilte als een zware stofwolk terug op de straten. Huizen werden gesloten, inwoners trokken zich terug, biddend tot de Goden.

De spionnen waren niet goedkoop geweest, de schatkist was leeg. Heer Donnus, heerser over heel de westkust van Nosdou zou weldra heel Nosdou in zijn bezit hebben, nog een laatste verzet dat moest worden afgebroken. De mooie, witte stad verpestte zijn zicht, even afschuwelijk als de zon. Weldra zouden de witte, door het zonlicht blinkende muren worden afgebroken, afgebrand tot op de grond. Weldra zou Araluen vallen. En hij zou de victorie opeisen.

Zijn boodschapper kuchte zachtjes. Donnus draaide zich om, en zag daar de man, al bevend van de schrik staan. Het was de zevende boodschapper deze maand, de vorige zes waren uit zijn rijk verbannen nadat ze zich niet naar zijn wil schikten. Hij zuchtte, de man had het gewaagd zijn gedachtegang te onderbreken. Dat lef zou hem wellicht ook de verbanning opleveren, hij was al in zijn hoofd de manier waarop hij het zou uitleggen aan het volk aan het verzinnen. Niet dat dat uiteindelijk veel zou uitmaken, het volk had weinig te zeggen, ze moesten wel gehoorzamen. Zonder dat hij het besefte, knikte hij naar de boodschapper, die meteen het nieuws begon af te ratelen, als een doodsbang konijn dat niet gestraft wilde worden en zo snel mogelijk bij Donnus uit de buurt wilde geraken.

Hij schrok op, en toen de boodschapper hem stond aan te staren, wist hij dat de verbanning niet lang meer zou duren. ‘Herhaalt u de boodschap nog eens.’ De boodschapper keek hem met angstige ogen aan maar begon daarna terug aan zijn relaas. Zijn troepen waren dus klaar, en vroegen nog zijn zegen om te vertrekken. Wat is dat nu voor zever, hij stuurde de boodschapper terug naar de haven en liet hem weten dat hij daarna meteen terug naar hem mocht komen. De angst op het gezicht van de arme man verdween en maakte plaats voor acceptatie. Hij zou niet meer terugkomen naar zijn heer.

Het kolonisatieschip, onder leiding van Kapitein Ovven, vertrok niet veel later richting Araluen. Begeleid door een vloot van een veertigtal schepen. Het zou een simpele missie worden, hun mannen zaten al binnen in de stad, en zouden de muren openen. De troepen zouden de stad innemen en hij zou met de overwinning gaan lopen. Simpel werk dus, echt vechten hoefde hij niet te doen. Misschien moest hij daar wel eens een boek over schrijven, dacht hij bij zichzelf. Hoe succesvol lijken zonder iets te doen. Hoe laat ik het klinken alsof ik altijd alles heb meegemaakt en alles weet. Dat boek zou nog verkopen, en eens hij Araluen in zijn bezit had, maakte zijn reputatie toch niet veel meer uit. Kon hij dat gerust missen en met de winsten van zijn nieuwe bestseller verder een rustig leventje leiden.

Hij werd uit zijn dagdromen verbroken door een luide schreeuw van een van zijn onderofficiers. ‘Doelwit in zicht.’ galmde over heel het schip. Het was stil, het moment voor het sterven van mannen was altijd stil. Geen idee waarom, het was gewoon zo. Kapitein Ovven keek nog eens goed naar Araluen, dat iets verder in zicht lag. Het zag er een mooie stad uit, een vriendelijke, gastvrije stad die iedereen zomaar welkom heette. Helaas zou dat allemaal weldra voorbij zijn. Hij keek nog eens goed, er lagen geen schepen voor anker, en ook de havenboom was opgehaald. Ze konden gewoon binnenvaren, er waren geen manschappen te zien. Hij gebaarde zijn onderofficier dat hij moest komen.

Dit kon gewoon niet zo makkelijk gaan. Araluen innemen zou een uitdaging zijn, er zouden doden vallen, en hij zou een echte overwinning kunnen opstrijken, niet dit kinderachtig geklooi. Wat had Donnus hem nu weel gelapt. Of was het een valstrik, werden ze tot binnen geleid om daar in een val te lopen. Wat boeide het hem ook. Hij keek zijn onderofficier boos aan, wie dacht hij wel dat hij was. ‘Nee, het is geen valstrik oelewapper.’ zei hij luid genoeg zodat iedereen rond hem het hoorde. De onderofficier keek ongemakkelijk naar de grond en droop af. ‘En nu, nemen we Araluen in.’ verkondigde Ovven aan zijn manschappen. Een gezamenlijke kreet van euforie nam plaats onder de manschappen, en het kolonisatieschip, sneller dan alle andere schepen, voer als eerste de haven van Araluen binnen. Ovven was er weer eens in geslaagd om met de meest achterlijke tactiek te werk te gaan. Kolo eerst, de rest volgt wel.

Generaal Rutg zag Ovven van ver aankomen. Hij grinnikte, niets wisten ze van deze wereld. Hij gebaarde zijn mannen dat het tijd was. Een van zijn manschappen pakte een soort van hoorn en blies er op. Het signaal was door heel de stad zichtbaar. Een honderdtal deuren van de huizen die uitkeken op de haven gingen ongeveer tegelijkertijd open. Hier en daar zag je de wapenuitrustingen in de huizen glimmen. Generaal Rutg keek naar voren, Ovven recht in de ogen. Ovven had hem ondertussen ook gezien en grijnsde terug. Wat een sufferd, dacht Rutg.
Kapitein Ovven meerde aan. ‘Ik verklaar hierbij dat ik, Kapitein Ovven, de stad Araluen van jullie overneem. Leg jullie daar bij neer of sterf.’ Hij zwaaide een enkele keer met zijn zwaard in de richting van het klein groepje militairen. De geopende deuren overal op het plein waren hem nog niet eens opgevallen. Er kwam geen antwoord. ‘Ten aanval’ schreeuwde Ovven, zijn zwaard naar voren stekend. Zijn manschappen gehoorzamend, een vijftal andere boten legden ondertussen ook aan tegen de kade en een honderdtal manschappen stormde vanuit verschillende punten op het groepje manschappen af.

De manschappen stormden maar bleven toen, ook al was het maar een enkele tel stokstijf staan. Ze bewogen even niet. Ovven wou al beginnen te roepen toen zijn manschappen van bestemming veranderden. Ze liepen niet langer af op de manschappen van Generaal Rutg. Nee, ze holden zo snel als ze konden naar de huizen. Ovven begreep er niets meer van.

Later die dag stonden alle manschappen terug op de schepen, die op het punt stonden terug naar Heer Donnus te vertrekken. ‘Nog eens bedankt voor de taart en de koffie.’ Riep Kapitein Ovven van op zijn schip naar Generaal Rutg. Deze maakte een diepe, beleefde buiging, en sprak nog enkele woorden van gastvrijheid uit, die helaas niet tot aan kapitein Ovven reikten. Ovven beval de vloot te vertrekken. ‘Vervloekte Vredestijd’ mompelde hij nog, terwijl de schepen de terugweg begonnen.

Verhaal G
Het was een koude decemberavond. Ik had de wind kunnen horen gieren om het huis, als ik mijn muziek niet zo hard had staan. Ik had de sneeuwvlokjes langzaam naar de grond kunnen zien dwarrelen, als ik mijn ogen niet gefixeerd op mijn beeldscherm had. Een zenuwachtig gevoel bekroop me, een gevoel van stress. Dat was niet heel gek, want ik had een belangrijke deadline staan voor morgen, voor mijn werk. Ik moest een artikel afhebben. Echter was dat niet de reden van de spanning in mijn lijf. Nee, het zou nog enkele minuten duren voordat mijn kolonisatieschip in de stad van een andere speler aan zou komen. Ik had dit goed gepland, maar ik had geen idee of hij nog van een bondgenoot net op tijd wat ondersteuning had kunnen krijgen. Daar zou ik zo pas achter komen. En dus zat ik achter mijn computer te wachten, met mijn voeten op de vloer tikkend en mijn hand om de muis geklemd om er direct bij te zijn als het kolonisatieschip aankwam. En toen was het zover, een rapport kwam binnen, en direct klikte ik erop. Kolonisatie mislukt. De stiekemerd had nog snel een paar honderd biremen in zijn stad weten te krijgen, en daar waren mijn kleine honderd vuurschepen niet tegen bestand. Ik vloekte hardop. Wéér een overname mislukt. Stelde ik dan helemaal niets voor in de wereld van Grepolis?
Mijn ogen gleden af naar mijn klok, die naast mijn computer stond. Het was halfeen. Hierop vloekte ik nog harder. Hoe kon dit? Ik keek pas nog, en toen was het pas tien uur. En ik moest nog een heel artikel schrijven. Nu schoot ik pas echt in de stress. Waarom had ik dit dan ook niet eerder gedaan? Ik had vandaag de hele dag de tijd gehad, en ik had mij oprecht voorgenomen om na de lunch onmiddellijk te beginnen met het schrijven van het artikel. Echter wou ik na de lunch nog eventjes mijn Grepolis checken. En toen moest ik natuurlijk ook mijn nieuwe steden wat uitbouwen, voor deze zo klein bleven. En ik moest troepen bouwen, voor de overname van zojuist. En ik moest overleggen met mijn alliantie over de komende MA. Ik zuchtte. Het was ook altijd hetzelfde liedje. Nooit leerde ik van mijn acties.
Ik dacht even na over de situatie. Eigenlijk zou ik nu het artikel moeten schrijven. Maar ik was moe. Gisterenavond had ik het ook al vier uur ’s nachts gemaakt, omdat er een overname op mij bezig was. Ik viel dus om van de slaap. Eigenlijk had ik totaal geen behoefte meer om dat artikel te schrijven. Ik zou me er wel uit lullen bij mijn baas, hij zou het wel begrijpen. En met deze gedachte sleepte ik mijzelf naar boven, en ging ik in bed liggen. In mijn gedachten was ik al aan het plannen wat mijn acties hierna zouden zijn, hoe ik die stad alsnog kon veroveren morgen, of dat ik een andere stad zou proberen. Ook moest ik mijn defensie eens op peil zien te krijgen. Ik lag steeds maar te draaien in mijn bed. Ik wou slapen, maar het ging niet, mijn gedachten gingen steeds naar Grepolis. Uiteindelijk viel ik in slaap, veel later dan gepland, geplaagd door nachtmerries.

De baas begreep het niet. Oh nee, hij begreep er helemaal niets van. Hij kafferde me uit, schreeuwde dat ik eens volwassen moest worden, vroeg of er dan echt geen greintje verantwoordelijkheidsgevoel in mij zat. Zinnen als “Welke idioot speelt er nu op zijn 31e nog de hele dag spelletjes?!” kreeg ik op me af geslingerd. Één laatste kans had hij me gegeven. Morgen wou hij het artikel hebben, anders lag ik eruit.
Dit in mijn achterhoofd houdend begon ik die middag vol goede moed aan het artikel. Eerst maar een pakkende titel. Ik begon te denken. Al denkend liep ik naar de voorraadkast, en pakte een fles whisky eruit. Sterke drank hielp mij altijd aan inspiratie. Een half uur, en een hele fles, later was ik eruit. Ik liep terug naar mijn bureau, en tikte bovenaan mijn pagina “2015 was een goedlopend jaar voor podothe****uten”. Zo, die stond. Ik grinnikte even om mijn eigen woordgrap. Gezien ik nu toch al best wel wat werk had verricht, besloot ik dat even een korte Grepolis-pauze geen kwaad zou kunnen. Gewoon even checken, niets meer. En ja hoor, alles stond rood te knipperen. Inkomende aanvallen op drie steden, zeventien aanvallen in totaal. De speler van wie ik gisteren een stad had geprobeerd in te nemen, wou wraak. En zijn vriendjes deden zo te zien graag mee. Snel maakte ik een topic aan op het alliantieforum. Zin om dat standaard formuliertje in te vullen had ik niet, dat was altijd zo’n gedoe. Als ze wat wouden weten, dan vroegen ze dat maar gewoon. Ik was toch altijd online.
Ik was midden in het verdelen van mijn eigen defensie over mijn steden, toen ik plots een drukkende pijn in mijn borst voelde. Eigenlijk zou ik nu even rustig moeten gaan zitten. TV kijken, of iets dergelijks. Misschien wel een eindje wandelen. Het was heel lang geleden dat ik dat voor het laatst deed. Maar ik had er ook helemaal geen tijd voor. Net zoals nu. Ik zou nu achter mijn computer vandaan moeten gaan, maar dat kon ik me niet veroorloven. En dus ging ik verder met mijn volledige defensie werkende te krijgen. Er kwam echter helemaal geen help van mijn alliantie. Ik keek op het alliantieforum, en zocht het topic met de titel “HELP IK WORD OVERGENOMEN” op. Lang hoefde ik niet te zoeken, ik had het natuurlijk als belangrijk neergezet. Ik zuchtte diep. Het hele topic stond vol met vragen als welke godheid ik had, en welk level mijn muur was. Iedereen was dus gewoon online, maar er kwam geen ondersteuning. Ik voelde me verraden. Ik dacht dat een alliantie er was om elkaar te helpen. Nou, kennelijk niet dus. Kwaad zette ik een berichtje neer, met een hoop scheldwoorden erin, niet alleen naar de spelers zelf, maar ook naar hun moeders. En ondertussen kwamen die aanvallen steeds dichterbij. Ik raakte helemaal opgefokt. De pijn in mijn borst nam ook toe, en ik besloot toch heel even rustig op de bank te gaan zitten met een glaasje water. Een aspirine zou alles vast verhelpen. Ik hees mijzelf op uit mijn stoel, maar toen werd de pijn te hevig, en zakte ik terug in mijn stoel. Ik hapte nog een paar keer naar adem, en toen werd alles zwart.

Die avond klopte de huisbaas op de deur. Hij wou zijn huur hebben, schreeuwde hij door de deur. Hij wist dat ik thuis was, want hij hield altijd nauwlettend in de gaten wie er in en uit het gebouw liepen. Toen hij geen reactie kreeg, liep hij naar beneden om zijn reservesleutel van mijn kamer te halen. Hij maakte de deur open, en liep naar binnen, om daar mij in mijn bureaustoel te zien hangen. Schreeuwend dat ik wakker moest worden liep hij naar me toe. Hij schudde me door elkaar, maar kreeg geen reactie. Toen voelde hij aan mijn pols. Er was geen hartslag aanwezig. Op de achtergrond knipperde het scherm van Grepolis nog altijd rood.

Verhaal H
Op een zondagnamiddag in het dorpje Grepolis..

Iedereen was rustig aan het kijken in het theater hoe 2 gladiatoren tegen elkaar streden, er was niets aan de hand, het was een gewone wedstrijd waar weliswaar één van die twee gladiatoren dood ging. Maar dat was normaal in die stad; het was een traditie.

Toen de wedstrijd was afgelopen en de ene gladiator met trots terug naar zijn cel ging, sloeg het noodlot toe! Meer dan 10.000 soldaten bestormen de stad en plunderden alles wat ze konden vinden: zilvermijnen, steengroeves, houthakkers en zelfs de grotten met zilver. Alle dorpelingen wisten niet wat te doen, het enige dat ze konden doen was vluchten en alle sterke strijders bleven achter om het dorp te beschermen!

Ze gingen allen in de aanval. Eerst probeerden ze de vliegende mythe. eenheden te doden met behulp van de Cyclopen die in de stad leefden. Al de rest vielen de land troepen aan.
Alles verliep goed het dorpje Grepolis bleef bestaan, maar.. wat ze niet wisten was dat er nog enkele vuurschepen en Hydra's onderweg waren. Dus toen alles gered was en alle inwoners alles begonnen op te kuisen en te heropbouwen.. sloegen de vuurschepen toe, ze branden al snel alle birs kapot tot er niets meer van over bleef, niemand van de inwoners had het door dat ze ook nog via zee kwamen, toen plots een klein jongetje rook ik de verte opmerkte, hij ging naar die rookpluim naartoe toen hij plots.. een GIGANTISCH schip zag, hij rende zo snel als ie kon terug naar het dorp en riep heel luid: WE WORDEN AANGEVALLEN! WE WORDEN WEER AANGEVALLEN DOOR DIE SLECHTE MENSEN, ZE KOMEN NU VIA DE ZEE! de inwoners reageerde eerst niet omdat ze dachten dat het weer een grap was (het jongetje houd van grappen maken en daarom kent iedereen hem) Omdat het jongetje zag dat niemand reageerde, riep hij: ALS JULLIE MIJ TOCH NIET GELOVEN, KIJK DAN GINDER DAN ZIE JE DIE ROOKPLUIM! Alle inwoners keken en zagen de rookpluim. De paniek brak weer los.

Omdat we geen birs meer hadden omdat die gesloopt waren besloten ze met alle troepen die ze nog hadden aan te vallen, ze beklommen die reusachtige schepen en dode iedereen die op dat schip aanwezig was. Maar helaas verloren ze de strijd. De vijand liet een kolo landen in het dorp, na enkele uren was de stad verloren..

Alle inwoners varen nu op de zee met een vlootje, ze varen verder en verder de zee in...
Tot ze niet meer te zien zijn..

Einde

 

DeletedUser10470

Gast
Verhalen I t/m L
Verhaal I
Wat als grepolis echt een spel was

Op een magische dag in januari 2015 vroeg Zeus Hera ten huwelijk, Zeus had al een zoon uit een eerder huwelijk genaamd Hades, de bedoeling was dat Hera de bruiloft ging regelen aangezien zeus momenteel met andere dingen bezig was, waar die zowel mee bezig was wist Hera niet precies. Het enigste wat Hera wist is dat Zeus soms dagen achtereen in zijn kamertje zat, en als ze dan vroeg wat ie aan het doen was, kreeg ze het antwoord: Ik ben een standbeeld van Zeus aan het bouwen! Dit was vreemd van Hera aangezien ze nooit ook maar enig geluid van beitels, hamers of andere gereedschap hoorde!

Terwijl Hera de bruiloft aan het organiseren was, bleef zeus maar in zijn kamertje zitten.
Het enigste wat veranderd was, was zijn antwoord op de vraag: Wat ben je nu aan het doen daar, schat? Dit keer was zijn antwoord vort: Ik probeer het standbeeld van Zeus te slopen. Meer zei die niet, eten deed die 2 maal per dag vaker kwam hij niet uit zijn kamertje, zelfs niet om te slapen! Hera kon alles doen wat ze wou, want er was niemand die haar stopte, en aangezien Zeus multi-miljardair is was geld al helemaal geen probleem voor haar!

Na 2 maanden kon ze het gewoon niet meer aan om alleen in haar bed te liggen, en door al haar rijkdom had ze zo een minnaar gevonden: Poseidon, Ze hadden het gezellig samen en slapen kon gewoon bij Hera thuis, aangezien Zeus de hele tijd in zijn kamertje zit en Hades alleen in de weekenden naar huis mocht van zijn kostschool!

De volgende maand vroeg Poseidon of Hera bij hem wilde komen, Zo doende ging Hera naar zijn huis en begon Poseidon te vertellen: Hera, er is iets wat ik je echt moet vertellen, Zeus is een paar jaar geleden, nog voordat hij jouw had, vreemd gegaan met mijn toen tijdige vrouw, vorig jaar is ze overleden door een manticore aanval, ik weet zeker dat zeus hier achter zit! Maandenlang heb ik erover na gedacht hoe ik wraak op hem kon nemen, tot ik jouw bij de Griek een tzatziki achterover zag drukken, zo kwam ik op een fantastisch idee!

Op hetzelfde moment gebeurde er bij Zeus ook iets wonderlijks, hij rende zijn kamer uit om zijn vrouw te roepen: Schat, Schat, het is gelukt ik heb het standbeeld neer gehaald!
Maar hij kon Hera nergens vinden, hij vond alleen Hades die net met de taxi thuis was gebracht. Hij liet zijn zoon snel meekomen om te laten zien wat hij gedaan had, maar hades snapte het niet helemaal, dus besloot zeus hem een account te geven en hem alles te leren!

´S Avonds kwam Hera kwaad thuis van haar afspraak, ze riep zeus direct en wou precies weten wat hij vroeger wel niet had gedaan! Zeus legde alles uit, dat hij niet wist dat Artemis getrouwd was met Poseidon enz. Uiteindelijk vroeg hij aan Hera hoe ze er achter was gekomen, Hera schrok zich rot van deze vraag en probeerde zich eraf te maken met een grap, maar Zeus had haar direct door en vroeg: Hij heeft het je verteld he? Met een zachte stem kwam er een ja uit Hera´s mond....

Op dat moment kwam Hades de kamer binnen en riep: Papaa, het spelletje doet het niet meer, Zeus vergat direct alles en rende naar zijn kamer toe, en toen kreeg ie de schok van zijn leven, op het beeld stond een melding, een vreselijke melding: Je account is geblokkeerd, Reden: Multi-accounting, Zeus werd kwaad op zichzelf maar nog kwader op Hades zich direct weg maande!

Hera zat op dat moment al in de Porsche om te ontsnappen aan Zeu, ze zag Hades doodsbang naar buiten rennen en liet hem snel in de auto, direct daarna scheurden ze weg!

Weg van Zeus maar nog belangrijker, Weg van Grepolis!

Einde.

Verhaal J
Joey keek om zich heen. Hij moest snel een verstop plek zien te vinden voordat de handelaar terug kwam. Hij woonde al jaren in Zakros. Jarenlang op hetzelfde saaie eiland. Hij wou weg uit de stad, weg van het eiland, avonturen beleven.
Joey was nog maar net 11 geworden. Echter had hij daar niet veel plezier van gehad. Hij moest al jarenlang voor zichzelf zorgen. Zijn moeder stierf tijdens de zwangerschap van haar tweede kind. Haar kind ging ook dood. Joey's vader zat in het leger en trok de hele wereld over, denkt hij. Hij weet niet of zijn vader nog leeft of niet.

Joey zag opeens een plekje tussen de stapel stenen en hout. Daar kon hij zich mooi verstoppen. Het was iets na etenstijd toen de handelaar eindelijk terug kwam. Hij gaf een paar commando's aan zijn meegekomen scheepsmannen en het schip vertrok. Joey had in de tussentijd een paar ratten weten te vangen. Hij haalde de huid eraf en de botten eruit en begon te eten. Hij kon ze niet koken, want dan zou het hele schip in de fik vliegen. Hij had wel vaker rauwe ratten gegeten, de smaak went snel. Toen het schip eenmaal vertrokken was viel hij inslaap.

Een paar uur later werd hij wakker door stemmen in de voorraad kamer. Dezelfde kamer als waar hij lag! Het waren de kapitein en de handelaar die samen de handelswaar inspecteerden. Veel kon Joey niet horen, maar wel waar ze heen gingen. Hij hoorde de kapitein zeggen dat ze van koers moesten veranderen. Dit omdat ze daarnet een hele vloot schepen tegen kwamen, vluchtend uit de eindbestemming. Schijnbaar was de eigenaar gestorven in een van de gevechten.
Hij hoorde de kapitein ook zeggen dat hij nog wel een haven, niet ver van hier, wist waar ze konden aanmeren. Toen Joey dat hoorde schrok hij op van geluk. Dat betekent een nieuw thuis voor mij!
In zijn enthousiasme stoot Joey per ongeluk een stapel hout om. De handelaar ziet hem meteen en zegt:'volgens mij hebben we een verstekeling'.
Snel pakt Joey een steen en gooit hem tegen de kapitein aan. Hij maakt gebruik van het moment van verwarring en vlucht naar het bovendek. Nu moet hij snel zijn, de mensen ontwijken en de kortste weg naar zee pakken. Hij zag aan zijn rechterzijde een eiland. Het moest lukken om daarnaar toe te kunnen zwemmen. Hij rent naar de rechterkant als hij opeens wordt omsingeld door een stuk of 10 hoplieten. Op dat moment realiseerd hij zich dat hij met een van hun zou moeten vechten. Hij zal er een moeten uitdagen.

Joey:'echt heel eerlijk 10 bewapende mannen tegen een weerloos jochie'.
De hoplieten lachen. 'Dus jij wilt tegen een van ons vechten, haha'.
Joey:'ja, mij is altijd geleerd dat ik strijdend ten onder hoor te gaan'.
De grootste hopliet stapt naar voren. Hij is vermoedelijk de leider. 'Dan zul je ook strijdend ten ondergaan tegen mij, haha. Iemand geef hem een wapen'.
Joey kreeg een veel te grote en zware speer in zijn hand. Dit was over duidelijk geen werpspeer. Hij wist dat hij zou sterven, maar hij hoopte op een wonder. Dat hij zou kunnen ontsnappen en in zee zou kunnen duiken. Of dat de machtige Poseidon een vloedgolf op dit schip zou slaan.

Het gevecht was begonnen. Hij had wel een paar gevechtstechnieken van zijn vader geleerd, maar dat was met een zwaard. De hopliet kwam op hem af, hij leek het gevecht niet heel serieus te nemen. Dit was het moment dacht Joey op hem te ontwapenen. Eerst een flinke stoot tegen het wapen. Vervolgens draai je een rondje om het wapen en aan het eind van het rondje duw je het wapen weg.
Het klinkt zo simpel. Echter werkte het niet. Het enige voordeel was dat zijn tegenstander nu een klein sneetje had in zijn hand. Hij had geleerd dat bloed verlies de vijand trager maakte en wonden zwakker. Daar moest hij zich dus op focussen.
De hopliet stormde naar voren. Joey wist dat als hij niets zou doen hij tegen hem aan zou botsen. Op het allerlaatste moment rolde hij opzij en stak zijn speer in de hopliet. Hij ging dwars door zijn buik en liet de hopliet langzaam sterven. Joey wist dat hij nu weg moest, voordat hij vermoordt werd. De ruimte naar zee lag open en hij dook in het water. Weg van het komende bloedbad.

Joey spoelt aan op een mooi wit strand. Het is een klein strand dat meteen overgaat in bos. Er staat een grote berg op het eiland dat er zeer onbewoond uit ziet. Hij moet naar de bergen toe, want het strand stopt door een inham. Joey hoopt daar een van de bergpaden te kunnen vinden om zo de weg naar een stad te pakken te krijgen. Joey liep omhoog en vindt de weg naar een stad. Hij moest een paar keer wegduiken voor een paar ruiters, maar verder verliep de reis rustig. Hij stelt een plan op tijdens zijn reis. Eerst gaat hij opzoek naar werk. Vervolgens opzoek naar onderdak. En als hij genoeg geldt heeft koopt hij een boerderij en gaat studeren.

Werk vindt hij snel in een badhuis. Het is net nieuw in de stad en ook zeer groot. Het badhuis was een cadeau van een rijk edelman aan zijn dochter. Zijn eerste dag was meteen een zware. Handdoeken heen en weer dragen, olie insmeren, water koken, water halen en nog veel meer zware klusjes. Gelukkig voor hem houdt de eigenares vandaag een groots openingsfeest. Hij is daarvoor uitgenodigd en gezien zijn inzet van vandaag hoeft hij niet te werken.
Eenmaal op het feest is het zeer druk, iedereen is uitgenodigd. Er was drank in overvloed, de beste muziekkanten waren aanwezig en er was heel veel eten. Met deze omstandigheden kon hij toch makkelijk aan onderdak komen?
Hij wist alleen niet of de mensen hem zouden praten. Hij wordt ook door de meeste genegeerd, op een iemand na. Toen hij wat te drinken ging halen raakte hij aan de praat met een meisje. Aimée heette ze. Ze had een rijke familie in Gallia en woonde bij haar oom net buiten deze stad. Ze was een jaar ouder dan hij en zag er prachtig uit. Haar goudkleurige krullen die tot net over haar schouder vielen maakte haar helemaal perfect. Je kon zien dat ze regelmatig bewoog aan haar slanke figuur. Hij voelde meteen dat het goed zat en naar een paar glazen wijn vroeg hij haar of die bij haar kon overnachten. Dat mocht van haar. Eigenlijk mocht ze dat niet bepalen zei ze, maar aangezien haar oom op handelsreis was besloot zei.

Eenmaal aangekomen op bij haar thuis zag hij hoe groot land ze bezat. honderden hectaren land stonden vol met graan. Aangezien alleen haar bed was opgemaakt stond ze erop dat hij bij haar in bed zou slapen. Toen hij zijn spullen ging pakken merkte hij dat hij een raar gevoel had. Het was net als buikpijn, maar dan niet stekend. Het was alsof er Grieks vuur in hem brandde, maar dan zonder de pijn. Sterker nog, hij vond het wel fijn.

Toen hij in haar bed lag kreeg hij een vreemde droom. Hij zag hem en haar zoenend op het strand waar hij was aangespoeld. Zijn vader had dit gevoel ook wel eens omschreven. Hij noemde het verliefdheid of zoiets. Hij werd met een schrik wakker uit zijn droom toen Aimée langs hem kwam liggen. Hij kreeg meteen de neiging tot aanraking. Haar zachte huid strelen, haar haar voelen, haar omhelzen. Haar schattige lippen raken. Schattig is misschien niet het juiste woord. Je zag er ook pit in. Hij wilde haar omhelzen, vertellen hoeveel hij van haar hield en s'werelds beste verzen opdragen aan haar. Hij was niet goed in dichten, maar het kwam zo uit hem:

Als ik naar jouw kijk, dan gaat mij hart veels te snel,
veels te snel ben ik verliefd op jouw geworden,
veels te snel wil ik je strelen, zoenen en voelen.
Lijden zal ik voor jou willen,
al is het maar om je even te kunnen zeggen hoeveel ik van je hou.
Aimée, ik wil je als mijn vrouw.

Aimée wist niet wat te zeggen. Ze keek hem eens aan en dacht:'hoe heb ik ooit zo snel verliefd kunnen raken op een rondzwervend jochie'. In plaats van zeggen wat ze wou, namelijk ja, zei ze dat haar oom dat vast niet goed vond. Joey zei daarop:'laat jij jouw keuzes maken door iemand die een man voor je zoekt waar hij voordeel aan heeft'?
Aimée:'je hebt gelijk, dat heb ik te lang gedaan. Mijn antwoord is ja'.

Ze zoende hem tot ze niet meer konden. Het was alsof Zeus haar lippen bleef bekogelen met bliksem, de tintelingen wouden niet stoppen, totdat haar lippen helemaal paars zagen en ze geen gevoel meer in haar lippen had. Toen zei Joey:'ik zocht avontuur en ik vond jou. Het beste avontuur dat ik ooit zou kunnen vinden'. Na die paar magische woorden vielen ze in slaap.

Verhaal K
De weddenschap der goden.

Het begon allemaal in een klein dorpje van Grepolis genaamd Charklyos. Een dappere inwoner daagde de goden voor een weddenschap, Als hij won zou hij zelf mogen bepalen wanneer hij zou mogen sterven. Maar de meningen over de goden waren verdeeld. Sommige van hun waren akkoord en anderen niet. Na lang nadenken gooide ze het op een akkoordje en de goden aanvaardde de weddenschap. De weddenschap hield in dat elke god een stad zou mogen kiezen, en daarmee proberen Charklyos aan te vallen. Faalden ze allemaal dan had hij gewonnen. Verloren ze dan mocht hij eeuwig blijven leven. Wonnen ze mochten ze de stad vernietigen en veranderen in een spookstad. iedereen koos een stad. Athene pakte Athene, Zeus koos voor Sparta, Hera nam Delphi , Poseidon Argos en als laatste koos Artemis Nemea. Hades werkte tegen en zei:" ik ga de stad verdedigen. Jullie mogen hem zelfs allemaal tegelijkertijd aanvallen. Winnen jullie dan word zijn ziel niet alleen naar het diepst en ergste van de onderwereld maar zal ik Hades drie jaar lang rond de kerstperiode niemands ziel afnemen. En zo ontstond de eerste alliantie tussen steden. Hun doel de machtigste alliantie van alle zeeën te worden. Terwijl Hera en Athene volop bezig waren in het bereiden van nieuwe onderzoeken bloeide de stad van Poseidon in de economie. De stad was met een zeer rijke bodem en handelaars kwamen van overal zelfs Fenecië. Ondertussen werden er in Sparta en Nemea plannen gesmeden en krijgers getraind. En zo weken aan een stuk, ondertussen bereidden Hades en de man plannen in Charklyos. Er werd ruzie gemaakt over de valstrikken en als Hades boos was moesten er offers worden gebracht. Tot er plots een gigantische bliksemstraal op de Olympos. Dat was het beginteken en alle goden moesten eerst verzamelen op de Olymposberg. "Even herhalen":zei Zeus. We mogen er zelf niet tussenkomen maar we mogen wel onze krachten gebruiken om te helpen. Natuurlijk was Hades van plan om vals te spelen. Hij wou natuurlijk niet verliezen. En zo begon een langdurende oorlog. Godsgezanten en strijdwagens vielen als eersten aan. En ze wonnen toen vielen ze met katapulten aan maar dat viel fout af omdat valstrik 1 in actie schoot. Er gebeurde iets dat leek op een aardbeving. Ze hadden simpelweg onstabiele tunnels gebouwd rond stad. Waardoor de zware katapulten de grond inzakten. Zeus werd boos en begon bliksemschichten op de stadsmuren te gooien. Er ontstond een groot gat in de zuidelijk muur. De inwoners van Charklyos zagen hun kans om hun boogschutters in te zetten. En ze maakten van het moment gebruikt om een tegenaanval in te zetten. Maar dat liep slecht af voor Charklyos want de sterke hoplieten van Sparta stonden klaar en vingen de pijlen op met hun schilden. Het was al 2-1 voor de anderen. En Hades begon het verliezen van de weddenschap aan te voelen dus begon hij aan plan B. Het herrijzen van alle doden die waren gevallen deze strijd om ze tegen hun te gebruiken helaas hadden de andere goden die voorzien en een grote golf spoelde de ze allemaal weg. En stilletjes aan kwamen de troepen uit de eerste alliantie ooit dichterbij. Hades werd kwaad en was niet van plan om te verliezen. Dus vermomde hij zich als soldaat en vocht hij mee. Hij maakte veel doden. Helaas werd hij betrapt door Odyseus. Odyseus vertelde het Poseidon die het dan doorvertelde aan Zeus. Die was niet echt blij en hij riep:"Hades jij speelt vals en je weet dat niet mag en dus heb jij de weddenschap verloren. Helaas voor de dappere strijders uit Charklyos maar al hun zielen worden verbannen naar de onderwereld. Een grote welgemikte bliksemschicht van Zeus vernietigde bijna alles in de stad en stilletjes aan stroomde alle zielen van iedereen uit Charklyos de poorten de van de onderwereld binnen. Na een paar uur was de stad een verlaten spookstad. Sommige helden bleven er achter om zeker te zijn dat struikrovers de kostbare grondstoffen zouden komen stelen. En Hades moest zich aan zijn woord houden. Hij mocht een paar jaar met Kerstmis niemand doden. En de andere steden die vonden dat alliantie ding van de goden best leuk en bleven ook een groep. Ze ondersteunde elkaar in aanvallen en verdedigingen. En zo eindigt het verhaal over de weddenschap der goden. Het verhaal hoe de eerste alliantie ontstond en het verhaal dat verklaart waarom Hades met kerst een soort pauze neemt.

Verhaal L
Het was eindelijk zover. Kram--commandant van het zevende gezemel, trotseerder van de grootste pezewevers, kapitein der jankerds (... en fin, je snapt het)--mocht eindelijk zijn eerste stadje stichten. Hij was recentelijk gekroond als keizer Kram Jankilius de vijfde, dus nu werd het tijd dat hij zijn eigen imperium kreeg.
Enthousiast sprong hij in het rond toen er uit het niks een klein dorpje op zijn eiland verscheen. Als een ervaren stedenbouwer zette hij meteen alle mijnen aan, oh wat zou zijn keizerrijk groots worden. "Stad van Kram" werd al snel "Carthago", vernoemd naar de grootse Griekse stad waar Kram zo fan van was.

Het was nog geen uur later of Kram had al een flink stadje weggezet. Gezien zijn status, had hij genoeg goudstukken om binnen een paar uur al zijn eerste kolo te kunnen bouwen. Stuk voor stuk stormde hij door de eilandopdrachten heen, maar zodra zijn kolo in de bouwrij stond, bleef er een beginnersopdracht knipperen. Dat was de opdracht die er al sinds het begin stond, de opdracht waarin stond dat hij lid moest worden van een alliantie. Kram de Verschrikkelijke was echter niet zo iemand die graag (of goed) met anderen omgaat.

Na nog een paar minuten wachten, verscheen er plotseling een schip aan zijn haven. Bang dat het een vijand was, rende Kram snel met zijn leger richting de boot.
"Wacht, wacht!" De getinte jongeman hield zijn handen omhoog en wenkte half naar zijn goederen, "Ik ben Kroelius, de Fenicische handelaar. Ik breng je edele krijgers uit verre landen en bied je goederen tegen uitstekende prijzen!"
"Scheer je weg, Kroelius! Ik koop alleen van blanke mensen!" Kram was een racist, vandaar zijn bijnaam "de Verschrikkelijke". Hij terroriseerde de lagere landen en vanwege zijn status daar, werd hij verbannen. Vandaar dat hij nu een nieuw bestaan moest opbouwen.

Kroelius fronste naar Kram, verontwaardigd dat hij deze eeuw nog zulke uitspraken deed. Hij keek naar de blinkende plaatjes in de hoek van Krams stad, waarna hij lachte, "Veel succes met het vinden van een alliantie, zelfs Koning Ferbakkius Lyvus de Grote zou geen vrienden met jou willen zijn!"
"Wacht, Ferbakkius wie?!" Kram schreeuwde hem na, maar de handelaar was net zo snel verdwenen als dat hij aan kwam. 'Hmm, Ferbakkius...', dacht Kram, 'Als zelfs hij niet in dezelfde alliantie zou willen zitten, hè...'

De volgende dag trok Kram in een mooi pakje richting Koning Ferbakkius, een bloemetje in zijn hand. Eenmaal aangekomen, keek hij naar de bebaarde koning die trots op zijn troon zat.
"Oh grote Ferbakkius Lyvus, wilt gij mijn alliantiegenoot zijn?"
"'t Is Koning Ferbakkius Lyvus de Grote, machaal." De koning keek verontwaardigd op, waarna hij opeens grijnsde, "Nee grapje, lekkertje. Kom maar, hoor."
En zo had Kram toch eindelijk de beginnersopdrachten voltooid.

Binnen drie dagen had Kram al vijf steden, verspreid over drie eilanden en geweldig uitgebouwd. Koning Ferbakkius zat echt nog steeds op zijn troon, niets te doen. Hij had drie steden, waarvan er eentje gesticht was (de andere was door Kram gecleard) en het leek er niet op dat hij nog veel zou doen.
"Ferbakkius, ga jij nog iets doen deze week?", vroeg Kram, boos dat hij in zijn eentje meer succes boekte dan met Ferbakkius erbij. De koning leek het echter niks te schelen, hij haalde zijn schouders op, "Nou, dan ga ik toch gewoon, lol."
Voordat Kram het wist, drukte zijn trouwe alliantiegenoot op reset en veranderde het dorp voor zijn neus in een spookstad.
"Jeetjemineetje," zei Kram. Nu hij zoveel steden had, kon hij eigenlijk niet meer alleen aan het werk.

Gelukkig kreeg Kram de volgende dag al een uitnodiging van de plaatselijke massa-alliantie 'Team Modius'. Zij waren de grootste alliantie in zijn oceaan en desondanks de massa, wisten ze zich toch goed stand te houden. De laatste keren waren er veel stoppers, dus wellicht kon Kram daar ook nog wat van mee pikken.
De alliantieleider, Cronos, stuurde hem een welkomsberichtje en vroeg hem om sportief te zijn, waarop Kram natuurlijk ja antwoordde.

De eerste weken ging het ook goed in Team Modius, sans voor het feit dat er random mensen leken te stoppen. Mensen die veel eerder gewoon enthousiast meespeelden. In eerste instantie nam Kram hier zijn voordeel uit en nam hij alles over wat hij kon pakken. Binnen no-time werd hij een grote speler en eigenlijk had hij wel zin om over te stappen naar een vriendelijke, kleine alliantie.
Cronos beloofde hem alleen nog meer steden en nog meer GP, waardoor Kram niet weg wilde gaan. Hij bleef van de verboden vrucht snoepen, maar hoe meer nieuwe spelers er binnen kwamen, hoe meer er opeens leken te stoppen.

Kram vond dit raar en wist een van de spelers buiten het spel te bereiken, waarna hij vroeg wat er aan de hand was.
"Samu'il, waarom ben jij gestopt?"
"Wahed, wahed, sahbi!" De speler reageerde geagiteerd, "Wollah Cronos begon mij gewoon te internen enzo. Ik mocht niks terugdoen en al mijn reacties werden verwijderd!"
"Wow echt?"
Het duurde ook niet lang, voordat Kram erachter kwam dat Cronos ook al een kolo onderweg had naar zijn dorpjes. Geschrokken dodgede Kram de clears en wist hij de kolo's te blokken, maar het had geen zin.

De volgende dagen werd hij geteisterd door zowel Cronos als al zijn IRL vriendjes die meespeelden in zijn alliantie. Op het forum stond dat Kram wilde stoppen vanwege problemen IRL en dat soms het zoontje van hem op het account zat en dus rare dingen zei via PM. Hierdoor kon Kram tegen niemand zeggen dat hij tegen zijn wil van de wereld werd verwijderd.
Het duurde maar vier dagen voordat hij niet meer in zijn laatste stad kon komen. Er was nog een optie om opnieuw te beginnen, maar het was te laat.
Kram was door zijn eigen blindheid van de wereld gegooid.
 

DeletedUser10470

Gast
Verhalen M t/m O
Verhaal M
Opbloeiende liefde in Rhethymnos

Zeus lag in een rare houding op het bed van zijn sterfelijke minnares en zuchtte geïrriteerd. Zijn broer, Hades, maakte mentaal contact met hem en stak weer een lang pleidooi af over het uitroeien van de top drie allianties op het door Zeus' gecreëerde spel, Grepolis. De naam Grepolis is ontstaan door samensmelting van ‘Griekenland’ en Olympus, de berg van de Goden. Grepolis is een oorlogsspel waarin tactiek, samenwerking en plezier hoog in het vaandel staan. Een speler sticht een stad in het oude Griekenland en bouwt deze stad zoveel mogelijk uit. Op een bepaald punt kun je andere steden overnemen, andere spelers verslaan en zo hoger in de rang terecht komen. Op een gegeven moment dien je samen te werken om verder te komen. Enfin, enkele spelers zijn goed, meer dan goed zelfs, en dat kan Hades niet uitstaan. Dit is niet de eerste keer dat zijn broer een preek afsteekt over het spel.
“Broer, luister even naar me”, zond hij zijn mentale gedachte uit naar Hades, maar Hades luisterde niet en bulderde verder. Zeus sloot zijn ogen en zette zijn mentale krachten uit. Alleen een oppergod had deze gave en kon dit doen. Aangezien hij de enige oppergod was, kon hij doen wat hij wilde. Een grijns verscheen om zijn lippen toen hij bedacht hoe Hades er nu uit moest zien.

Hij draaide zich op zijn zij en keek naar Livia, zijn sterfelijke minnares. Ze was diep in slaap, wat niet zo gek was na hun ruige spel van een aantal uur terug. Goden sliepen niet, waren nooit moe en hadden nooit honger of dorst. Goden hoefden enkel eens in de maand te eten van Ambrosia om hun krachten optimaal te behouden. Rauwe menselijke emoties en/of behoeften waren vreemd voor hen. De Lotsgodinnen, de godinnen die alles hebben ‘geschapen’, hadden een wreed gevoel voor humor. De lotsgodinnen waren vier zusters die gingen over al het leven en dood in de menselijke wereld en de Godenwereld. Hij streelde de haren van Livia en flitste toen terug naar Olympus.
Hij opende met een handgebaar de deuren en liep naar binnen. Hera keek verveeld naar hem op en Zeus zag een flits van woede over haar gezicht trekken. Ze sloeg haar benen zedig over elkaar, bleef hem aankijken maar hield haar mond. Ze wist wel beter dan hem tegen te spreken of erger nog, te berispen voor zijn buitenechtelijk gedrag. Hera is een goede vrouw, ze had hem veel kinderen geschonken, maar ze kan hem niet meer behagen in bed. Zeus verlangde naar menselijke warmte en zoog diens emoties in hem op, gezien zijn gebrek eraan was het de laatste tijd een obsessie geworden om dit te doen. Hera wist wat hij deed wanneer hij niet op Olympus was en ze moest er maar mee leren leven. Zij had nou eenmaal geen behoefte aan menselijk contact. Hij liep op de kleine ronde tafel af, waar de ambrosia klaarstond en at ervan. Hij voelde zijn krachten direct toenemen.
De deur vloog open en Hades stoof naar binnen. “Hoe durf je je krachten uit te schakelen als je bij die menselijke teef bent!”, schreeuwde hij. Hera grijnsde gemeen bij die opmerking. Zeus voelde zijn woede onbeheersbaar opvlammen bij die belediging. Zijn ogen kleurden zilverrood en zijn staf verscheen in zijn hand. “Waag het niet om haar te beledigen in mijn bijzijn broer. Je weet hoe ik denk over het beledigen van mensen of Goden achter hun rug om”. De lucht knetterde en vonkte om hen heen. Hades had zichtbaar moeite zich in te houden, slikte maar ging verstandig over op het onderwerp ter discussie: Grepolis. Op dit moment speelde Zeus op de wereld Rhethymnos.

“Ik wil die top-alliantie uitroeien en je weet waarom. Die naam alleen al. De arrogantie is verschrikkelijk” grauwde Hades. Zeus wist inderdaad waarom want Hades vond alles arrogant als het niet naar hem neeg maar hij vond Edelmoedigheid juist een sterke alliantie. De naam vond hij ook wel leuk gevonden eigenlijk en het paste bij de spelers.
“Wat is er mis met Edelmoedigheid broer? Er zitten goede spelers, ze voeren rechtvaardig oorlog, nemen over en veroveren op dit moment grotendeels oceaan 44. Elke andere alliantie heeft last van hen. Ik zou zeggen dat ze het goed doen en eerlijk, dan mag je ook over een zekere mate van arrogantie beschikken”.
Hades zuchtte gefrustreerd. “Ze gebruiken mijn gunsten te weinig en ze gebruiken teveel goud. Die ***** Artemis is de heks met de meeste gunsten daar. Ik heb haar er zelfs over horen opscheppen tegen Dionysus.
Zeus onderbrak hem. “Pas op je woorden broer. Schelden is in Olympus niet toegestaan. Daarnaast is dat meer iets voor de mensheid, net als hebzucht, en ik proef een grote mate van hebzucht bij jou.”
Hades keek hem aan. “Ik wil dat je Edelmoedigheid vernietigd”. Zeus schoot in de lach. “Ben je nu serieus? Want dat ga ik niet doen. Het spel gaat prima en ik hoef nergens in te grijpen. Laat het op zijn beloop broertje. Daarnaast, er is niks mis met goud gebruik. Het komt voor bij veel allianties in de top 10, niet alleen Edelmoedigheid”. Hij stuurde Hades met een handgebaar weg, terug naar de hel waar hij vandaan was gekomen. Hij en zijn twee broers, Hades en Poseidon, hadden ieder een deel gekregen waarover zij heersten. Poseidon heerste over de zee en al zijn wezens, Hades over de onderwereld en diens wezens en Zeus heerste over de rest.
Hades sloeg met zijn vuist op tafel. Zijn broer had hem gewoon met een handgebaar weggewuifd, alsof hij niks meer was dan een pluisje op zijn schild. Hij zou wel iets verzinnen om dit spel naar zijn hand te zetten, dat moest! Er ging hem een lichtje op: hij zou zelf een account aanmaken en beginnen met spelen. Zo geschiedde. Zijn accountnaam werd GodenzoonH. Hades grijnsde, als God had je onbeperkt toegang tot goud. Eenmaal ingelogd op de server Rhethymnos kreeg hij een stad toegewezen tussen Unit- en Edelmoedigheidspelers. Met behulp van de .. groeide zijn stad al snel en werd hij gevraagd om zich te voegen bij een kleinere alliantie. Hades wist dat hij nu nooit kans zou krijgen bij de grotere allianties en nam het aanbod aan. Hij groeide gestaag en probeerde via pm-contact (private-message) in het gering te komen bij de grotere spelers. Na verloop van tijd lukte dit en kwam hij in aanraking met AuroraSky.
AuroraSky was een relatief grote speler met twaalf steden. Hades kwam erachter dat AuroraSky een meisje is van 22 jaar en speelt bij de alliantie Edelmoedigheid. De meeste spelers bij Edelmoedigheid zijn groter maar AuroraSky heeft zakelijk inzicht en heeft een leidinggevende functie binnen de alliantie. Precies wat hij nodig had om daar te infiltreren. De gesprekken werden na verloop van tijd persoonlijker en de berichten werden langer. Hades kwam erachter dat AuroraSky, die tot dusver weigert te vertellen hoe zij echt heet, een slechte band heeft met haar ouders en haar ontspanning zoekt in andere dingen, waaronder Grepolis. Hades vond het niet erg dat ze weigerde te vertellen wie ze echt was, dan hoefde hij dat ook niet te doen. Hij en AuroraSky hadden nu al enkele weken actief contact. Hoe langer en meer ze praatten, hoe nieuwsgieriger hij werd naar de persoon achter het account.
Woensdag 18 december 2013 om 17.24 uur: mag ik je iets persoonlijks vragen? - GodenzoonH
Woensdag 18 december 2013 om 17.52 uur: dat mag.. - AuroraSky
Woensdag 18 december 2013 om 18.02 uur: ik vroeg me af of je een vriend hebt? – GodenzoonH
Woensdag 18 december 2013 om 18.25 uur: waarom wil je dat weten? – AuroraSky
Woensdag 18 december 2013 om 18.46 uur: waarom wil je het me niet vertellen? – GodenzoonH
Woensdag 18 december 2013 om 20.36 uur: ben je boos? – GodenzoonH
Woensdag 18 december 2013 om 21.50 uur: je hoeft niet te antwoorden als je dat niet wilt – GodenzoonH
Woensdag 18 december 2013 om 22.36 uur: ik.. ik antwoordde niet omdat ik wil dat jij mijn vriend bent; maar het is raar dat ik dat wil – AuroraSky
Hades keek naar zijn scherm en las het zinnetje nu al enkele keren achter elkaar. Hij kreeg het warm en koud tegelijk. Hij had nooit kunnen vermoeden dat AuroraSky zou happen maar sterker nog, hij had nooit verwacht dat hij het zo fijn zou vinden dat ze dat deed. Bedoelde ze dit vriendschappelijk of voor meer? Meer kon niet in zijn wereld. Snel tikte hij een bericht terug.
Donderdag 19 december 2013 om 01.53 uur: we zijn vrienden, dat is al een feit. Hoe gaat het met je vandaag? – GodenzoonH
Donderdag 19 december 2013 om 09.23 uur: wat was je nog laat op! Kon je niet slapen? Het gaat redelijk. Ik heb een mindere dag vandaag, nogal down. Hoe gaat het met jou? Moet nu naar school. Spreek je vanavond! X AuroraSky
Donderdag 19 december 2013 om 14.05 uur: ik slaap altijd slecht. Kan ik iets doen om je beter te doen voelen? Succes op school. X GodenzoonH
Donderdag 19 december 2013 om 17.35 uur: ik moest een presentatie geven en ik had als onderwerp gekozen voor de godenwereld en de verhoudingen tussen de verschillende Goden en het leven destijds. De presentatie ging goed, ik kreeg een 9, maar de leerlingen vonden het onderwerp niet interessant en maakten me belachelijk achteraf. Gelukkig heb ik jou om mijn dag op te vrolijken. Wat heb je gedaan vandaag? Moest je werken? X AuroraSky
Donderdag 19 december 2013 om 20.15 uur: ik kan me niet voorstellen dat iemand jou uitlacht. Je bent lief. Over Goden he.. wie is je favoriete God of Godin en waarom? Ik heb gewerkt vandaag. X GodenzoonH
Donderdag 19 december 2013 om 22.00 uur: mijn keuze is wellicht wat verrassend maar mijn favoriete God is Hades. Hades is, volgens de verhalen, de meest gehate God en hij jaagt iedereen op stang. Hij heerst over de onderwereld en zijn volgelingen zijn al net zo wreed als hij zelf. Geen van de Goden en/of Godinnen wil eigenlijk iets met hem te maken hebben. - AuroraSky
Donderdag 19 december 2013 om 22.06 uur: waarom heb je voor Hades gekozen? – GodenzoonH
Donderdag 19 december 2013 om 23.18 uur: sorry voor mijn late antwoord, er was iemand die hulp nodig had in verband met een opstand fase twee. Ik heb voor Hades gekozen omdat ik veel van hem in mezelf herken en eigenlijk weet dat hij diep van binnen lief kan zijn. Ik aanbid hem in al mijn steden. – AuroraSky

Hades had moeite om zijn gezicht in een plooi te houden. Hij lief? Pff, nou moe! Hij wist niet wat hij moest reageren en sloot daarom de pc maar af. Hij stond op en begon te ijsberen. De woorden van AuroraSky bleven hem achtervolgen. Werd hij slap? Begon hij in te kakken? Misschien wel. Het hele plan was om AuroraSky zover te krijgen dat ze hem toe liet bij Edelmoedigheid. Nu interesseerde hem dat zelfs niet meer. Heel Grepolis interesseerde hem niet, alleen AuroraSky vond hij nog belangrijk. Dat besef zette zijn wereld op zijn kop want hij kon nooit iets met haar beginnen. Ze was een sterveling en hij was niet zo’n slappeling als zijn broer. Als hij zou kiezen voor een vrouw dan zou hij bij haar blijven en haar trouw zijn, en de vrouw in kwestie moest in zijn wereld leven. Waarom kon hij niet verliefd worden op een leuke nimf? Hij zuchtte.

Vrijdag 20 december 2013 om 05.40 uur: misschien is het beter als we elkaar niet meer spreken op deze manier. Ik heb namelijk gevoelens voor je die verdergaan dan alleen vriendschappelijk. – GodenzoonH
Vrijdag 20 december 2013 om 07.25 uur: dit komt onverwacht. Ik wil niet stoppen en ik heb het gevoel dat jij dit ook niet wilt. De gevoelens zijn wederzijds en ook ik weet niet wat ik hiermee moet. Het is voor mij niet mogelijk om iets met jou te beginnen. X AuroraSky
Vrijdag 20 december 2013 om 09.14 uur: het zou buitengewoon onverstandig zijn om iets te beginnen met elkaar. X GodenzoonH

Twee weken later

Zondag 3 januari 2014 om 17.03 uur: ik mis je.. heb je een fijn nieuwjaar gevierd? – GodenzoonH
Zondag 3 januari 2014 om 20.34 uur: ik had mijn nieuwjaar liever met jou gevierd. Help me nog eens herinneren waarom wij niet samen zijn? Ik ben de redenen namelijk vergeten. – AuroraSky
Zeus had al een tijdje door dat Hades meespeelde met een account op Grepolis en ook was hij op de hoogte van het contact met AuroraSky. Zijn broer had dus ook last van menselijke emoties. Echter, Zeus wist wie AuroraSky was en zijn broer niet. Hades zou er niet blij mee zijn. Hij was ook niet van plan om zijn broer hiervan op de hoogte te stellen. Dit moest hij zelf maar onder ogen zien, maar dat het een verrassing zal zijn is zeker.
Zondag 3 januari 2014 om 22.04 uur: ik weet de redenen ook niet meer. Maar begrijp wel AuroraSky dat als we dit doorzetten niks meer hetzelfde zal zijn. Ik wil je zien. – GodenzoonH
Hades dook in elkaar toen hij op verzenden drukte. Zijn nieuwsgierigheid naar zijn chatpartner liep de spuigaten uit. Hij kon niemand meenemen naar zijn onderkomen en hij kon zelf niet langer dan 24 uur in de menselijke wereld verblijven. Dit was gedoemd om te mislukken maar toch wilde hij het proberen. Hoe moest hij haar uitleggen dat hij een God was? Ze zou hem vierkant uitlachen.
Hij begon zich zorgen te maken want hij ontving geen antwoord meer van AuroraSky. De dagen verstreken traag.

Donderdag 7 januari 2014 om 10.00 uur: ik wil jou ook zien. Maar ik moet je wel iets vertellen. Daarom duurde mijn antwoord langer want het valt me zwaar. – AuroraSky
Donderdag 7 januari 2014 om 10.10 uur: ik moet jou ook iets vertellen en je moet me beloven dat je niet schrikt en wat ik je vertel dient strikt geheim te blijven. Ik.. Ik ben.. een God. Mijn volledige naam is Hades, God van de onderwereld en het dodenrijk. – GodenzoonH

Hades hield zijn adem in en wachtte op haar antwoord.
Haar antwoord volgde vrijwel direct.

Donderdag 7 januari 2014 om 10.12 uur: ik ben een Godin en ik heet Persephone. – AuroraSky
Donderdag 7 januari 2014 om 10.15 uur: ik geloof je niet! – GodenzoonH

Hades ademde scherp in toen iemand zijn vertrek in flitste. Het was een vrouw met lange ravenzwarte haren en weelderige vormen. Haar gezicht was hartvormig en haar ogen waren zo blauw als de lucht op een zomerse dag. Het was met recht de mooiste vrouw die hij ooit had gezien. Ze keek hem aan.
“Ben jij Hades”, vroeg ze. Ze had een zoetgevooisde stem. Hij knikte, nog steeds verbaasd dat dit gebeurde in zijn rijk.
Hij herpakte zich. “Wie ben jij en wat doe je hier? Niemand kan zomaar uit Olympus naar mij flitsen. Alleen Zeus en zijn directe bloedverwanten”.
Ze keek hem schuldig aan. “Ik ben Persephone. De dochter van God Zeus en Godin Demeter. En.. en ik.. ik ben AuroraSky. Je zei dat je me niet geloofde en ik dacht dat ik dat beter meteen even recht kon zetten.
Ze schrok en deinsde naar achter toen Hades dreigend op haar afliep.
“Weet je niet hoe gevaarlijk het is om hier naartoe te komen? Het is nu zo mogelijk nog onverstandiger geworden om met mij om te gaan”, fluisterde Hades.
Persephone voelde zich tegelijkertijd bedreigd en veilig. Een vreemde combinatie. Ze bekeek Hades van dichtbij en werd nerveus van zijn dwingende blik. Ze nam een diepe teug zuurstof en zei: “toch wil ik het proberen, want ik ken jou en jij kent mij”.

Hoe zal het aflopen in de wereld Rhethymnos en met Hades en Persephone? Bij winst van dit verhaal zal onderhavig verhaal door auteur worden vervolgd.

Verhaal N
Waarde van het leven

Blauw licht was het enige wat ik zag, mijn ogen werden geprikkeld door de zon, die nu al zeker paar uur naar het westen wees. Het schip vloeide over de zee en ik bewoog mee. Ik begon me niet heel lekker te voelen door de golven, maar de reis zou erop zitten, het was nog maar twee uur varen. Aanmeren ik een stad van een bondgenoot, dat was altijd leuk, vaak werden we als koningen binnengehaald en overvloed met wijn en honderden lekkernijen. Maar het leukst was het vechten, vechten voor de stad van de bondgenoot, die wij verdedigden. De stad zal nooit veroverd worden, want wij hadden met onze vloot van transportboten wel 2000 mannen bij elkaar. Ik ging naar de binnenkant van het schip waar mijn mannen zaten te roeien, het hout kraakte als ik er een stap op zette maar ook als er weer een golf tegen de boot aan kwam. Het leek erg onritmisch en ik voelde me hierdoor ongemakkelijk. Ik ging dus snel weer naar buiten en begon te baden in de zon, met mijn hoofd afgedekt van de zon door het zeil van onze boot. Ik verveelde me en keek over de rand, Ik zag paar kleine eilanden die ik vaag herkende van een van mijn vorige ondersteuning-acties. Ik wist het weer, we zaten aan de grens van oceaan 45 en 46. De eilanden waren genummerd maar die nummers was ik vergeten., alhoewel ik wel de steden erop herkende: BC Sleepy Too was vriendelijk en die zag ik in de verte, maar voor de rest was alles van een vijandelijke alliantie.

‘Ik zie de stad Leonidas, ik zie de stad!’ hoor ik een van mijn mannen roepen. Ik kijk nog heel even naar mijn licht verbrande huid en met een harde kreun sta ik op, we hebben namelijk nog wat werk te doen. Aanmeren met een hele vloot is namelijk een hele klus, want niet alleen de bondgenoot moet erop berekend zijn om duizenden mannen te ontvangen, maar wij ook. Ik geef de gebruikelijke tekens en een van de schepen blaast op een hoorn, die gebruikt wordt om te laten weten dat er bondgenoten in aantocht zijn. Onze vloot komt dichterbij en ik zie allemaal soldaten op de kust staan, de meesten zijn zwaardvechters net als die van ons. Zo’n grote intocht heb ik nog nooit gezien, het waren namelijk veel soldaten, tienduizenden om niet te overdrijven.

Ik weet niet waarom, maar mijn buik begint te jeuken van binnen, ik heb een vreemd gevoel, een gevoel van angst. We naderen de kust en het gevoel van angst wordt steeds groter, het voelt alsof er pijlen op ons gericht worden door de honderden boogschutters op de kust. Na vijf minuten zijn we binnen honderd meter van de kust en terwijl wij van de boot springen om het laatste stukje te zwemmen hoor ik een soort fluit. Eerst denk ik dat het gewoon de wind is die aanzet, maar na een paar seconden hoor ik luid geschreeuw, ik kijk naar boven en zie zwarte strepen, het waren net zwanen die in een groep over je hoofd heen vlogen om naar Afrika te vliegen, voor een winterstop. Maar zwanen zijn het niet, dat weet ik ook wel. Het zijn pijlen, vlijmscherpe pijlen en ze komen op mijn leger af. Ik duik onder water en hoor vele doodskreten van mijn zwaardmannen. Zwaardmannen zijn niet gemaakt om aan te vallen, we kunnen wel verdedigen als de beste. In een grote paniek zwemmen mijn mannen terug naar de boten, maar ik zal en moet orders brengen, om te gaan strijden, want anders komen we al zeker niet terug. Jammer genoeg luistert de helft van mijn leger niet en ik zie de boten door de helft gebeukt worden door honderden biremen. Het water kleurt rood, maar ik zal niet vluchten. Ik zal vechten tot het einde, samen met mijn troepen. Ik schreeuw: ‘Ten aanval!’ en de hoorn maakt een toeterend geluid. Het is geen chaos meer, want al mijn mannen rennen dezelfde kant op, naar het strand. We zijn niet meer met velen, misschien tweehonderd, maar schade aanrichten kunnen we zeker. We rennen het strand op en tezamen vechten we.

Al snel zie ik dat we aan het verliezen zijn, wat natuurlijk volkomen logisch is en ik geef met mijn mannen nog een laatste push. Letterlijk iedereen sterft maar ik blijf door rennen. Ik dood tientallen mensen maar word daarna omsingeld, deze stad, 006 Pushin’ Daisies is de stad waar ik zal sterven, maar sterven met eer. Ik gooi mijn zwaard naar de legeraanvoerder van de tegenstander en die raakt, ik verwond Hektor, maar heb geen weet of hij dood is. Daarna wordt alles zwart.

Dan wordt ik weer wakker en ik kijk naar boven en zie het plafond van het ziekenhuis, ik leef: ik ben weer helemaal heel en het enige waar ik nog aan kan denken is deze bloedige strijd die ik net heb gevoerd. Ik besef me nu pas, dat we worden gebruikt, dat we worden gebruikt voor zegetochten, we zijn blijkbaar dump. Het enige waar ik nu nog naar kijk is dat blauwe licht.

Verhaal O
Toen hij voor het eerst zijn voet in Café Ithaka, het beste café van Ithaka, zette, kende niemand Harry Haas. Hij was slechts een gek oud ventje, met kroezelig haar, kleren even ongewasd als hijzelf, en tanden die zijn naam eer aan deden. Door zijn werk als boerderijknecht was hij bovendien altijd aan het werken tijdens de week, en meestal spendeerde hij zijn weekend zittend op de buitenshuise trapleuning, vlak voor het toilethok van het café. De meesten vonden de stank niet te houden, maar Haas had wel erger meegemaakt. Zelf begreep hij de anderen niet. Al die kapiteinen, Thracische handelaars en knechten werken in de visstank, maar de geur van hun eigen pis konden ze niet luchten. Door die vreemde voorkeur was Haas al na een paar weken een lokale beroemdheid geworden. Tussen het bier werd er nogal vaak om gelachen. “Als ge wilt schijten, moede ver over Haas stappn”. Maar dat was meer om met hun discomfort een weg te kunnen.

Vaker dan eens kwam Paul’s moeder van het toilet met een duistere blik op haar gezicht. Maar één enkele keer liet ze haar emoties zien: “Haas ziet er uit alsof hij je uitkleedt. Hij heeft geen fatsoen.” Het leek bijna alsof ze in tranen zou uitbarsten. Maar ze huilde nooit, zelfs niet als haar handen weer eens veranderden in diepe wonden door het hijsen van de zeilen, behalve deze keer. Paul wist hoe zijn moeder zich voelde, maar kon het niet in woorden omzetten. Een paar dagen daarvoor was Haas in het hokje binnengekomen toen hij stond te pissen. Het was ook toen dat hij zich realiseerde waar de 2 planken, de nagels en de hamer bij de deur voor dienden. Maar helaas, te laat.

De man kwam binnen, stinkend naar drank en zweet, en duwde de deur achter hem dicht. Hij begon zich al half uit te kleden voor hij de jongen toesprak.
“Maakt a maar geen zorgn, we zijn ier toch allemaal venten,” lachte hij.
Paul was verlamd. Hij probeerde de urine uit zijn blaas te forceren, maar het leek een omgekeerd effect te hebben. Haas gooide zijn vrije arm rond de schouder van de jongen.

“Ge zijt Chelsea’s zoon, toch? Ge zijt ne schone jongen, ge ziet der oit gelijk uw moeder.”
Paul kon zijn pis als een waterval in het schijtgat horen vallen. In vergelijking daarmee was zijn eigen stroompje niks. “Gij hebt geen vader, toch? Elk kind heeft een vader nodig, daar leert ge dingen van. Doe maar, kijk maar, raak ‘t maar aan, ‘tgaat u nie bijten ze. Hoewel het uw ma misschien wel zal bijten.” De man lachte luidkeels.

Paul duwde de man weg en liep naar buiten, lul nog half uit zijn broek hangend, met pis die nog van zijn vingers liep. Hij wou alleen maar weg, van Haas’ stank en het kotje dat hem claustrofobisch maakte. Hij sprong met drie stappen tegelijk van de trap af, vier bij de laatste. Huilend liep hij door het café heen, naar huis toe, en gooide zich daar meteen op zijn bed. Iets was er mis. Hij wist niet wat, of waarom, maar het was fout.

Toen zijn oudere broer, Joe, thuis kwam lag hij nog steeds te huilen. Hij wist dat het zijn beurt was om de haard aan te steken en het eten te koken, maar hij kon het niet. Hij had zelfs de radio niet aangezet.
“Wat is er mis, jij luie aap.”
“Nieks.”
“Kom, zeg ’t dan.”
“Tis niks, laat me gewoon gerust, ik steek het vuur in ne minuut aan.”
“Zeg ‘t, of ik vertel t aan ons ma als’ ier is.”
Paul ging rechtzitten en keek Joe aan. Op het moment dat zijn blik de smaragdgroene ogen kruiste kreeg hij het koud vanbinnen.
“Tis Haas. ‘K mag m niet.”
Heel even bleef het doodstil in de kamer.
“Heeft hij aan u gezeten?”
De jongen was niet zeker wat dat betekende, maar waarschijnlijk was dat precies wat er gebeurd was. En toen volgde heel zijn verhaal, ook wat Haas over zijn moeder had verteld. Maar, zo beaamde Joe, niemand komt aan hun moeder.

Een paar dagen later kondigde Joe aan dat ze samen naar de dokken zouden gaan, om de vuurschepen te bezichtigen. Joe nam Paul nooit naar de dokken tenzij het rechtstreekse orders van hun moeder was. Sterker nog, Paul had geen geld om daar eten te kopen, omdat hij al zijn geld al had gespendeerd die week. Maar waarom gingen ze dan naar de dokken?

“Ik betaal t later wel,” zei Joe, toen hij zijn kleine broer een jas toeworp.
“Zorg dat ge voor negen terug zijt,” roep zijn moeder “enkel de vuurschepen, niet de biremen.”
“Is goed!”

Voor ze naar de dokken liepen passeerden ze eerst nog eens voorbij de vrienden van Joe, Robin Konijn en Kyra Everts bij Delanzo’s. Blijkbaar wouden ze ook meekomen. Maar na een tijd werd het duidelijk dat ze helemaal niet naar de vuurschepen gingen. Het café was de enige bestemming die ze voor ogen hadden.
 

DeletedUser

Gast
Ugh, proficiat Sam.
Niet dat ik ook maar de kleinste kans maak met het verhaal dat ik instuurde... Maar nu gaat het titeltje naar iemand met een perma... GG.
 

DeletedUser1680

Gast
Toch nog best een aantal verhalen. Ben erg benieuwd. Stem uitgebracht iig.
 
Status
Niet open voor verdere reacties.
Bovenaan