• Gegroet, sterveling! Nieuw op het forum?
    Als je wilt deelnemen aan het forum heb je een forumaccount nodig. Registeer er snel een! Heb je al een forumaccount? Dan kun je hier inloggen.

VerhalenTopic

DeletedUser

Gast
haha bij mij is spelling altijd al een groot probleem geweest maar thx
 

RabbidRobin

Ex-Teamleider Forum
Het Koekjesverhaal Deel XX

Deel XIX

Martijntje geeuwde, hij rekte zich eens goed uit en bekeek waar hij nu weer beland was. Het was zo weer een van die vele zaterdagochtenden. De dag ervoor had hij zich weer eens bezopen en nu was hij weer ergens beland. Hij keek om zich heen maar herkende de omgeving niet? Hoe ver van huis was hij? De alcohol verdween langzaam uit zijn lichaam en zijn hoofd verhelderde. Hij keek omhoog, en aangezien het ongeveer middag was, bepaalde hij ongeveer het zuiden en begon hij langzaamaan in die richting te wandelen, hopend op enig teken van leven of enig herkenningspunt. Hij liep een tijdje totdat hij besefte dat er iets niet klopte. Hij kon die nacht niet zo ver zijn gelopen, zeker niet na de hoeveelheid die hij achterover had gekapt. Maar aangezien er toch niets anders op zat, bleef hij gewoon doorlopen. En met elke stap groeide zijn achterdocht.

Tegen de avond besefte hij dat hij echt verdwaald was. De zon verdween achter de horizon en de nacht hulde de wereld in een nieuw, duister nachtlicht. Hij huiverde, alsof iedereen het verwachtte, dook er een koude bries op. Hij moest ergens kunnen overnachten, dacht Martijn. Maar hij had heel de dag nog geen teken van leven gezien. Hij zuchtte, waar was hij en hoe was hij hier geraakt? Hij wist het echt niet, en zou zo veel doen voor een antwoord. Echter kwam dat antwoord er niet, ook niet toen hij die avond, uitgeput na al het stappen, zijn voeten kapot door de koude en het stappen neerzakte tegen een oude eik.

Een nieuwe dag, een nieuw begin. Martijntje werd wakker en besefte dat hij hier nog eventjes zou zitten. Hij begon met eten te zoeken, de vorige dag had hij hier en daar wanneer hij honger had gehad een besje geplukt. Nu zou hij eerst eten zoeken en vervolgens bepalen wat er ging gebeuren. Hij had al vaker overleefd in een bos, gekampeerd, dit kon niet moeilijk zijn. Na een uurtje zoeken vond hij een hele verzameling besjes, die er best wel eetbaar uitzagen. Hij pakte de besjes en legde ze op een hoopje, in het midden van een open plek. Deze open plek zou zijn thuis worden voor de komende dagen, dacht hij bij zichzelf. Hier had hij ruimte, maar kon hij ook snel genoeg de beschutting in vluchten als er gevaar dreigde. Hij had wel nog geen dieren gezien, maar toch was hij op zijn hoede. Maar ook de tweede dag kwam hij zonder enige kleerscheuren door. Hij had een hoop van bladeren in het midden van de open plek gezet, en daarnaast een kuil gegraven waar hij alle besjes in verzamelen. Iets verder had hij een beekje gevonden, waar hij ook zo water uit kon halen. Ook al zou hij hier nog enkele dagen moeten doorbrengen, hij zou het overleven. Hij dacht ondertussen na, veel na. Want veel anders was er niet te doen, tot nu toe vond hij het leuk, zo niets doen en je proberen nuttig te maken en gewoon te denken. Over vanalles en niets.
 

DeletedUser14965

Gast
Rabbid zag koekjes van Ilja en dacht gelijk aan het koekjesverhaal? :p
 

DeletedUser

Gast
Een vurig tijfperk (Deel 2)

(bijna 16,5 jaar later)
Michael ging net als vorig schooljaar alleen op de achterste rij in de hoek zitten, dit was de eerste les van het nieuwe schooljaar in 5 VWO ze begonnen met maatschappijleer. “Met maatschappijleer gaan we het niet alleen hebben over onze eigen samenleving hier in Nederland maar bijvoorbeeld ook over de drie oorlogen die nu aan de gang zijn.” Zei mr. Dekker. KLOP KLOP “Binnen.” De afdelingsleider van de bovenbouw van het VWO kwam binnen vlak achter haar liep een meisje, bijna een vrouw. “Dit is Eliza Driesen en zij zal hier haar VWO afmaken.” De afdelingsleider liep daarna weer gelijk de deur uit. “Waarom vertel je niet wat over jezelf, dat is voor de klas makkelijker om je te leren kennen.” Zei mr. Dekker. Eliza begon met een beetje onzekerheid in haar stem “Ik ben Eliza Driesen en wordt volgende maand zeventien jaar, ik heb de eerste vier jaar van mijn VWO gevold aan het Orion College in Breda maar door persoonlijke redenen ben ik nu hier.”

“Ga maar zitten Eliza we waren net begonnen met de les.” Eliza liep naar de achterkant van het lokaal toe in de richting van Michael. Michael voelde zich een beetje ongemakkelijk dat er iemand naar hem toe kwam, hij had altijd geprobeerd niet op te vallen in de klas maar dat gaat moeilijk als de nieuwe leerling naast je komt zitten. “Eliza waarom licht jij ons niet in over de Sovjet oorlog?” Eliza zat net maar stond weer op en liep naar voren terwijl mr. Dekker een kaart van Eurazië op het digibord projecteerde. ”Ruim drie jaar geleden kwamen de mensen in Oekraïne in opstand tegen hun pro-Russische regering, toen er een nieuwe pro-Europa regering in Oekraïne aan de macht kwam waren de Russen daar niet blij mee. Zei hebben toen verschillende invallen gedaan in Oekraïne totdat ze zich uiteindelijk na acht maanden van een meer politieke oorlog dan een daadwerkelijke oorlog opgaven en zich in het geheel bij Rusland aansloten. Toen Rusland eenmaal doorhad dat het een tweede Sovjet-Unie kon gaan vormen zonder een grote Europese verdediging is Rusland meer landen in het Oostblok gaan veroveren. Begin 2015 heeft Rusland ook Estland veroverd en halverwege datzelfde jaar ook Letland pas vanaf dat moment zijn de Verenigde Staten en Europa samen gaan werken in hun oorlog tegen Rusland. Op vier juli 2016 heeft Rusland officieel de Sovjet-Unie opnieuw uitgeroepen.”

Eliza ging weer terug naar haar stoel naast Michael en begon haar spullen uit te pakken. “Inderdaad Europa en de VS waren pas heel laat met ingrijpen omdat Europa bang was en nog steeds bang is voor de grootte economische gevolgen van een grootschalige oorlog tegen Rusland. Bernard zolang de uitleg bezig is worden de laptop ’s met rust gelaten, dat moet je in de derde en de vierde toch wel geleerd hebben? De eerst volgende keer dat ik iemand tijdens de uitleg met zijn of haar laptop bezig zie moet een hele paragraaf van het boek met de hand overschrijven, begrepen?” “Ja meneer” zei de helft van de klas in koor.

In de eerste pauze van de dag ging Michael zoals altijd alleen aan een tafel achter in de hoek van de aula zitten om zijn brood te eten. Het kwam nooit voor dat mensen bij Michael kwamen zitten behalve als ze iets voor een toets moesten weten of een vraag over het huiswerk, ze deden dan allemaal wel aardig tegen hem maar hij hoorde er nooit bij maar dat maakte Michael niet uit. Net als tijdens maatschappijleer en bij de twee lessen daarna kwam Eliza weer bij hem zitten, hij wist niet wat hij er mee aan moest en of hij het wel leuk vond of niet dat er telkens iemand naar hem toe kwam. “Waarom zit je elke keer alleen, dit is als de vierde keer vandaag dat ik je alleen zie zitten?” Zei ze toen ze op de stoel naast hem ging zitten. “het stoort me niet om alleen te zitten, ik geniet er vaan zelfs wel van om gewoon rustig alleen te zitten dan kan ik gewoon nadenken.” Michael schoof de broodtrommel aan de kant, zijn moeder had vanochtend het eten voor zijn vader en hem geregeld maar heeft het eten van zijn vader in zijn broodtrommel gedaan. “Je zei in de klas dat je volgende maand zeventien wordt, toch?” “ja de 26e wordt ik zeventien, jij?” Michael kreeg een redelijk verbaasde blik en zei: “zelfde dag wordt ik ook zeventien.” Ze waren de rest van de pauze in gesprek over hoe alles werkt op deze school en in de tweede pauze gaf Michael haar een rondleiding door de school.

Na een schooldag van 7 lesuren liepen ze samen richting de fietsenstalling waar Eliza vroeg of hij het leuk zou vinden om binnenkort eens een keer samen naar een film te gaan. “hoe bedoel je, als een date?” Michael begreep er niks van hij deed er altijd alles aan om echt contact met mensen te voorkomen maar zij wou juist heel graag meer contact met hem dan he lief was. “Nee ik bedoel gewoon als vrienden, we kunnen bijvoorbeeld naar die nieuwe actiefilm gaan die vanaf morgen hier in de bioscoop draait, en daarna misschien even naar een snackbar.” “Uhm… kan wel denk ik, de patat van de snackbar naast de bioscoop is wel goed, wanneer kan je dan?” “Ik kan eigenlijk altijd maar zeg jij het maar.” “De kaartjes voor morgen zijn al uitverkocht zag ik gister, maar als we nu gaan kunnen we denk ik nog wel kaartjes voor morgen avond 21:00 krijgen denk ik.” Samen fietste ze naar de bioscoop waar ze twee kaartjes voor de avondvorstelling van morgen hebben gekocht.
 

DeletedUser16774

Gast
Servitus Romanus (deel VI)

"Cyra," zei Alicia, "opstaan!" Kyra, die eigenlijk een beetje aan het dagdromen was met haar ogen toe kwam meteen recht. "Wat is er, Alicia?" vroeg ze. "Caecilius wilt ons meenemen naar het colosseum! Claia weet daar natuurlijk niets van!" Alicia dacht dat Kyra zou gaan jammeren, maar tot haar verbazing glimlachte ze. "Ik heb al veel ergs meegemaakt," dacht Kyra, "maar dit is toch wel het leukste dat tot nu toe gebeurd is." Alicia merkte dat Kyra weer voor zich uit zat te staren. Ze gaf haar een por. "Snel, we hebben weinig tijd!"

Toen de slavinnen zich hadden omgekleed, kwam Caecilius de kamer binnen. "Kom mee, we komen nog te laat!" En zo wandelden ze met een stevig tempo naar het colosseum. Het lag niet ver van Caecilius' domus, want ze kwamen al gauw aan bij het colosseum. "Salve, Caecilius!" zei een bewaker tegen hem. "Hij komt hier dus vaak", dacht Kyra. Al gauw kregen ze een plaats aangeboden door de bewaker. Het waren fantastische zitplaatsen. Geen enkele lange slungel die hun zichten belemmerden en het zicht was zo heel goed.

Na een vijftal minuten kwam er een veulentje de arena binnen. "Waarom laten ze een klein veulentje vechten? Zijn ze dan zo wreed?" vroeg Kyra. "Nee hoor," grinnikte Alicia, "in de arena wordt niet altijd gevochten. Meestal wel, maar soms laten ze ook speciale acts van dieren zien. Een soort voorproefje. Maar helaas ziet iedereen hier graag bloed." En inderdaad, het veulentje begon iets te doen. Hij schuurde met zijn poot over het zand. Kyra vond het vreemd. Tot het veulentje tevreden achter zijn meesterwerk ging staan en Kyra het woord 'arena' herkende. "Fascinerend", zei ze.

Toen begon de echte show. Het veulentje had nog maar net de arena verlaten, toen twee mannen de arena binnenkwamen. Allemaal langs een andere ingang. Het waren gladiatoren. De ene had een lang zwaard en een harnas bij zich, de andere een kleine drietand en een soort broek. Die laatste had dus geen bescherming. "Dat is oneerlijk", dacht Kyra. "Dat is Percutus, mijn favoriete!" zei Caecilius terwijl hij naar de gladiator met de goede uitrusting wees en Alicia op zijn schoot zette, "En dat is Aluminius"

De strijd begon. Aluminius vreesde zijn goed beschermde tegenstander, maar hij liet dat niet merken aan hem en aan het publiek. Als je je angst toonde, verloor je sowieso. Aluminius stormde als eerste op Percutus af. Die ging meteen in defensieve houding staan, maar wat hij niet verwachtte, was dat Aluminius naar zijn benen zou uithalen. En dat deed hij. Percutus moest vliegensvlug en onvoorbereid omhoog duiken. Zo viel hij met zijn hoofd tegen de grond. Gelukkig had hij een helm op, waardoor hij niet meteen pijn had, maar het wel wat inspanning kostte om terug overeind te komen. Aluminius duwde zijn drietand naar Percutus toe, maar die rolde zich om zodat de drietand in het zand terecht kwam. Zo kon Percutus overeind komen. Nu ging Percutus aanvallen. Hij stormde op Aluminius af, die al wat was teruggedeinsd. Toen sprong hij en haalde naar Aluminius' hoofd uit. Die hield de aanval tegen met zijn drietand, maar Percutus sloeg zo hard dat de drietand in tweeën brak. Meteen stak Percutus zijn speer in Aluminius' zij. "Hij bloedt eerst, ik win!" juichte hij.

Nu was het aan de keizer om te beslissen of Aluminius nog mocht leven. Keizer Trajanus wist dat het zijn beurt was. En... Hij stak zijn duim omhoog! Dat betekende dat Aluminius nog mocht blijven leven. Kyra zuchtte van opluchting. Er was geen bloedbad gekomen. Of toch geen dode in ieder geval.
 

DeletedUser

Gast
Een vurig tijdperk (deel 3)

De film was enorm tegengevallen maar het eten was een stuk beter ze zaten daar al bijna een halfuur voordat zij begon waar ze het al een hel tijd over wou hebben. “De echte reden dat ik hier ben is omdat ik er in de vakantie achter ben gekomen dat ik ben geadopteerd.” Michael kreeg een beetje een verbaasde blik op zijn gezicht en zette zijn bak patat neer. “Maar dat is toch geen reden om weg te gaan bij je adoptieouders?” “Wel als je er achter moet komen omdat je je adoptiepapieren tussen de resten van je afgebrande huis vindt terwijl je adoptieouders dat al bijna zeventien jaar geheim hebben gehouden.” “Dat is inderdaad wel raar maar daar zal toch wel een goede reden voor zijn, neem ik aan?” “Het waren geen normale adoptiepapieren, ze waren ondertekent door de ministers van defensie en binnenlandse zaken en er stond in dat ik er nooit van op de hoogte mag zijn dat ik een tweelingbroer heb.” Michael kon zijn lachen bijna niet inhouden, het klonk allemaal alsof het recht uit een film of boek had kunnen komen maar Eliza bleef met een serieus gezicht naar hem kijken totdat hij het gevoel kreeg dat er wel een kern van waarheid in moest zitten. “Heb je enig idee wie die tweelingbroer van jou zou kunnen zijn?” Eliza keek hem recht in de ogen Michael keek de andere kant op “Nee nee wat jij beweert daar klopt helemaal niks van dat kan niet.” “Ik weet het ook niet helemaal zeker maar het kleien beetje informatie dat ik kon vinden is dat jij mijn tweelingbroer bent. Ik zou het liefst een DNA test laten doen maar alleen als jij daar ook aan mee wilt werken.” “Ik weet het niet ik kan niet geloven dat ik geadopteerd ben. Ik weet niet wie ik wel en niet kan vertrouwen als ik geadopteerd zou zijn.” “Je kan mij altijd vertrouwen zelfs als we geen tweeling zijn.” Michael stond op pakte zijn jas en zette het dienblad weg. “Ik moet hier nog goed over nadenken, ik zie je morgen op school wel weer.” Voor zij nog iets kon zeggen was hij al weg en de hoek om.

Eenmaal thuis aangekomen liep hij naar de koelkast en pakte wat te drinken om daarna bij zijn ouders op de bank te gaan zitten. Zijn ouders wouden alles weten over hoe het was gegaan en leken bijna ongemakkelijk te kijken toen hij de naam Eliza noemde. Nadat ze bijna een uur met ze allen achter de tv hadden gezeten en het gesprek over die avond over was dacht hij dat hij het toch maar moest vragen maar hij kon haar naam er niet bij nomen. Hij verzon wel een andere iemand op school Mark klonk goed een nieuwe jongen op school die nog maar net wist dat hij geadopteerd was, zijn ouders zouden nooit weten dat Mark niet echt bestond en dat was maar beter ook. “Er is bij ons een nieuwe jongen op school, Mark, hij beweert dat hij bij zijn adoptieouders is wegelopen omdat ze hem pas op zijn zestiende hadden verteld dat hij geadopteerd was.” Zijn ouders bleven nu wel normaal zitten maar toch voelde Michael dat er iets niet klopte. “Ik denk dat ik hetzelfde zou don als ik er achter zou komen dat ik geadopteerd zou zijn en jullie het me pas zo laat vertellen want ik denk dat je met twaalf jaar wel oud genoeg bent om er achter te komen dat je geadopteerd bent.” Nu werden zijn ouders wel een beetje ongemakkelijk maar niet ongemakkelijk genoeg om Michael bezorgd te maken. “Gelukkig ben jij onze bloedeigen zoon,” Klonk de zachte stem van zijn moeder. “zelf vind ik ook dat je je geadopteerde kind al jong moet laten weten of hij of zij is geadopteerd, dan kan het kind er zelf voor kiezen of het kind contact wil met zijn biologische ouders.”

Michael ging die avond al vroeg naar bed maar kon maar niet slapen, wat Eliza had gezegd zat hem enorm dwars. Hij probeerde zich voor te stellen hoe hun ouders er uit zouden zien als haar verhaal zou kloppen maar ze leken telkens te veranderen telkens als hij weer aan een andere eigenschap dacht en van wie hij en Eliza die zouden hebben. Waarom zouden hun ouders hen weg hebben gedaan, was het omdat ze niet genoeg geld hadden om een tweeling groot te brengen? Of was het omdat de zwangerschap ongepland was? En wat hadden die twee ministers ermee te maken? Hij lag over deze vragen na te denken tot het bijna vier uur was, toen viel hij eindelijk in slaap al was het maar voor twee uur.

Toen Michael wakker werd rond een uur of zes was hij zo moe dat hij zijn ogen amper kon openen maar toen hij bleef liggen lag hij nog voor een half uur wakker voor hij opstond omdat hij niet meer kon slapen. Michael had op woensdag altijd de eerste twee uur vrij en zijn vader was al naar zijn werk en zijn moeder lag nog in bed waar ze vaak wel tot een uur of elf lag. Michael liep nog half slapen richting het kantoor in huis. Het kantoor was meer een ruimte met een bureau waar al het administratieve werk werd gedaan, vooral door zijn moeder. Omdat Michael niks met de huishoudelijke administratie te maken had kwam hij daar alleen als een van zijn ouders daar aan het werk was en hij iets aan ze moest vragen. Michael luisterde nog eens goed om er zeker van te zijn dat moeder niet al wakker was maar hij hoorde helemaal niks dus moest zijn moeder nog wel op bed liggen omdat ze altijd begon met het huishouden als ze uit bed kwam. Michael liep naar de kleine kamer op dezelfde verdieping als zijn slaapkamer, de computer stond zoals altijd aan omdat zijn ouders vaak haast hadden en geen zin hadden om de computer aan te zetten. Voor lange tijd was hij aan het zoeken maar vond hij niks anders dan betaalde rekeningen en andere vage brieven waar hij toch niks mee te maken had. Helemaal onderop de stapel in de onderste la vond hij een snelhechter met daarin een aantal papieren die voldeden aan de beschrijving van Eliza, het waren zijn adoptie papieren. Net toen hij ze wou gaan lezen hoorde hij een geluid van de zolder af komen, het moest wel zijn moeder zijn die uit bed kwam want wie zou er anders boven geluid maken. Michael deed stilletjes het laatje dicht met de schelhechter in zijn handen. Hij dacht na over wat er zou gebeuren als zijn ‘ouders’ er achter zouden komen dat de papieren weg waren maar die zorgen wuifde hij weg omdat hij dacht dat ondanks dat het belangrijke papieren waren ze toch niet elke dag zou controleren of ze er nog waren en op school kan hij kopieën maken zodat hij het origineel weer terug kon leggen.
 

DeletedUser16774

Gast
Servitus Romanus (deel VII)

Het was avond in de fraaie domus. Kyra was pas terug van het landbouwbedrijf, waarvan ze vanaf de eerste keer elke dag daar naartoe moest. Nu had Claia haar bevolen om de kleren van haar en haar huisgenoten netjes op te plooien. "Echt vrouwenwerk!" lachte Davidus toen ze haar zag.

Alicia kwam naar Kyra toe. "Cyra, Caecilius zegt dat je zijn zoon moet voorlezen, hij heeft het nu te druk!" zei ze. "Goed, Alicia. Tot zo!" antwoordde Kyra. Ze wandelde dus naar de kamer van het kleine jongetje.

"Zo, zo, uit welk boek wil je dat ik je voorlees?" vroeg Kyra enige tijd later poeslief. "Deze hier", zei het jongetje, terwijl ze een klein, rood boekje aan haar gaf. Kyra pakte het boek aan en begon er in te lezen. Gelukkig had het lot het boek vlug vertaald naar het Nederlands.

"Er was eens een Griekse koning. Op een dag, ging die koning naar het orakel. Het orakel zei: "Je zult ooit een kleinkind krijgen dat de oorzaak van jouw dood zal zijn." Natuurlijk zei het orakel dat veel raadselachtiger, maar zo is het makkelijker om het te begrijpen. Toen de koning dit hoorde, kreeg hij heel veel angst. Dus hij sloot zijn enige dochter, Danaë, op in een hele grote toren. Echter had Jupiter al lang een oogje op haar. De oppergod veranderde zich in gouden regen en kwam ongezien de toren binnen. Negen maanden later werd Danaë's zoon, Perseus, geboren.

De rest is voor de volgende keer!" "Maar, hoe komt het dan dat die Perseus geboren wordt?" wilde de jongen weten. Kyra grinnikte. "Dat zal je vader je wel vertellen als je oud genoeg bent", zei ze zacht. "Nu is het bedtijd!" "Wacht, moeder heeft me nog geen nachtkus gegeven!" protesteerde de jongen. Kyra zuchtte. "Moeder heeft het veel te druk", zei ze. "Wil jij mij dan een nachtkus geven?" vroeg de jongen. "Goed dan", antwoordde Kyra en ze gaf hem een nachtkus. "Droom maar zacht!"

Alicia stond haar op te wachten in het atrium. "Iedereen slaapt nu", zei ze een uur later, "Laten we wat lol maken!" Zo amuseerden Kyra en Alicia zich met gymnastiek.
 

DeletedUser16774

Gast
Servitus Romanus (deel VIII)

De volgende ochtend nam Caecilius Kyra en Alicia mee naar het Circus Maximus. Daar werden alle wagenrennen gehouden. Het circus was heel dichtbij, dus ze gingen te voet. Onderweg vroeg Kyra aan Alicia: "Wat zijn wagenrennen eigenlijk precies? Ik weet wel dat het een paardenrace is, maar verder niets." Alicia glimlachte. "Het zijn niet zomaar racen met paarden, het is een hele populaire sport. Er zijn vier teams: de blauwen, de roden, de witten en de groenen. De wagenmenners moeten ronden rijden. Voor elke ronde wordt er een stenen ei gelegd. Die eieren staan symbool voor de goden van het wagenrennen, Castor en Pollux. De wagenmenner die als eerste over de finish gaat, wint. Hij wordt dan beloond en geprezen door de keizer. Vaak is die beloning een grote geldsom en een olijfkrans. Kijk, we zijn er bijna!" antwoordde ze. "Klopt het niet dat het er ruw aan toe gaat?" wilde Kyra weten. "Wees daar maar zeker van. Velen overleven het niet", antwoordde Alicia.

Aangekomen in het Circus Maximus kregen Caecilius en zijn slaven geweldige plaatsen. Echter kon Kyra niet genieten, omdat Ze steeds snacks moest halen voor Caecilius. Ze had zo graag samen met Alicia genoten. Toen ze voor de vijfde keer terugkwam, zag ze dat een rode Wagenmenner overwonnen had. Alle anderen wagenmenners (op één na dan) lagen op de grond te bloeden. Keizer Trajanus gaf de wagenmenner zijn beloning en feliciteerde hem. "Wil je dat die blauwe, overlevende wagenmenner nog leeft?" vroeg Trajanus aan de rode, zo luid dat men het kon horen. Kyra versteende, alsof ze zelf zou sterven. Ze zouden er toch geen volledige slachtpartij van maken? Gelukkig stak de wagenmenner zijn duim omhoog. Dat betekende dat de blauwe mocht blijven leven.

Toen ze terug in hun domus aankwamen, begroette één van Caecilius' zonen hem en vertelde aan hem: "Ik heb een nieuwe slaaf voor je gekocht, zoals je vroeg." "Goed gedaan, mijn zoon!" antwoordde Caecilius, "En hoe heet jij?" "Mijn naam is Tristianus. Tot uw dienst!" antwoordde de slaaf. Hij was lang, gespierd en had bruin haar met mooie, bruine ogen. Kyra kon haar ogen niet van hem afhouden. Haar pupillen werden zeer groot, als een schattige puppy met grote, schattige ogen. Ze werd zo verlegen dat ze in Alicia's hand kneep, wat "Help me!" Betekende. Alicia begreep het onmiddellijk en redde haar uit de situatie: "Wij moesten van Claia nog wat klusjes doen. Ze zal wel op ons staan wachten."
 

DeletedUser16774

Gast
Servitus Romanus (deel IX)

Terwijl Kyra en Alicia arbeid aan het verrichten waren in de tuin, wandelde Claia naar hen toe. "Salve, meiden, morgen gaat er iets belangrijks gebeuren. Er komt een echte senator op bezoek, hier in ons huis. We willen in goede indruk op de senator en zijn gezin maken, dus alle slaven moeten helemaal proper zijn. Aangezien jullie behoorlijk stinken en een emmer water niet grondig genoeg is, hebben jullie geluk en gaan jullie vanmiddag mee met mij naar het badhuis", zei ze. Kyra en Alicia keken elkaar aan en glimlachten: wat een geluk! Een slaaf mocht normaal nooit van zulke luxe profiteren. "Ik zie jullie straks, zorg nu dat je je werk goed doet!" zei Claia nog voor ze verdween. "Waaw, ik kan niet geloven dat we echt naar het badhuis mogen!" juichte Kyra, "Kost dat niet heel veel geld?" "Nee," antwoordde Alicia "het is gratis. Maar voor de keizertijd kostte het wel geld."

Zoals gezegd werd, nam Claia wat later mee naar het badhuis. Hun domus lag echt in het centrum van Rome, dus het was maar een kilometertje wandelen. Nog voor de meiden binnenwandelden, waren ze al hevig onder de indruk. Ze liepen voorbij bijzonder mooie versierde tuinen. Dat was bedoeld als ontspanning. Helaas gingen ze daar niet naartoe, omdat ze zich alleen gingen wassen en de slaven nog veel werk moesten verrichten. Toen ze het gebouw (dat dus een dak had) binnenkwamen, begeleidde een vrouw hen naar hun kleedruimte. "Kleed jullie hier maar uit", zei Claia. De meiden deden wat ze zei. Toen ze zich hadden uitgekleed, begeleidde dezelfde vrouw hen naar hun bad. Overal, ook in de gangen was het mooi versierd, vooral met fresco's. In de kamer lag een reusachtig bad, waar al andere vrouwen zaten en zich lieten wassen. "Hmm, zalig, lekker warm!" fluisterde Alicia met genot in haar ogen. En Kyra kon haar geen ongelijk geven, want het water was inderdaad heerlijk warm. Meteen kwamen er vrouwen die hen kwamen wassen. Zalig was dat. Toen de meiden gewassen waren, bleef Claia nog even baden. "Doen jullie maar even wat jullie willen, meiden, ik blijf hier nog even relaxen", zei ze. Dat was het beste dat op dat moment kon zeggen. Kyra en Alicia gingen meteen naar de massageruimte, waar ze een heerlijke massage kregen. Dit was het enige halfuur in de slavernijtijden van Kyra waarin ze het leuk had.

"Het is goed zo, dank u", zei Kyra tegen de vrouw die haar masseerde. De massage van Alicia was nog even bezig. Kyra rekte zich uit. "Dan wandel ik eventjes gezellig rond", dacht ze. Ze was nog niet ver in de gang, toen ze een heel klein gaatje in de muur opmerkte. Het gat was net groot genoeg om erdoor te kijken. En zo nieuwsgierig als Kyra was, keek ze door het gat. Weer zag ze een enorme badruimte. Maar daar zaten allemaal mannen. Plots zag Kyra Tristianus, waar ze verliefd op was, voorbijlopen. Ze bloosde meteen en begon te staren naar zijn prachtige vorm. Ze vergat dat ze ze zich moest schamen, omdat ze naar een naakte jongeman aan het staren was. Helemaal verzonken in haar gedachten, trok iemand haar plots weg. "Wat is daar te zien dat je zo rood wordt?" het was Alicia. Kyra wilde nog zeggen dat ze niet mocht kijken, maar het was al te laat. "Kyra! Weet je wel wat de gevolgen van gluren kunnen zijn? De mannen en de vrouwen zijn niet voor niets gescheiden!" zei ze bezorgd, maar niet echt boos. "Je bent verliefd, hè, meid? Ik weet hoe het is. Hier heb je geen toekomst en geen hoop!" suste ze Kyra, die tranen in haar ogen kreeg. Ze gaf haar een knuffel. "Wat denk je ervan, zullen we nog eens baden?"
 

DeletedUser16774

Gast
Servitus Romanus (deel X)​

Toen Kyra de volgende ochtend wakker werd, begroette Alicia haar vrolijk: "Goedemorgen, Cyra! Goed nieuws: vandaag zijn Caecilius, Claia en hun kinderen er niet! ze gaan op bezoek bij een familielid in een stad in de buurt van Rome en ze komen morgen pas terug!" Kyra knuffelde haar: "Dat is geweldig!" "Zal ik je nog eens wat vertellen?" vroeg Alicia, "Claia heeft gezegd dat ik de leiding krijg! Natuurlijk gaat er niet veel gewerkt worden!" ze begonnen bijna te krijsen van vreugde. Maar de hersens van Alicia kregen opeens een idee dat er niet meer uit te krijgen was.

Die avond zei Alicia tegen Kyra en Tristianus (die toevallig niet ver van elkaar verwijderd waren): "Jullie moeten even hout gaan sprokkelen. Neem de tijd!" Alicia knipoogde en fluisterde vlug tegen Kyra: "Dit is je kans, verover zijn hart. Je mag zo lang blijven in het bos als je wilt!" Kyra glimlachte, maar ze was eigenlijk niet zo blij. Ze had schrik en was heel verlegen voor Tristianus. "Cyra, kom je nog?" vroeg Tristianus. "Ik kom!"

Toen ze in het bos aangekomen waren, begon Tristianus al wat hout te sprokkelen. "Kom wat dieper het bos in, daar vind je dikkere takken", zei Kyra. "Oké!" Kyra had geluk dat Tristianus niet veel van het bos afwist.

Toen ze veel dieper in het waren, viel Kyra (misschien wel opzettelijk). "Aaaaaaw!" ze gilde het uit. Tristianus trok haar voorzichtig, maar snel recht en hield haar vast toen hij zag dat ze haar evenwicht niet meer kon bewaren. Het was een harde klap. Kyra hield haar ogen halfopen en er stroomde tranen uit haar ogen. "Gaat het een beetje?" vroeg Tristianus. "Nee, ik..." "Rustig maar, ga maar even liggen", suste Tristianus. Hij legde haar zachtjes op de grond. "Er zit iets in je oog, Kyra. Blijf rustig liggen, dan haal ik het eruit", zei hij zacht. Kyra knikte. Het was een klein, scherp stokje. Voorzichtig peuterde Tristianus het eruit, bijna helemaal pijnloos. Kyra glimlachte. Nu zag hij haar ogen helder en hij verdronk erin. Hij liet zelfs een traantje vallen. "Cyra, ik... Je hebt echt prachtige ogen..." "Ik hou van je!" Kyra viel hem nu aan met haar lippen en Tristianus sloot zijn ogen. Hij drukte haar lippen nog feller tegen de zijne. Minuten, uren... Hoe kon ze nu tellen met zoveel genot? Toen trokken ze hun kleren uit. Ze konden zich niet meer bedwingen. Omdat dit geen romantisch of erotisch verhaal is, ga ik niet beschrijven wat er toen gebeurde, maar Kyra rolde uiteindelijk in de beek. Ze schrok zich kapot. "Tris..." ze ging kopje onder. meteen trok Tristianus haar met zijn grote spieren in één ruk naar boven.

Hij droeg haar, terug naar hun domus. Het hout was hij door de onverwachte omstandigheden al lang vergeten. Kyra rilde van de kou. Tristianus gaf haar zijn 'trui'. "Dankje", fluisterde ze en daarna viel ze in slaap, veilig in zijn armen.

Toen Tristianus de doorweekte Kyra op het bed van Claia en Caecilius legde, vertelde ze elkaar hun geheimen. Ze kwamen van elkaar te weten dat ze allebei uit het jaar 2013 (ondertussen 2014) en Nederlands spraken. Daarna keken ze elkaar weer in de ogen. En toen... Je zult wel zien.
 

DeletedUser16774

Gast
Servitus Romanus (deel XI)​

Alicia ging naar de slaapkamer van Claia en Caecilius. Ze moest die nog schoonmaken. Toen ze binnenkwam, zag het bed er zo heerlijk uit dat ze er eventjes op sprong. Tot haar verbazing hoorde ze een kreet. "Aaaaaw!" Alicia trok de dekens weg. "Cyra," vroeg ze, "wat doe jij hier nou? En is dat Tristianus?" Alicia trok grote ogen. Kyra was naakt en Tristan had gelukkig zijn onderbroek nog/al aan. "Nou, het is wat geworden tussen mij en Tristan", antwoordde ze slaperig. "Dat zie ik, ja! Maar wek je minnaar en zeg hem dat jullie meteen weg moeten, want Claia en Caecilius komen zo terug. Heet hij trouwens Tristan? Wat een rare naam!" zei Alicia. Toen vertelde Kyra alles. Hoe ze hier geraakt was, wat ze had meegemaakt voordat ze in de domus aankwam bij haar en ten slotte dat Tristan ook van die tijd en dat land kwam. Alicia stond er met open mond naar te luisteren. "Zijn naam is dus eigenlijk niet Tristianus, maar Tristan. En eigenlijk schrijf je mijn naam met een K. Maar Tristan en ik hebben een plan om te ontsnappen. Vannacht kreeg Tristan een droom over een portaal dat terug ging. Toen hij die nacht naast me wakker werd, zei hij dat hij het me vanochtend zou vertellen. Misschien kunnen we dan terug naar het heden!" Alicia keek haar sip aan. Nu moest ze het zonder haar hartsvriendin doen. "Maar, als je wilt, mag je met ons mee. Jij hebt hier een vreselijk lot en geen geluk. Als je met ons meekomt, zal je weten wat geluk is!" voegde Kyra er aan toe. Alicia keek haar nu aan met zo'n grote smile dat het eng was. Toen lachte ze en knuffelde Kyra zo hard dat ze naar lucht moest happen. "Dankjewel, Kyra (met een K)!"

De rest van de dag voelde Kyra zich vreselijk. Alicia merkte het al gauw. "Wat is er?" vroeg ze. "Ik voel me enorm misselijk", kreunde Kyra. Toen moest ze overgeven. Alicia hielp haar recht te komen. "Gaat het?" "Niet echt, nee!" "Je bent toch niet...?" "Ik vrees van wel, Alicia", zei Kyra zacht. Ze wisten allebei dat ze zo snel mogelijk terug in het heden moesten geraken. Anders zou Kyra's kind ook zo'n vreselijke toekomst krijgen.
 

DeletedUser14965

Gast
~De Koninklijke Weg~

Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Problemen op de markt
Hoofdstuk 2: De Cyruscilinder
Hoofdstuk 3: Oude verhalen - Deel 1 - Deel 2

Hoofdstuk 1: Problemen op de markt
Een warme woestijnwind raast door de smalle, zandkleurige steegjes van Susa en komt uit in het centrale plein van de stad, waar zich een nieuwe stad heeft gevormd van kraampjes. De maandelijkse markt is weer in de stad en trekt handelaren uit de verste hoeken en streken hier naartoe, waar ze hun handel kunnen verkopen of nieuwe inkopen kunnen doen die ze naar hun eigen cultuur kunnen brengen. Scythen uit het noorden, Indiase handelaren uit het oosten, Arabieren uit het zuiden en Grieken uit het westen. Allemaal zijn ze in deze grote stad van het Perzische Rijk bijeengekomen. Allemaal hebben ze iets anders bij zich. Van kruiden en specerijen tot rijke varianten aan soorten vlees en van chique mantels tot kleine prullaria. Alles is er te vinden, alles is er te doen.
De wind waait door de markt en mengt de verschillende luchtjes tot een typerende marktlucht van zweet, kruiden en leer. De wind waait over de markt en laat de doeken van de kraampjes doen wapperen. Elke kraam is opgedoekt met verschillende kleuren, waardoor de markt een kleurenschat heeft die zo rijk is als de regenboog. En net zoals in sprookjes waar aan het eind van de regenboog een pot goud staat, is ook hier onder al die kleuren een enorme hoeveelheid geld te vinden. En waar geld is, zijn niet alleen handelaars. Geld trekt ook dieven aan. Van arme kruimeldieven die af en toe een stuk brood jatten om te overleven tot sluwe zakkenrollers die andermans buidel wegpikken wanneer de eigenaar er niet op let. Dieven zijn er ook in alle soorten en maten te vinden.

Ramin is zo een zakkenroller. Met zijn grijpgrage handen loopt de 34-jarige inwoner van Susa gulzig om zich heen te kijken. Onder zijn donkerbruine krulletjes die op zijn hoofd zitten en via zijn brede kaaklijn een dun licht baardje vormen, schieten zijn ogen snel heen en weer. Hij spitst de markt ermee af, op zoek naar een mooie, volle geldbuidel. Al snel vallen zijn ogen op het tafereel bij een vleeshandelaar, waar een dikke, kale man inkopen doet: ,,Doe mij maar 3 pond van dat heerlijk uitziende spek,” zegt de man en wijst naar het varkensvlees dat op de kraam gepresenteerd ligt. ,,Uitstekende keuze,” glimlacht de verkoper. Hij pakt een paar lappen vlees en legt het in de arm van de bascule. In de andere arm legt hij een paar gewichtjes die een bekende massa van 1.5 kilogram vormen. Wanneer de armen in evenwicht zijn, haalt de verkoper het vleeswaar van de bascule, ,,Honderdvijftig Dariek alstublieft,” bepaalt hij een prijs, terwijl hij het vlees inpakt. De dikke koper kijkt verbaasd en de twee bereiken een nieuw stadium: de onderhandeling. De kale man wilt naar buidel grijpen om te kijken hoeveel hij kan besteden, maar voelt niet wat hij acht te voelen. Met zijn hand tast hij zijn gordel af. Na enkele seconden komt daar zijn andere hand bij en begint hij zijn hele lichaam af te tasten, op zoek naar de buidel. Maar het is er niet. De man raakt in paniek en grijpt een persoon achter zich bij de strot: ,,Waar is mijn buidel?!” schreeuwt hij paniekerig, wat als snel overvloeit in woede: ,,Heb jij mijn buidel gestolen?!” Zijn slachtoffer die een paar maten kleiner is kan alleen maar angstig terug kijken en wordt even later op de grond gesmeten, waarbij een andere bezoeker wordt omgeduwd. Die draait zich boos om en balt zijn vuisten. Hij haalt uit, maar de dikkerd incasseert en slaat terug, waarnaar het gevecht uitbreekt. Ramin hoort de schreeuwende mensen achter zich en grijnst. Rustig loopt hij de markt uit, met zijn buit stevig vastgehouden. Nog net voordat hij in een steegje verdwijnt, hoort hij hoe achter hem de soldaten het gevecht stop zetten en zijn slachtoffer hun toeroept de dief te vangen. Maar de dief is er allang vandoor. Glimlachend opent hij de buidel om te kijken hoeveel erin zit. Plotseling hoort hij zijn naam. Geschrokken bergt hij het zakje op. Als hij voor zich kijkt ziet hij een oude man in een witte, oude mantel. Hij heeft een lange baard met grijze en witte haren. Verder loopt de man voorover gebogen. Leunend op een oude, houten stok kijkt hij naar Ramin en schudt zijn hoofd. Ramin kijkt naar het gerimpelde gezicht en de olijke ogen van de oude man. ,,Wanneer leer je het toch eens?” klinkt de krakerige stem, ,,Aardse schatten zijn waardeloos en houden je weg van de hemelse schatten.”
,,En wanneer leer jij het eens dat ik daar niet geïnteresseerd in ben?” Ramin wilt weg weglopen, maar razendsnel verschijnt er een stok voor hem die de oude man vasthoudt. Ramin probeert de stok tegen te houden, maar de man maakt een schijnbeweging en weet Ramin een enkele seconde erna te tackelen. Ramin valt op de grond en krabbelt snel weer overeind, maar kan niet voorkomen dat de vliegensvlugge man de buidel gepakt heeft. ,,Dankjewel voor je gulle donatie,” grijnst de man, ,,De studenten zullen hier heel blij mee zijn.” Nog voordat Ramin zijn arm uitstrekt voor een poging om de buidel weer te pakken, verdwijnt de man in een steegje. Ramin gaat hem achterna, maar is hem volledig kwijt. Gekke, oude man, denkt Ramin. Hij vertraagt zijn tempo weer tot looppas. Hij weet toch wel waar hij hem kan vinden.

Langzaam verdwijnt de zon achter de zandbergen in de horizon en valt er een schaduw over de straten van Susa. Met een gehaast tempo zigzagt Ramin door de steegjes. Hij probeert rustig te lopen, maar kan zich niet inhouden. Zeker niet wanneer hij boven de huizen uit delen ziet van het enorme gebouw wat zijn bestemming is. Op de rots gebouwd staat het magnifieke gebouw, met zuilen omgeven. De pilaren reiken tientallen meters hoog en zijn rijk versierd met bladgoud en felle kleuren als rood en groen. Alles ziet er symmetrisch en met zorg gemaakt uit. Ramin kijkt naar de gevel, waar met grote, Perzische letters ‘Huis van het Leven’ staat geschreven.
Hij duwt met volle kracht de deur open en kijkt om zich heen, naar de grote kamer voor zich, die twee verdiepingen telt. Overal staan boekenkasten en tafels met stoelen eraan. Het alles ziet eruit als een bibliotheek. Maar Ramin weet wel beter. Hij was immers bij de bouw van deze school. Nou ja, het is deels ook wel een bibliotheek. Maar het zijn allemaal boeken die gaan over de medische wereld. En veel interesse heeft Ramin daar niet in, dus komt hij er ook niet al te vaak. En dat maakt het zoeken naar een oude man die hier alle sluiproutes weet een stuk moeilijker. ,,Tzahor,” roept Ramin, met enkele irritatie in zijn stem, ,,Kom tevoorschijn.” Plotseling verschijnt de oude man bij de reling van de eerste verdieping. Ramin, die op de begane grond in de zaal staat, kijkt omhoog. ,,Oh, hallo. Ik had je al verwacht, maar je kwam maar niet,” zegt de oude man, die Tzahor wordt genoemd, ,,Ik wachtte al een tijdje op je.”
,,Ha, ha,” zegt Ramin sarcastisch, ,,Ik had niet zo’n haast als sommige oude mannen hier die nog snel iets van hun leven proberen te maken.”
,,Ik merk het,” antwoordt Tzahor kalm, ,,je thee is intussen koud geworden.” Ramin doet zijn best de oude man te beledigen, maar Tzahor laat zich niet zo snel uit de tent lokken. ,,Maar is mijn geld?” zegt Ramin vervolgens direct.
,,Jouw geld?” Tzahor begint te lachen, ,,Als ik het me goed herinner zag ik hoe jij die buidel van die man in de markt stal.”
,,Alsof jij er iets aan hebt,” Ramin loopt de zaal in en gaat via een trap aan de zijkant omhoog, ,,Jij houdt toch niet van die ‘aardse schatten’?”
,,Zolang je er iets mee kunt op aarde waar je anderen mee kunt helpen zie ik geld als een goed hulpmiddel,” grijnst Tzahor, ,,En aangezien de koning zijn financiële hulp heeft ingekort, neem ik deze gulle bijdrage van jou van harte aan.” Tzahor kijkt recht in de bruine ogen van Ramin, die intussen tegenover hem staat. ,,Waar is het?” vraagt Ramin boos. Zijn toon slaat bijna over in een dreigement, maar Tzahor lijkt zich er niks van aan te trekken. Hij doet zijn mond open om wat te zeggen als het gesprek plotseling wordt onderbroken door een harde knal waarbij het hele gebouw op zijn grondvesten schudt. Ramin verliest zijn evenwicht en valt over de reling. Met een doffe klap belandt hij op een tafel op de begane grond. ,,Ramin, alles oké?” Kuchend komt Ramin langzaam overeind en ziet hoe Tzahor met bezorgde blik over de reling hangt. Die lijkt verder niks te mankeren. Ramin knikt en vraagt: ,,Wat was dat?” De oude man schudt zijn hoofd: ,,Dat weet ik niet.”
Tzahor rent naar beneden om Ramin te helpen, maar die staat intussen al overeind. Hij haalt twee zwaarden tevoorschijn, die hij in schedes via riemen op zijn rug droeg, over zijn bruine, simpele tuniek. De riemen lopen diagonaal over zijn romp, van zijn schouders tot zijn zijen. Om zijn zijen hangt weer een gordel waar hij buidels aan kan vastknopen. Daaronder draagt hij een beige broek, die met een simpel koordje om zijn middel vast zit. Zijn sandalen zijn van leer en zien er door al dat stof en zand er oud uit.
Ramin spitst zijn oren. ,,Hier klopt iets niet,” zegt hij tegen Tzahor, ,,Blijf achter me.” Tzahor zegt niks, maar houdt zijn stok stevig vast. Ramin weet dat Tzahor niet zal luisteren, maar ook dat het niet nodig is deze oude man te beschermen. Met zijn zwaarden in de aanslag sluipt hij de zaal door. ,,De explosie kwam volgens mij van boven,” zegt Tzahor, ,,Verken jij de begane grond, dan loop ik de eerste verdieping af.” Ramin knikt en vervolgt zijn weg.

De avond is al een tijdje gevallen. Ramin merkt daar veel van, want niet alle toortsen zijn in dit verlaten gebouw aangestoken en de stenen gangen zijn er daardoor behoorlijk donker. Het enige licht dat op zijn pad schijnt komt van de verlichting buiten van de straten, die door de ramen naar binnen valt. Verder is het doodstil en komt net als het licht het enige geluid van buiten. Huilende kinderen, ruziemakende buren en jankende honden zijn de enige geluiden die hij hoort. Het lijkt wel alsof er nooit een explosie is geweest. Gelukkig hoorde Tzahor het ook, anders zou Ramin aan zichzelf beginnen te twijfelen. Plotseling hoort Ramin zijn naam geroepen worden. Het is Tzahor: ,,Kom gauw!” Ramin kan moeilijk horen met welke emotie Tzahor dat roept. Is hij blij? Angstig? Misschien wel opgelucht? Ramin weet het niet. Het enige wat hij doet is de stem volgen en naar Tzahor gaan.
 
Laatst bewerkt door een moderator:

DeletedUser14965

Gast
~De Koninklijke Weg~

Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2: De Cyruscilinder
Met grote passen rent Ramin door de gangen en kamers in het grote gebouw. ,,Waar ben je?” roept Ramin, die verdwaald is geraakt in de zoveelste gang in de school. ,,Hierzo. Kom snel,” antwoordt Tzahor. Ramin probeert de stem te volgen, maar daarvoor moet Tzahor meer praten. Ramin vraagt: ,,Wat is er aan de hand?”
,,Dat zie je vanzelf wel,” Ramin komt uiteindelijk in één van de boekenkamers waar Tzahor staat. Ramin wilt net zeggen dat hij niks ziet, als hij plotseling voor een groot gat in de halve meter dikke muur staat. Met opengevallen mond kijkt Ramin verbaasd naar het gat. ,,Wat is hier gebeurd?” Tzahor haalt zijn schouders op: ,,Ik weet niet wat er is gebeurd, maar wel wat het gevolg is. En dat is naast dat er een gat in de muur zit, er ook nog één van mijn documenten is verdwenen.” Ramin vraagt hardop welk document en Tzahor antwoordt: ,,De Cyruscilinder.” Ramins adem stokt. Hij weet wat dat is. Dat is misschien wel het belangrijkste document in heel Perzië. Met zijn handen in zijn haren loopt hij de kamer rond. Het valt hem nu pas op dat de kamer een opvallend grote, zware deur heeft. Niet verwonderlijk als hier zo een belangrijk document wordt bewaard. Ramin kijkt vervolgens naar het gat. Aan de andere kant is de buitenlucht te zien. Hoe is dat gat daar gekomen? Wie is de dader en wat moet die met de Cyruscilinder?

Diezelfde avond krijgt het Huis van het Leven nog meer bezoek. Dit keer is van het leger. Commandant Conley is de bevelhebber. ,,Conley,” begroet Ramin hem enthousiast, die hem blijkbaar kent, ,,Hoe is het ermee, mijn oude vriend?” Hij probeert de commandant te omhelzen, maar die slaat de knuffel af. ,,Weet jij wat hier is gebeurd?” vraagt hij aan Ramin, die zijn hoofd schudt. Daarna vraagt Conley: ,,Waar is Tzahor?”
,,Die is aan het bidden of mediteren, of zo,” zegt Ramin, ,,Rare Egyptenaar.”
,,Goed. Dankjewel Ramin. Zou je nu de kamer willen verlaten?” Conley wuift naar twee soldaten die gelijk begrijpen dat ze Ramin moeten wegslepen. ,,Wacht, wacht,” protesteert Ramin, ,,Je kunt me nog wel gebruiken. Ik weet misschien niet wat er is gebeurd, maar wel wat er is verdwenen,” Conley knikt en de soldaten laten hem los. Ramin vervolgt zijn verhaal: ,,Ik wil het wel vertellen, maar ik wil daarna ook wel blijven en niet alsnog weggestuurd worden,” Conley zucht. Dit is hoe hij Ramin kent. En Ramin weet weer dat Conley nieuwsgierig genoeg is om het te willen horen. Uiteindelijk stemt Conley ook hiermee op in en begint Ramin met vertellen: ,,De Cyruscilinder is verdwenen. Ik was erbij toen het gebouw schudde door een explosie.”
,,Oké, en verder?” vraagt Conley.
,,Meer weet ik niet. Alleen dat Tzahor het gat ontdekte en mij riep,” vertelt Ramin, ,,Einde verhaal.” Ramin kijkt naar Conley, naar het lange gezicht van hem die nog langer lijkt door de hoge, gouden helm die hij op heeft. Wat ook kenmerkend aan Conley is, is de rechthoekige neus. Verder is Conley vrij gespierd, maar daar zie je weinig van door de mantel die hij aanheeft met daarover heen een leren borstplaat. Daarnaast is Conley te herkennen als commandant door de gouden speerpunt aan de speer die hij bij zich draagt. ,,En je hebt verder ook niemand gezien?” vraagt Conley nog. Ramin schudt nogmaals zijn hoofd en Conley wrijft gefrustreerd met zijn hand over zijn gezicht. Ramin probeert te lezen wat er in het hoofd van zijn oude vriend omgaat. Hij weet dat Conley nu niet zo veel aan hem heeft en hem het liefst zou wegsturen, maar hij weet ook dat Conley zich aan zijn woord houdt. ,,Dus, wat ga je nu doen?” vraagt Ramin, met de bedoeling Conley te pesten. Conley keert zich tot de soldaten: ,,Zet de omgeving af en houd iedereen aan die de stad probeert te verlaten.” Terwijl hij Ramin volledig negeert zegt nog tegen een andere soldaat: ,,Zorg dat je Tzahor vindt,” Vervolgens loopt hij de kamer uit. Ramin weet niet wat hij nog kan doen en loopt de kamer ook maar uit. Conley volgen heeft hij ook niet veel zin in en besluit maar om naar huis te gaan. Maar vlak voordat hij buiten is, ziet hij de geldbuidel liggen. Snel stopt hij die weg en verdwijnt met een glimlach achter de deur.

De volgende morgen wordt Ramin met stevige koppijn wakker in zijn slaapkamer onder de stadsbrug. Hij schopt het oude dekentje van zich af en bergt zijn zwaard op, die hij tijdens zijn slaap altijd in zijn hand houdt. Daarna buigt Ramin zich naar voren om van het riviertje te drinken. Het neemt zijn dorst wel af, maar niet de koppijn die hij heeft gekregen van de val gisteren. En de markt die weer in volle gang is gekomen helpt ook niet echt. Wel helpt het Ramin een leeg gat in zijn buik te voelen. De heerlijke geuren die van de markt komen doen zijn maag rommelen. Hij besluit de markt weer in te gaan. Met het gestolen geld van gisteren kan hij wel een vers brood kopen en gaat dan ook op zoek naar een bakker. Hij volgt met zijn neus een spoor dat hem rechtstreeks naar de dichtstbijzijnde bakker brengt. ,,Een volkoren brood graag,” Ramin wijst naar een brood dat in de schappen ligt. Hij betaalt en schranst het bijna direct naar binnen. ,,Hongerig?” hoort Ramin een bekende stam achter hem. Hij draait zich om en ziet Tzahor staan. Hij lacht en vraagt: ,,Heb je dat brood gestolen of van oneerlijk verdiend geld gekocht?” Ramin probeert hem te negeren en loopt door. Maar Tzahor gaat naast Ramin lopen, ,,Gisteravond kwam ik erachter dat naast die rol ook opeens mijn geldbuidel verdwenen was. Weet jij daar iets meer over?”
,,Jouw geld?” vraagt Ramin verbaasd.
,,Ah, je weet er dus wel meer over,” grijnst de oude man. Ramin beseft dat hij heeft bekend en neemt maar een grote hap in zijn brood, om zo niks meer te zeggen. Het is echter al te laat: ,,Ik wil graag dat je met me meekomt naar de school,” dringt Tzahor aan, ,,Dat ben je me nu wel schuldig,” Ramin geeft er geen gehoor aan en loopt een andere kant op. Maar Tzahor geeft het nog niet op en zegt: ,,Als je meekomt krijg je een gratis ontbijt met een lekker kopje thee voor de hoofdpijn.” Ramin stopt met lopen: ,,Hoe weet jij van die hoofdpijn?”
,,Je loopt zo te mokken, nog erger dan normaal,” antwoordt de oude man, ,,Dus kom je?” Ramin heeft er wel interesse in en gaat mee.
Bij het Huis van het Leven aangekomen krijgt Ramin zoals beloofd een ontbijt. Blijkbaar ging Tzahor er al van uit dat Ramin mee zou gaan, want het stond al klaar, op een tafel te midden van de studerende bezoekers. Ramin valt aan en merkt dat de kruidenthee zijn werking goed doet. Als zijn maag wat minder lees is, heft hij zijn hoofd omhoog en kijkt hij naar Tzahor: ,,Waarvoor wilde je me eigenlijk?”
,,Het leger is wat op het spoor, wat betrekking kan hebben op de diefstal van gisteren,” legt hij uit, ,,Ik ben benieuwd of jij kan achterhalen wat zij hebben ontdekt.” Ramin kijkt hem verbaasd aan: ,,waarom zou je dat willen weten?”
,,Officieel ben jij nog steeds mijn leerling,” grijnst Tzahor, ,,En dit is een onderdeel van mijn test voor jou.” Ramin zucht en staat op: ,,Ik had het kunnen weten,” zegt hij boos, ,,Ik dacht dat ik zo een tien jaar geleden vrij duidelijk was, maar blijkbaar begin je vergeetachtig te worden. Zou ik het nog eens herhalen?”
,,Dat hoeft niet, hoor,” blijft Tzahor kalm, ,,Je zei dat je niks meer met me te maken wilde hebben. Maar…”
,,Maar wat?” brengt Ramin er tegenin, ,,Dacht je dat de situatie van gisteren alles heeft veranderd?! Nou oude man, word eens wakker. Dat is niet zo!” Het is stil. Ramin kijkt naar Tzahor, die bezorgd naar Ramin kijkt. Vervolgens kijkt hij de zaal rond. Alle studenten hebben hun ogen op hem gericht. Zonder wat te zeggen verlaat Ramin de zaal en gaat naar buiten. Hij loopt de trap op de berg naar beneden en verdwijnt uit het zich in een smal steegje. Oude emoties zijn Ramin de baas geworden. Hij besluit te gaan doen wat hij op zulke momenten altijd doet en bezoekt een bar. Zonder wat te zeggen gaat hij daar zitten en krijgt gelijk een drankje voorgeschoteld van de barman, die blijkbaar weet wat Ramin wilt. Voor zich uit starend brengt Ramin de mok naar zijn lippen.

Drie dagen kruipen voorbij. Ramin heeft die tijd bijna alleen maar in de bar gezeten. Tot die middag. De deur vliegt open en een tiental soldaten stormen de ruimte binnen. Onder hen is commandant Conley. Hij kijkt de lege bar rond en ziet aan een tafel de half-bewusteloze Ramin zitten. ,,Het werd tijd,” zegt de barman, ,,Neem hem maar mee.” Conley geeft een kort knikje aan de barman en laat Ramin door twee soldaten wegslepen.
Ramin merkt er niet veel van. Zijn oogleden bedekken zijn halve ogen en door de spleetjes ziet hij net hoe hij door de stegen van Susa wordt gesleept. Hij is te dronken om te beseffen wat er gebeurd. Hij sluit zijn ogen en het volgende moment schiet hij proestend overeind. Hij opent zijn ogen en ziet wat er aan de hand is. Hij zit in een cel en voor hem staat een soldaat met een lege emmer. Zelf is hij helemaal doorweekt. Hij wrijft met zijn handen in zijn ogen als Conley de cel binnen stapt. Hij is zoals altijd strak in pak en schudt afkeurend zijn hoofd bij het zien van Ramin. ,,Moet je jezelf nu eens zien,” zegt hij, ,,Je bent weer terug bij af.”
,,Dat is niet zo,” zegt Ramin, half mompelend, ,,Ik heb er gewoon even geen zin in, oké.”
,,Pech gehad. Het is over met dat zielige gedoe,” zegt Conley, ,,Het is tijd dat je gaat trainen.”
,,Je kunt tegen me schreeuwen tot je een ons weegt,” zegt Ramin, ,,maar ik zal niet in beweging komen.” Conley grijnst: ,,Weet ik. Daarom heb ik ook soldaten meegebracht.” Hij geeft een sein aan de soldaten die Ramin de cel uit tillen. Ze slepen hem het gebouw uit en gooien hem zonder pardon op het plein. Daar staat een soldaat met een houten zwaard in gevechtshouding. Ramin krijgt ook een houten zwaard toegereikt. Met een venijnige blik naar Conley pakt Ramin het zwaard aan. Een soldaat geeft een sein dat het gevecht van start gaat, waarop Ramin zijn zwaard weggooit. Zijn tegenstander kijkt hem verbaasd aan, maar twijfelt geen moment en haalt uit. Slechte keuze. Ramin ontwijkt en weet in een paar flitsende bewegingen zijn tegenstander te ontwapenen en op de grond te gooien. ,,Als je denkt dat je me door te leren vechten me er weer bovenop krijgt, heb je het mis,” reageert Ramin fel naar Conley, die op een paar meter afstand toekijkt, ,,Want dat kan ik al.”
,,Daarvoor train ik je nu niet,” antwoordt Conley, ,,Ik train je omdat ik je nodig heb voor een missie.” Ramin kijkt de commandant verbaasd aan: ,,In wat voor een missie ben ik nou weer bruikbaar?”
,,Omdat we weten waar de Cyruscilinder is,” vertelt Conley, ,,En we hebben jou nodig om het terug te krijgen.” Er wordt nieuwsgierigheid bij Ramin opgewekt: ,,Als dit ook een onderdeel is om mij er weer bovenop te krijgen, dan zal je daar later spijt van krijgen.”
,,Wees dankbaar voor wat ik doe,” raakt Conley geïrriteerd, ,,In plaats van jou ter dood te veroordelen wegens het bedreigen van een commandant probeer ik je te helpen.”
,,Dus die missie is wel nep?”
,,Dat zeg ik niet,” verheft Conley zijn stem, ,,Ik zeg alleen dat je wel een toontje lager zou mogen zingen,” Conley herstelt zich en komt tot bedaren, ,,Nu tegen drie man.” Nog twee houten zwaarden worden uitgedeeld en drie soldaten stappen in de kring, waarvan er eentje met de soldaat op de grond afwisselt. Langzaam cirkelen ze me geheven zwaarden om Ramin heen. Plotseling start eentje de aanval. Zoals gewoonlijk ontwijkt Ramin, maar schiet nog niet zelf in de aanval. Eerst ontwijkt hij de aanvallen van de andere twee. Gelukkig merkt hij al gauw op dat de drie niet samen spelen en dus vindt Ramin snel een gelegenheid om uit de kring te stappen, een tegenstander in zijn rug te benaderen en daarmee dekking zoeken voor de andere twee, waarna hij de aanval inzet bij de andere twee en ze binnen een mum van tijd op de grond weet te werken. Ramin spuugt in het zand en kijkt naar Conley: ,,Ga je me nu vertellen wat die missie is, of moet ik eerst vijf soldaten nog verslaan?” Conley kijkt emotieloos naar Ramin en het blijft even stil. Even later zegt hij: ,,Kom maar mee. Dan zal ik je het laten zien,” Conley wuift naar Ramin. Die legt zijn houten zwaard neer en volgt Conley.

Ze gaan het grote gebouw in en komen na een kleine wandeling door gangen en kamers in het kantoor van Conley. Conley gaat achter zijn bureau zitten en Ramin mag plaatsnemen aan de andere kant. Een soldaat die met Conley mee liep, haalt wat kokers tevoorschijn en geeft ze aan Conley. Die opent ze en rolt de documenten uit. ,,Wat zie jij op deze afbeeldingen?” vraagt de commandant aan Ramin. Ramin gaat er goed voor zitten en bestudeert de papyrusrollen aandachtig. ,,Dit zijn kaarten van het Kaukasus-gebergte,” merkt Ramin op. Conley knikt, waarop Ramin vraagt: ,,Wat moet je daarmee?”
,,Drie dagen geleden werd de Cyruscilinder gespot bij een controlepost tussen hier en Arbela,” legt Conley uit, ,,Gisteravond werd de dief, die gesignaleerd was met de scrol, gezien bij de noordelijke grens van het rijk.”
,,De noordelijke grens? Dus bij het Kaukasus-gebergte?” Conley knikt, ,,Dus de Cyruscilinder is nu bij de Scythen?”
,,Ja en we hebben jou nodig als gids om door de gebergte te kunnen,” zegt Conley. Ramin kijkt hem verbaasd aan, ,,En er is nog iets. Zoals ik al zei weten we hoe de dief eruit ziet. Heel kenmerkend zelfs. Dit is namelijk de legendarische Zwarte Schorpioen.”

Hoofdstuk 3 - Deel 1
 
Laatst bewerkt door een moderator:

DeletedUser14965

Gast
~De Koninklijke Weg~

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 3: Oude verhalen - Deel 1
Het is stil. De zon schijnt flink en de warme woestijnwind heerst nog steeds in de stad. In de ruime kamer in het grote gebouw van de legerbasis zitten Ramin en Conley tegen over elkaar. Ramin kijkt Conley vol ongeloof aan. ,,De zwarte schorpioen?” vraagt Ramin, ,,Die eeuwenoude mythe die ouders tegen hun kinderen vertellen voor het slapen gaan?”
,,Ja. Drie dagen geleden vonden wij daarvoor al een aanwijzing,” begint Conley te vertellen, ,,We onderzochten het gat. Wat bleek? Dat gat was gemaakt door een katapult, die tientallen meters van de stad vandaan stond. Omwonenden hebben die dag dan ook een enorme steen door de lucht geslingerd zien worden.”
,,Wat heeft dat te maken met de zwarte schorpioen?” vraagt Ramin zich hardop af.
,,Wel, andere getuigen, waaronder soldaten op de stadsmuur, hebben die katapult zien staan. En die katapult was zwart en de slingerarm zag eruit als een staart met een angel.”
,,Ze hebben er wel een show van gemaakt,” gniffelt Ramin, ,,Maar goed, die ‘zwarte schorpioen’ is dus een dief die de Cyruscilinder voor de Scythen heeft gestolen?”
,,Dat denken we wel, ja. En als dat klopt, dan loopt het Perzische Rijk groot gevaar.” Ramin knikt. Hij weet dat Cyrus de Grote, de oprichter van het Perzische Rijk, een document schreef met daarin de belofte de miljoenenstad Babylon niet te plunderen. Maar daarbij schreef hij nog heel wat zaken op over Babylon, zoals geheime toegangspoorten en militaire strategieën over hoe ze de stad hebben ingenomen. En als dit document dus in verkeerde handen valt, kunnen ze zo de stad overnemen en ontstaat er een gat in het Perzische Rijk. Dit moet kosten wat het kost worden voorkomen.

De avond breekt aan. Alsof Ramin één van hen is, zit hij gezellig met de soldaten in de eetzaal zijn bord leeg te eten. Ramin begint al vrienden te maken, maar dat is nergens voor nodig. Want morgenochtend zal hij met commandant Conley en slechts twee soldaten naar het noorden reizen, waar ze zich aansluiten bij een eliteteam dat de bergen in zal gaan. Uit wie de rest van dit team bestaat, weet Ramin niet.
Opeens vliegt de deur open. Andere soldaten lopen naar binnen en begeleiden een andere man die de zaal binnenkomt. Deze lange man is hetzelfde gekleed als Conley en door de gouden speerpunt en helm te herkennen als commandant. Wat opvallend aan deze man is, zijn zijn wenkbrauwen die erg hoog boven zijn ogen staan, waardoor hij arrogant lijkt te kijken. Maar Ramin weet niet of die indruk bij hem wordt gewekt alleen door de wenkbrauwen. Met argwaan kijkt hij toe hoe de man rustig de zaal verder in gaat en door Conley wordt begroet. Hij hoort niet wat ze zeggen, maar ziet dat Conley hem uitnodigt verder te lopen. Ze verdwijnen door de zaal uit. Ramin keert zich om en wendt zich tot de soldaten bij hem aan de tafel: ,,Wie is die snob?”
,,Dat is Xshayarshan,” zegt een soldaat, met lichte angst in zijn stem, ,,Hij is de commandant die de bevoegdheid over ons krijgt, terwijl jij en commandant Conley naar de Scythen gaan.”
,,Gezellig,” zegt Ramin nuchter, ,,Wat weet je nog meer over die Xa… Xjaja…. Eh… commandant? Je klinkt nogal bezorgd.”
,,Ik? Bezorgd?” probeert de soldaat verbaasd te klinken, ,,Hoe kom je daar nou weer op?” Ramin kijkt hem nieuwsgierig aan en daarna kijkt hij de tafel rond. Iedereen is plotseling verdacht stil. Ramin haalt zijn schouders op en gaat net als de rest verder met eten. Hij dit onderwerp verder rusten. En zo gaat de avond voorbij en heeft Ramin een heerlijke nacht in een echt bed, waarna hij de volgende dag met moeite wakker wordt. De soldaten slagen er echter toch in en wordt Ramin klaar gemaakt om te vertrekken. Hij krijgt zelfs zijn zwaarden weer terug. Even later stapt de nog half-slapende Ramin op een paard dat hem is toegewezen. Met Conley aan zijn zij en begeleid door twee soldaten verlaat Ramin de legerbasis, waarna ze de stad verlaten en de Koninklijke Weg opgaan.

De Koninklijke Weg. Elke keer als Ramin er gebruik van maakt, maakt zijn hart een sprongetje. Deze karakteristieke weg van meer dan 1500 mijl lang is volgens Ramin het mooiste project dat de huidige koning heeft gerealiseerd. Via deze weg kan een reiziger te paard binnen een week van Susa naar de Ionische kust reizen. De weg is grotendeels onverhard, behalve op plekken waar dat echt nodig is. Daarnaast zit de weg over vijf zwaar bewaakte controleposten, op elke grens tussen de satrapieën. Verder heeft de weg zelfs twee veerponten, die over de belangrijke rivieren de Tigris en de Euphrates gaan. En er zijn genoeg overnachtingsplekken die veiligheid bieden aan reizigers.
Na een dag lang te hebben gereisd maakt de groep gebruik van zo’n overnachtingsplek, een karavanserai genoemd. De paarden worden in de overdekte stal achtergelaten terwijl een soldaat twee vertrekken huurt, twee naast elkaar. In de ene kamer slapen de twee soldaten en de andere kamer moeten Ramin en Conley delen. Die avond, wanneer de groep gedineerd heeft en zich klaar maakt om te gaan slapen, start Ramin een gesprek met zijn oude vriend: ,,Wie was die commandant eigenlijk, die de leiding kreeg over jouw mannen in Susa?”
,,Commandant Xshayarshan?” vraagt Conley en Ramin knikt, ,,Wat wil je daar over weten?”
,,Geen idee. Maar toen ik de soldaten ernaar vroeg leken ze behoorlijk in hun broek te schijten voor die man. Wat is zijn reputatie?”
,,Het is een hele respectvolle man,” vertelt Conley, ,,Hij heeft alleen een wrede reputatie gekregen nadat hij zijn hele leger liet executeren nadat zij faalden een dorp in het Arabische Rijk over te nemen. Heb je daar nooit iets over gehoord dan?”
,,Niet dat ik me kan herinneren,” Ramin schudt zijn hoofd. Conley zit rechtovereind in zijn bed en Ramin zit nu eindelijk op zijn bed en trekt zijn sandalen uit, ,,Maar was het dan de schuld van de soldaten dat ze faalden?”
,,Daar is de oorzaak nog steeds niet duidelijk over,” zegt Conley, met een gaap ertussen door, ,,Ik wil niet al te veel woorden vuil maken over mijn collega, maar er doen verhalen de ronde dat het zijn eigen schuld was en hij de soldaten liet executeren om zijn eigen status te redden.”
,,En wat denk jij?”
,,Weet ik niet. Daar ga ik me nu ook niet over uit laten,” Conley zakt onderuit en trekt de deken over zich heen tot zijn nek, ,,Laten we nu gaan slapen. Morgen moeten we er vroeg uit.” Ramin knikt. Hij gaat ook liggen, maar voordat hij het olielampje uitblaast, zegt hij nog: ,,Conley?” Zijn oude vriend in het bed een paar meter naast hem, draait zich om, ,,Bedankt dat je me er weer bovenop hebt geholpen.”
,,Geen dank. Het was allemaal uit eigen belang.”
,,Wist je eigenlijk waarom ik me zo gedroeg?”
,,Ja, Tzahor heeft het me verteld. Dankzij hem wist ik jou ook vrij snel te vinden.”
,,Was hij nog boos op me?”
,,Je weet toch zelf hoe vredelievend hij is? Hij neemt je echt niks kwalijk,” Conley gaapt uitgebreid en draait zich weer om in zijn bed, terwijl hij zegt: ,,We moeten nu echt slapen.” Ramin glimlacht en blaast het lampje uit. Gelijk wordt de hele kamer gehuld in duisternis en doet Ramin zijn ogen dicht.

Hoofdstuk 3 - Deel 2
 
Laatst bewerkt door een moderator:

DeletedUser14965

Gast
~De Koninklijke Weg~

Hoofdstuk 3 - Deel 1

Hoofdstuk 3: Oude verhalen - Deel 2
In de dagen die volgen reist het viertal verder over de Koninklijke Weg naar de grote stad Arbela, waar van alles is te doen. Maar lang blijven ze er niet. Alleen voor de overnachting en daarna reist de groep verder over de Weg, waarbij ze gebruikmaken van een veerpont. Wanneer dat erop zit, vervolgen ze hun reis op een smallere weg en gaan ze van de Koninklijke Weg af. De verschillen zijn direct te merken. Maar dat heeft er ook mee te maken dat ze nu al gelijk de bergen in gaan. Ze moeten haast maken, want de eerst volgende overnachtingsplek is ruim 75 mijl verderop. En die plek is de plek waar de groep heeft afgesproken zich te verenigen, om daarna verder als één team de bergen in te trekken.
,,Geen overnachting?!” had Ramin verontwaardigd gereageerd, toen Conley vertelde dat ze vanaf nu aan één stuk door naar het dorp Tushpa zouden reizen. ,,We hebben geen tijd te verliezen,” zei Conley, ,,Sterker nog, bijna iedereen is er al en ze wachten op de gids. Op jou dus.” Daarna klaagde Ramin nog een paar uur lang, maar intussen is dat gestopt. Nu is het avond. Door de boomtoppen heen kan Ramin de wassende maan zien aan de heldere hemel en de duizenden sterren. Plotseling wordt zijn aandacht aan de sterren verstoord door een koude bries. Ramin rilt. Hij vindt het maar niks, dit koude bergklimaat. Hij sjokt veel liever een week door de heetste woestijn dan een paar dagen in de sneeuw te moeten zitten. Maar helaas, ze zijn nu pas bij de voet van het gebergte. Verderop wordt het pas echt kouder en Ramin weet dat de Kaukasus-gebergte ook heel wat besneeuwde toppen telt. En ook daar zullen ze overheen moeten om naar de Scythen te kunnen. Ramin moppert in zichzelf.
De volgende dag bereikt de groep aan het eind van de middag het dorpje Tushpa. Nou ja, een dorp? Het is eerder een ruïne of een spookstad. Nadat de Meden er langs waren gegaan was er niet veel over gebleven en zijn de meeste inwoners omgekomen of gevlucht. Maar de gebouwen die nog overeind staan doen het nog goed. En door de weinig potentiële pottenkijkers en de lege gebouwen is dit dorp ideaal voor militaire trainingen. Het dorp is gebouwd tegen en in een grote rots. Maar op die rots na is er verder niks terug te herkennen van een berglandschap. Want op die enkele, grote rots na is het dorp omgeven met kaal, heuvelachtig landschap. Het terrein is weliswaar vrij steil, maar het ziet er vrij zacht uit. Zeker met het grote meer dat in de verte te zien is.
Voor Ramin is het niet de eerste keer dat hij hier is geweest. Ook al is het een tijd geleden dat hij er voor het laatst was, toch herkent hij veel details nog helder. Alleen is daar nu niet veel van terug te kennen, nu er een kamp is opgezet die bestaat uit een tiental tenten. De tenten staan er mooi en strak bij, maar één tent valt wel heel erg op. Dat zal wel de tent zijn van de bevelhebber van deze missie. De groep rijdt vervolgens het kamp binnen en na de omgeving zijn nu de inwoners aan de beurt om door Ramin te worden bekeken. Hij kan moeilijk een conclusie trekken wat voor slag mensen er nou rond loopt. Maar het eerste woord wat Ramin naar boven komt om deze groep te omschrijven is ‘vreemd’. Er loopt van alles wat rond. Van soldaten tot een geketende vrouw en van Arabieren en Egyptenaren tot vreemde vogels die nergens bij lijken te horen. Ramin schat dat met zijn medereizigers er nu zo’n vijftien á twintig personen rondlopen. Ramin begint zich sterk af te vragen wie de leiding heeft over dit zooitje ongeregeld. Die vraag wordt al snel beantwoord wanneer een jongeman de nieuwelingen begroet. Ramin kijkt verbaasd naar die jongeman. Hij weet wie dat is. En dat is niet zo bijzonder, want het is Xerxes, de kroonprins van Perzië! Ramin scant gauw Xerxes van top tot teen, want niet vaak heeft hij de gelegenheid gehad de kroonprins te kunnen bekijken. Xerxes heeft zwart, licht krullend haar dat hij strak achterover heeft gekamd. Zijn gezicht is helemaal glad geschoren en zijn ogen staan vriendelijk en onbezorgd. Hij heeft een gouden borstplaat aan met daaronder een mantel. De mantel rijkt tot net boven zijn knieën, waaronder hij leren sandalen draagt die zijn schenen bedekken. Om zijn middel zit een riem met daaraan een zwaard hangen in een rijkelijk versierde schede.
,,Welkom in Tushpa,” klinkt de stem van Xerxes met een opvallende bekakte tem, ,,Ik ben jullie bevelhebber en leider in deze missie.” Een paar soldaten helpen de nieuwkomers van hun paarden en nemen die mee naar de stallen. Ramin recht zijn rug en gaapt uitgebreid. Hij, Conley de twee soldaten die met hun reisden krijgen vervolgens slaapplekken toegewezen. Wat volgt is een bel die geluid wordt wat het diner aankondigt. In de grootste tent te midden van het kamp komt iedereen bijeen. Nu kan Ramin zien dat het er toch wel zeker tien meer mensen aanwezig zijn dan dat hij eerst dacht. Maar hij blijft bij zijn mening dat het een raar volkje is. Maar goed, Ramin weet dat hijzelf ook niet de normaalste is.
Nadat Ramin met een bord is rondgegaan bij de pannen met kokende pap zoekt hij een plekje aan een tafel. Conley heeft als commandant een speciaal plekje bij de kroonprins, waar op hij na slechts nog één ander zit. Dat is de Arabier, met een mooie, paarse tulband en een korte, blauwkleurige bisht zonder mouwen met gouden versiering. Daarover heen draagt hij een paarse doek, gewikkeld om zijn middel waar een zwaard aan hangt en een dolk tussen zit. Verder heeft hij een beige-kleurige pofbroek aan en paarse schoenen waarvan de neus omhoog krult. Het geheel geeft een grappig gezicht. Niet veel Arabieren lopen er zo dagelijks bij. Ze gaan meer zo gekleed op traditionele taferelen als feesten en bruiloften. Ramin vraagt zich af wat hem zo bijzonder maakt dat hij bij de kroonprins mag zitten. Hij blijft hem aankijken, totdat hij ziet dat de Arabier merkt dat hij bekeken wordt en Ramin aankijkt. Ramin draait zijn hoofd gauw weer naar zijn eigen tafel en eet verder. Het smaakt verre van lekker, maar om geen aandacht van de Arabier te trekken doet hij alsof hij er volop van geniet.

De volgende dag is er een korte training ingelast. Tot spijt van Ramin moet hij meedoen. Maar eerst moeten ze op een rijtje staan er volgt er een peptalk van Xerxes. Ramin let niet echt op. Hij is nog moe en gaapt, wat hij beter niet had kunnen doen. Xerxes heeft het gezien. Hij onderbreekt zijn verhaal en loopt met stevige passen naar Ramin: ,,Vind je dat kunnen, zomaar gapen tijdens mijn toespraak?”
,,Oh, sorry,” zegt Ramin nonchalant, ,,Ik zat niet echt op te letten.” Xerxes lijkt erg verontwaardigt te zijn door die opmerking en zegt als slissend: ,,Naast je staan stuk voor stuk ervaren krijgers die zijn uitgekozen op basis van hun loyaliteit, moed, uithoudingsvermogen en vechtkunsten. Ze zijn erop getraind om dagenlang zonder voedsel en water te kunnen rondtrekken zonder ook maar een beetje te klagen. Waarvoor ben jij goed genoeg om deel te mogen uitmaken van dit eliteteam?” Ramin hoort zijn maag knorren en voelt aan zijn buik. Dat eten van gisteren en het ontbijt van vanochtend smaakte te slecht, waardoor Ramin er te weinig van heeft gegeten. Hij kijkt Xerxes aan, die duidelijk staat te wachten op een antwoord. Hij kijkt naar links en naar rechts en ziet dat alle ogen op hem staan gericht. Plotseling ziet hij wat hem een idee geeft voor een antwoord: ,,Ik ben er voor om al die reserves op te eten die de rest blijkbaar niet hoeft,” grijnst Ramin en wijst naar de voorraden eten die staan opgeslagen. Een paar mensen gniffelen voorzichtig. Maar Ramin ziet dat Xerxes er niet om kan lachen. Hij blijft stil en het is vrij duidelijk dat hij op zoek is naar een weerwoord. Uiteindelijk antwoordt de kroonprins: ,,Fijn om te zien dat we een vrijwilliger hebben die zich aanstelt om de afwas van vanochtend te doen,” Xerxes kijkt Ramin fel aan en wijst vervolgens naar de centrale tent. Ramin zucht, maar gehoorzaamt. Hij wast immers liever af dan dat hij mee moet gaan trainen.

Wanneer Ramin uit het zicht is verdwenen, vraagt Xerxes aan Conley: ,,Wie is dat eigenlijk?”
,,Dat is Ramin, onze gids,” vertelt commandant Conley, ,,Hij was de zoon van de handelaar Kamran. Van kinds af aan maakte hij al verre reizen met zijn vader.”
,,Dus ook door het Kaukasus-gebergte?” vraagt Xerxes verder. Conley knikt, ,,Maar je kon geen gids vinden die wel gedisciplineerd is en een beetje geschikt zou zijn voor deze missie?”
,,Nee, eigenlijk niet. Weet u, Kamran was een hele succesvolle handelaar. Hij kwam met nieuwe ideeën waar nog nooit iemand over na had gedacht. En met die nieuwe ideeën maakte hij heel veel winst. En met dat geld wilde hij het beste voor zijn enige zoon, dus huurde hij de beste leraren die er in de wijde omgeving waren te vinden. Ramin werd goed opgeleid in elke richting. Zo had hij bijvoorbeeld les in kunst en cultuur, maar ook in vechtsport en leerde hij militaire strategieën. Want Kamran zag zijn zoon het liefst generaal worden en stuurde hem al vroeg het leger in, toen Ramin 17 jaar was. En op de academie is waar ik de slimme, nobele en getrainde Ramin leerde kennen.” Conley stopt met zijn verhaal. Hij ziet dat de krijgers nog steeds op een rijtje staan, te wachten op een bevel. Xerxes geeft daarop de Arabier het bevel de training door te zetten, terwijl hij en Conley een afgelegen terrein bezoeken. Xerxes gaat verder: ,,Hoe jij Ramin omschrijft zie ik nu niks van terug.”
,,Dat klopt,” legt Conley uit, ,,Ramin was in het begin al niet zo gedisciplineerd, maar deed zijn best in het leger om zijn vader trots te maken. Ramin was 23 toen Kamran werd vermoord door een concurrent. Daarna stortte de wereld van Ramin volledig in elkaar en natuurlijk werd hij kort daarop ontslagen uit het leger. Het maakte hem allemaal niks meer uit en zocht zijn heil in de drank. Ik had hem na zijn ontslag een jaar niet meer gezien en zocht hem op tijdens mijn verlof. En ik schrok van wat ik aantrof. Al het geld van zijn vader was op de één of andere manier verdwenen, waardoor Ramin dakloos werd. Hij was de hele dag door dronken en ik kon het niet langer aanzien. Ik vroeg hulp van een priester die uit de Egyptische stad Saïs kwam en in opdracht van de koning een medische school in Susa moest bouwen. Hij wilde wel een leerling op zich nemen en ik zag hoe Ramin weer helemaal tot bloei kwam. Maar Ramin werd nooit meer de oude. Hij was veranderd en de wond van het verlies van zijn vader bleef in hem. Toen die priester die wond probeerde te dichten keerde Ramin zich van de priester en begon een bestaan als zakkenroller. In de tien jaar die volgde groeide Ramin op in de straten. Hij was een waardige dief geworden. Ik was intussen commandant en deed er alles aan om Ramin de doodstraf te besparen, telkens wanneer hij werd gearresteerd. Dat gebeurde niet vaak, trouwens. De sluwe, lenige en goed getrainde Ramin wist heel goed uit de handen van het leger te blijven. En de eerst volgende keer waar ik hem weer zag, was hij in de medische school, op de plek waar het Cyruscilinder was gestolen.”
,,En heb jij hem toen gefouilleerd?” vraagt Xerxes. Conley schiet in de lach, maar ziet dat zijn meerdere bloedserieus is. Conley schudt zijn hoofd en antwoord: ,,Nee, ik heb er geen moment aan gedacht dat Ramin hier achter zou zitten.”
,,En was als dat wel zo is? Uit dat verhaal kan ik niet echt opmaken dat Ramin erg betrouwbaar is.”
,,Maar die priester wel. Die is wel betrouwbaar. En die heeft me verteld dat Ramin bij hem was toen de inbraak plaatsvond,” brengt Conley ertegenin, ,,Trouwens, het cilinder werd even later gezien bij een controlepost, honderd mijl verderop. En het was niet Ramin die ermee gezien werd, want die zat nog in Susa.”
,,Maar wat als die de rol snel had doorgegeven?”
,,Zoals ik al zei, hij heeft een alibi. Ramin kan niet bij deze diefstal betrokken zijn.”
,,Goed, maar ik houd hem in de gaten,” zegt Xerxes. Het is even stil. Ze zitten buiten aan een tafel in een afgezonderd deel in het kamp. Op de tafel staat een kan met water en twee bekers. Beiden nemen een slok en Xerxes vraagt vervolgens: ,,Waar wat was eigenlijk de reden waarom je hem als gids had uitgekozen? Want ik ben nog steeds van mening dat er wel betere gidsen zijn die het gebied beter kennen. Want zoveel hoor ik hem nou ook weer niet reizen.”
,,Dat klopt. Maar ervaring heeft hij wel genoeg en toen ik hem aantrof en gedreven leek te zijn de diefstal op te lossen, zag ik een kans om van hem weer de oude te maken. En die kans heeft hij nu.” Conley stopt zijn verhaal. Hij verzwijgt het vervolg dat er niks van kwam met Ramin. En dat terwijl het leger een volgende aanwijzing had ontdekt, hij Ramin weer dronken aantrof. Conley had een gids nodig en hoopte daarmee Ramin er weer bovenop te krijgen. Xerxes bedankt voor de informatie en loopt weg. Conley blijft achter en overdenkt de hele situatie nog eens. Vervolgens verschijnt er een glimlach op zijn gezicht. Hoe Ramin had gereageerd op de vraag van Xerxes waar hij geschikt voor zou zijn, maakte voor Conley duidelijk dat Ramin er weer bovenop was. Hij neemt de laatste slok uit zijn mok en staat dan ook op en loopt weg.
 
Laatst bewerkt door een moderator:

DeletedUser23053

Gast
Hou meer van eenhoorns...
Maar nimfen zijn ook wel skôn :)
 

DeletedUser16774

Gast
Servitus Romanus (deel XII)​

Twee lange maanden gingen er voorbij. Kyra, Alicia en Tristan hadden lang gewacht op het juiste moment. Na de twee maanden waren Claia, Caecilius en de kinderen even weg, waarheen hebben ze niet gezegd. Onze vrienden wisten dat dit het perfecte moment was om te vluchten, aangewezen door het lot: alleen de slaven waren er nog en de hemel was zo prachtig dat het wel een goed voorteken moest zijn.

Na een halfuur wandelen in een willekeurige richting zagen ze een glimp van iets ... krachtigs. Na nog eens vijf minuten wandelen zagen ze een portaal. Hét portaal. "Alicia, weet je zeker dat je met ons mee wilt naar 2014?" vroeg Kyra. Alicia antwoordde: "Ja, ik weet het zeker. Hier heb ik geen toekomst." Kyra knikte. Ze had gelijk. "Laten we gaan", zei Tristan. Ze pakten elkaars handen vast en liepen voorzichtig het portaal binnen.

Was het dit? Ja, dit was het. Kyra herkende een flatgebouw. Tristan ook, hij woonde blijkbaar ook in deze stad. Alleen Alicia keek raar op. "Wat is dit hier allemaal?" dacht ze toen ze het centrum van de stad naderden.

Alles kwam weer goed. Tristan ging terug naar huis en werd een stel met Kyra. Zeven maanden later beviel Kyra van hun kind. Het was een jongetje. Ze noemden het jongetje Stef.

Alicia bleef de eerste dagen logeren bij Kyra, die goed was in smoesjes verzinnen. Tot Alicia na vier dagen een vriend van Kyra, Zachary, ontmoette. Ze werden al snel verliefd op elkaar en nadat Alicia haar verhaal aan Zachary had verteld, ging Alicia bij Zachary wonen.

En ze leefden allemaal nog lang en gelukkig.
 

RabbidRobin

Ex-Teamleider Forum
De Ondergang der Elementen

Malgrit duwde de deur open, en liep naar binnen. De rook van buiten begon boven hem stilaan de kamer binnen te vullen, en hij draaide zich vlug om om de deur toe te gooien. Maar zijn handeling werd abrupt afgebroken toen hij hem in het midden van de rook zal staan. Hij hief zijn hand op, en Malgrit had geen tijd meer, hij probeerde nog opzij te springen, maar hij werd mid-air opgepakt door een nietszeggende kracht die hem daarna naar achteren wierp. De gedaante stapte zijn huis binnen, Malgrit lag tegen de muur tegenover de deur, hij was hard neergekomen en zijn rug deed te veel zeer om helder na te denken, hij rolde zich in een bolletje, kon het niet meer aan. Hoorde toen een luide bonk, hij keek op vanuit zijn beschermde houding en zag zijn vrouw links van hem rechtkrabbelen, ze had hem horen thuiskomen en had zich naar hem gehaast, maar ze had niet geweten dat hij niet alleen was thuisgekomen, ze had geprobeerd zichzelf en hem te helpen maar hij had haar te pakken gekregen. Ze krabbelde nu stilaan op 'Neeeee', maar het was te laat, ze wierp zich op de gedaante. Zijn gewaad blinkte zwart als de dood die hij niet veel later uitdeelde. Malgrit wendde zijn hoofd af, hij kon het niet langer aanzien. Hij keek naar onderen en zag hoe een plas bloed zich onder hem had gevormd. Als een herrinering voelde hij opeens de pijn in zijn rug, langszaam stroomde bloed naar beneden, de plas steeds groter makende. Hij verloor meteen daarna zijn bewustzijn en merkte niets van de dood die door zijn huis waaide.

Niet ver daarvandaan gooide Esmeralde haar lade open. Ze zocht zenuwachtig maar vond niets. Ze gooide alle kleren die ze vond achter haar, maar nog steeds kwam ze niet tegen wat ze nodig had. Waar was het. Waar kon het in hemelsnaam zijn. Godverdomme. Ze hoorde een luide knal onder haar, in de kamer onder haar. Zenuwachtig zocht ze snel voor totdat haar handen zich om iets sloten, het ruwe oppervlak van het voorwerp gleed over haar vingers. Ze slaakte een zucht van opluchting en haalde het kristal boven. Ze negeerde al de rommel die ze had gemaakt en stond even stil. Ze luisterde en ze hoorde dat iemand al de trap was opgekomen. Ze keek om zich heen, ze moest hier weg. Ze was nu niet sterk genoeg om zichzelf te verdedigen. Ze keek naar het kristal, voor de ene helft was het kristal opgelicht, de andere helft bleef echter nog steeds zijn oorspronkelijke doffe blauwe kleur hebben. Ze keek naar de deuropening en vervolgens naar het raam. Ze had geen keuze, en sprong na een redelijke aanloop door het raam. Het houtwerk en glas brak onmiddellijk onder haar gewicht en ze viel meteen dieper en dieper, waarna ze met een harde bonk op het zachte gras belandde.

Gayos liep door de donkere steegjes. De zon was stilaan aan het ondergaan, hij had niet veel tijd meer. Hij voelde hoe het onverwachts warm werd en hoe iets later hij vooruit werd geslagen door een hete massa. Als hij achter zich had gekeken, had hij de hoop brandend hout op hem af zien vliegen, hij werd door het hout tegen de grond geslagen en het duurde maar een enkele tel voordat zijn gewaad in brand vloog. Hij probeerde zich te weren, zichzelf te doven, zichzelf te verdedigen, maar veel kans had hij niet meer. Hij spartelde nog even terwijl een onbekend persoon zich over hem boog. Hij hoorde van dichtbij een hels gelach en het geluid van weglopende laarzen. Niet veel later werd al zijn aandacht verzwolgen door de brandende pijn. Het vuur stopte niet zomaar bij zijn kleren, maar vrat zich langzaam maar zeker doorheen zijn huid. Het brandende vuur eindigde niet veel later ook het leven van deze sterveling.

Hannes duwde Juli op het paard. Hij gaf zijn zoon een laatste zoen en fluisterde nog enkele laatste woorden.'Hou je goed vast, blijf rijden en kijk niet achterom. Ik zie je terug, dat beloof ik je.' De tranen die hij niet zou hebben rolden uit de ogen van de kleine jongen terwijl hij zijn gezicht in de manen van het paard drukte om zijn verdriet niet te tonen. Zijn vader klopte het paard op zijn achterste en het paard schoot in actie. Hannes keek zijn zoon na, terwijl het paard de weg bleef volgen, weg uit de stad, weg uit de miserie, weg uit het gevaar. Hij draaide zich om en greep het zwaard dat hij bij zich had gehad. Hij greep het stevig vast en liep terug naar de hoeve. Maar hij was nog maar net vertrokken toen een ijselijke gil doorheen de stilte vloog, hij draaide zich om en zag het paard om de grond liggen. Juli lag iets verder, bang en niet wetende wat te doen. Een gedaante stond niet veel verder, te grinikken. Hij hief zijn hand op. Hannes brulde het uit, nee, dit mocht niet. Hij probeerde in de richting van de gedaante te lopen, hem voor te zijn, zijn zoon te redden, maar ze waren te ver, hij zou het nooit halen. Toen de dodelijke straal de handen van de vreemdeling verlieten schreeuwde Hannes het uit, hij was nog steeds niet in de helft maar hij kon het niet meer aan. Zijn geschreeuw veranderde in een woest gebrul en hij begon sneller en sneller te lopen richting de moordenaar van zijn zoon. De moordenaar draaide zich om, zijn woeste glimlach nam Hannes in zich op, om iets later ook hem te vernietigen met zijn dodelijke stralen. Hannes eindigde niet ver van Juli, beiden konden niet gered worden.

Jilde keek angstig in de ogen van de persoon voor haar. Ze werd hier vastgehouden, ze had geen idee voor hoelang, en of ze hier ooit weer uitgeraakte.'Wie heeft ons verraden?' de vraag weerklonk voor de zoveelste keer. En voor de zoveelste keer hield ze haar mond. Ze staarde de ondervrager onverschillig aan, een volgende draai aan het rad werd gegeven, een volgende pijnscheut drong tot diep in haar ziel. Ze schreeuwde het uit, haar zwakte openbarend, maar het kon haar niets schelen. Ze zou niemand verraden, ze zou zwijgen tot haar dood, wat waarschijnlijk ook zou komen. 'Wie heeft ons verraden?' de vroeg sneed weer door de stilte die na haar schreeuw was gevallen. Jilde begon te lachen, ze zouden het nooit weten. Het rad draaide een laatste keer en voor de laatste keer schreeuwde Jilde, waarna het geschreeuw omsloeg in krankzinnig gelach en vervolgens op een dodelijke stilte, die veels te lang duurde.
 
Bovenaan