Maximus le Petit
Winnaar Adventswedstrijd 2019
Naam: Thomas Maximus
Post: #1
Plaats: Gevangenis
Het was vroeg in de ochtend. De muren en torens die de gevangenis omringden verdwenen in de mist. Het was vrij koud. Elke ademhaling rolde als een golf open in de kille luchtlagen. De eerste zonnestralen probeerden de dikke mist tevergeefs te verjagen.
Hij zat daar op een bankje in de open lucht en volgde verward de schaduw van een cipier die voortdurend ijsbeerde over de hoge gevangenismuur. Deze ochtend mocht hij uitzonderlijk vroeg zijn cel verlaten. Het was de gewoonte geworden dat gevangen eerst even mogen afkoelen op het binnenplein van de gevangenis. Deze keer was Thomas er helemaal alleen.
Hij dacht aan de dag waarop een cipier binnen was gekomen en hem een brief had voorgelezen. In erg ingewikkelde woorden had de cipier hem proberen duidelijk maken dat hij zich moest voorbereiden op een koninklijke missie. Het zou gaan over een tocht naar het Zuiden. Er waren maar weinig geïnteresseerden geweest want de vreselijkste geruchten deden de ronde over die gruwelijke landen waar je dodelijke ziektes zou oplopen. Hierdoor had de koning geen andere keuze gehad dan misdadigers zoals hij aan te nemen in de crew die vandaag zou gaan vertrekken. Hij telde... nerveus tikte hij de seconden af met zijn wandelstok.
De mist had zich intussen bijna weggetrokken. De zon deed haar dagelijkse werk weer. Ze straalde vandaag.
Opeens galmde een gekraak over heel het ommuurde plein. De enkele gevangenen die intussen ook op het plein waren beland keken op, maar Thomas bleef naar de grond staren. Hij voelde alles in zijn buik kriebelen. Jaren had hij op dit gekraak gewacht. Als deze poort al kraakte was het om een doodskist naar buiten te brengen en heel soms werd een gevangene vrijgelaten door die poort. Toen had hij er altijd bijgezeten zonder enige hoop of besef dat hij misschien ooit wel eens door die poort kon wandelen, de vrijheid tegemoet.
Nu had de poort hem geroepen. Het gekraak van de poort had precies zijn naam gefluisterd.
Een cipier kwam in het deurgat staan en hield een blad voor zich.
'Gevangene 10642, gelieve u te melden!' kraaide het jonge ventje.
Thomas wreef over zijn borst en voelde de gebrandmerkte cijfers in zijn vel. Vervolgens duwde hij zich recht aan zijn stok en hinkte in de richting van de deur. Triomferend in zichzelf stapte hij de drempel van de poort over en volgde de cipier naar een chic bureau waar een plaatje opstond met 'J. Stuart, gevangenisdirecteur'.
Een vetzak die zich in een legeruniform had gepropt keek even op.
'10642...' begon hij zuchtend.
'Thomas Maximus', viel Thomas hem in de rede.
De cipier gaf hem een stamp in zijn zij, maar Thomas bleef onbeweeglijk staan.
'Meneer Maximus,' begon de gevangenisdirecteur weer, 'een koets zal u zo dadelijk oppikken en u naar de haven brengen waar een schip zal klaarstaan waarmee u zult vertrekken naar het Zuiden. Hier is een papier met alle voorwaarden. Schendt u ook maar één van deze voorwaarden, dan zorg ik er persoonlijk voor dat de naam Thomas Maximus wordt uitgeroeid en dan zult u altijd weer luisteren naar uw gebrandmerkte nummer.'
Stuart vouwde het papier samen en stak het in een zak waar in dikke letters 10642 op geschreven stond.
'Uw spullen...' besloot de gevangenisdirecteur en hij gooide de vuile zak naar Thomas die het behendig met één hand opving. De cipier opende de deur.
'Ik moest u ook nog een goede reis wensen in naam van de koning', mompelde de gevangenisdirecteur bijna onhoorbaar. Thomas bleef even staan en liep vervolgens weer door.
Niet veel later stapte hij zelfverzekerd de koets in en vertrok op avontuur.
Post: #1
Plaats: Gevangenis
Het was vroeg in de ochtend. De muren en torens die de gevangenis omringden verdwenen in de mist. Het was vrij koud. Elke ademhaling rolde als een golf open in de kille luchtlagen. De eerste zonnestralen probeerden de dikke mist tevergeefs te verjagen.
Hij zat daar op een bankje in de open lucht en volgde verward de schaduw van een cipier die voortdurend ijsbeerde over de hoge gevangenismuur. Deze ochtend mocht hij uitzonderlijk vroeg zijn cel verlaten. Het was de gewoonte geworden dat gevangen eerst even mogen afkoelen op het binnenplein van de gevangenis. Deze keer was Thomas er helemaal alleen.
Hij dacht aan de dag waarop een cipier binnen was gekomen en hem een brief had voorgelezen. In erg ingewikkelde woorden had de cipier hem proberen duidelijk maken dat hij zich moest voorbereiden op een koninklijke missie. Het zou gaan over een tocht naar het Zuiden. Er waren maar weinig geïnteresseerden geweest want de vreselijkste geruchten deden de ronde over die gruwelijke landen waar je dodelijke ziektes zou oplopen. Hierdoor had de koning geen andere keuze gehad dan misdadigers zoals hij aan te nemen in de crew die vandaag zou gaan vertrekken. Hij telde... nerveus tikte hij de seconden af met zijn wandelstok.
De mist had zich intussen bijna weggetrokken. De zon deed haar dagelijkse werk weer. Ze straalde vandaag.
Opeens galmde een gekraak over heel het ommuurde plein. De enkele gevangenen die intussen ook op het plein waren beland keken op, maar Thomas bleef naar de grond staren. Hij voelde alles in zijn buik kriebelen. Jaren had hij op dit gekraak gewacht. Als deze poort al kraakte was het om een doodskist naar buiten te brengen en heel soms werd een gevangene vrijgelaten door die poort. Toen had hij er altijd bijgezeten zonder enige hoop of besef dat hij misschien ooit wel eens door die poort kon wandelen, de vrijheid tegemoet.
Nu had de poort hem geroepen. Het gekraak van de poort had precies zijn naam gefluisterd.
Een cipier kwam in het deurgat staan en hield een blad voor zich.
'Gevangene 10642, gelieve u te melden!' kraaide het jonge ventje.
Thomas wreef over zijn borst en voelde de gebrandmerkte cijfers in zijn vel. Vervolgens duwde hij zich recht aan zijn stok en hinkte in de richting van de deur. Triomferend in zichzelf stapte hij de drempel van de poort over en volgde de cipier naar een chic bureau waar een plaatje opstond met 'J. Stuart, gevangenisdirecteur'.
Een vetzak die zich in een legeruniform had gepropt keek even op.
'10642...' begon hij zuchtend.
'Thomas Maximus', viel Thomas hem in de rede.
De cipier gaf hem een stamp in zijn zij, maar Thomas bleef onbeweeglijk staan.
'Meneer Maximus,' begon de gevangenisdirecteur weer, 'een koets zal u zo dadelijk oppikken en u naar de haven brengen waar een schip zal klaarstaan waarmee u zult vertrekken naar het Zuiden. Hier is een papier met alle voorwaarden. Schendt u ook maar één van deze voorwaarden, dan zorg ik er persoonlijk voor dat de naam Thomas Maximus wordt uitgeroeid en dan zult u altijd weer luisteren naar uw gebrandmerkte nummer.'
Stuart vouwde het papier samen en stak het in een zak waar in dikke letters 10642 op geschreven stond.
'Uw spullen...' besloot de gevangenisdirecteur en hij gooide de vuile zak naar Thomas die het behendig met één hand opving. De cipier opende de deur.
'Ik moest u ook nog een goede reis wensen in naam van de koning', mompelde de gevangenisdirecteur bijna onhoorbaar. Thomas bleef even staan en liep vervolgens weer door.
Niet veel later stapte hij zelfverzekerd de koets in en vertrok op avontuur.
Laatst bewerkt: