DeletedUser
Gast
Dagarik
Overzicht 1 en 2
Hoofdstuk 16: Tijd voor actie
De krachtige, winterse wind beukt tegen het schip aan en dringt door kleine kiertjes, wat een fluitend geluid veroorzaakt. Door de wind en de golven schommelt het schip rustig, maar onregelmatig heen en weer. De groep zit kalm om de tafel, op de schipper na. Die ligt verderop in het ruim in een hangmat te pitten, terwijl Fitor en Micha zo zachtjes mogelijk aan het oefenen zijn met dobbelen en Dagarik de kogels voor zijn slinger aan het poetsen is. Plotseling legt Fitor de dobbelstenen hard neer. Micha en Dagarik schrikken, net zoals de schipper die bijna uit zijn hangmat valt. ,,Dit klopt niet,” zegt hij ernstig. Micha antwoordt: ,,Hoezo? Ik heb echt niet zo snel leren valsspelen, hoor.” Dagarik grijnst, maar Fitor laat geen reactie zien of horen. ,,Gar’Dal is al veel te lang weg,” zegt Fitor ongerust, ,,Hij had allang terug moeten zijn.”
,,Misschien is ie al terug, maar zien we hem nog niet,” probeert Dagarik grappig te zijn. Micha grijnst en antwoordt: ,,Ja, en dan laat ie ons straks schrikken.”
,,Jongens, dit is niet grappig,” blijft Fitor serieus, maar Micha blijft kalm en zegt: ,,Dat hij laat is wil niet zeggen dat er iets mis is.”
,,Misschien heeft hij de contactpersonen gevonden en bespreekt hij nu eerst uitgebreid het plan,” denkt Dagarik hardop na, ,,En moet hij eerst vertrouwen wekken voor hij kan gaan en ons kan inlichten.”
,,Hoe dan ook,” gaat Micha verder, ,,Ons ongerust maken heeft toch geen zin.” Fitor krabt aan zijn baard en fronst nadenkend zijn wenkbrauwen. Hij zegt niets, maar laat enkel een zware zucht horen. ,,Er is vast niet aan de hand,” klinkt uiteindelijk Dagariks laatste poging om Fitor gerust te stellen. Hij weet echter niet dat ongeveer driehonderd meter verderop Gar’Dal met zijn handen aan elkaar vastgebonden op een stoel zit en naar een paar mannen voor hem kijkt. Hij snuift, om het bloed dat uit zijn neus loopt tegen te gaan. ,,Je bent behoorlijk stom dat je alleen in de straten liep op dit tijdstip,” klinkt de zware stem van één van de mannen tegenover Gar’Dal, ,,Was je eigenlijk van plan?”
,,Ik denk jullie zoeken,” zegt hij, terwijl hij de man, die de vraag stelde, fel aankijkt. Die is gekleed in een dikke, bonten mantel met daarover een brede riem en een leren broek eronder. Zijn gezicht is bedekt met een volle, onverzorgde baard die er vettig uit ziet. Hij heeft donkere ogen met dikke wallen eronder en zware wenkbrauwen erboven. Zijn lange haar is via twee plukken in een vissengraatvlecht geweven, wat vanaf een krans vormt. Op hoogte van zijn nek vloeit de vlecht samen met de overige loshangende haren. Alles wijst erop dat dit geen Sari is en de andere mannen die in de kleine kamer staan zijn ook zo gekleed. ,,Nou, je hebt ons gevonden,” zegt de grote man die tot nu toe telkens het woord neemt, ,,Of eigenlijk wij jou. Maar vertel eens: Waarom zocht je naar ons?”
,,Ik weet niet of ik echt naar jullie zoek, maar ehm…” zegt Gar’Dal en moet even nadenken om goed uit zijn woorden te komen, ,,Weten jullie iets van die vrouwelijke strijder af? Ik zou graag in contact met haar willen komen.” De man lacht en vraagt: ,,Ja, wij kennen haar. Waarom wil je haar spreken?”
,,Omdat ik haar hulp nodig heb om de stad te evacueren,” antwoordt Gar’Dal, ,,Nadat alle Sarische soldaten uit de stad zijn geveegd.” Alle mannen beginnen nu in koor te lachen. ,,En hoe wil je dat doen?”
,,Op dezelfde manier zoals ik nu ontsnap,” grijnst Gar’Dal, waarna hij en de stoel waarop hij zit plotseling verdwijnen. Het lachen van de mannen vergaat en kijken verbaasd om zich heen, als onder het geluid van krakend hout en harde slagen de mannen één voor één neervallen. Uiteindelijk wordt ook de man met de mooie vlecht op de grond gewerkt, waarna Gar’Dal weer zichtbaar wordt. Hij staat daar, voor de man met een stoelpoot in zijn ene hand en een zwaard in zijn andere te grijnzen naar het bange gezicht van de man die eerst zo stoer deed. ,,H-Hoe…?” stamelt de grote man, ,,Hoe deed je dat? Wie ben jij?”
,,Het enige wat belangrijk is, is dat ik iemand ben die de inwoners van Blachis wil redden. De rest over wie ik ben, is niet interessant,” zegt Gar’Dal, ,,Maar zouden jullie mij willen helpen om met die vrouw in contact te komen?”
,,Gawor, doe het niet,” klinkt een andere stem rechts van Gar’Dal, ,,We kennen hem niet.”
,,Waarom verwacht je dat Agnes je zou helpen?” vraagt de man, die Gawor wordt genoemd.
,,Dat weet ik niet,” antwoordt Gar’Dal, ,,Maar ik hoop dat ze er wel iets voor voelt de inwoners van Blachis naar het geheime dorp te brengen.” De Norische mannen kijken elkaar verbaasd aan, waarop Gawor vraagt: ,,Hoe weet jij van dat dorp?”
,,Dat heeft haar grootvader mij verteld.”
,,Ken jij die schipper?” Gawor schiet in de lach en komt overeind, ,,Had dat dan gelijk verteld. Een vriend van die oude man is een vriend van ons,” Gar’Dal kijkt ze verbaasd aan, maar vraagt niets. In plaats daarvan overhandigt hij het zwaard aan Gawor, die hem een stevige, maar vriendschappelijk op de rug van Gar’Dal klopt, ,,Ik zal zorgen dat je in contact komt met Agnes,” gaat Gawor verder, ,,Maar eerst zal ik je vertellen wie wij zijn.”
De schipper ligt nog altijd in zijn hangmat en Fitor en Micha nog om de tafel. Maar Micha is ook half in slaap gevallen op de tafel en Dagarik ligt in een andere hangmat te pitten met Irath aan zijn zij, terwijl Fitor ongeduldig met de dobbelstenen op tafel aan het tikken is. Plotseling valt Dagarik uit zijn hangmat doordat Irath eruit springt. De harde klap die Dagarik veroorzaakt met het vallen op de houten grond en het geblaf van Irath zorgt ervoor dat ook Micha en de schipper wakker worden. Fitor reageert direct op Irath en volgt de wolf als die het dek op sprint. Irath lijkt in de war te zijn, want hij kwispelt en gromt tegelijkertijd, waardoor Fitor zijn zwaard trekt en ook het dek op gaat. Dagarik krabbelt overeind en kan nog net Fitor de trap op zien verdwijnen en hij vraagt zich af wat er allemaal aan de hand is. Dagarik hoort gepraat vanaf op dek, maar kan niet verstaan wat er wordt gezegd en herkent nauwelijks stemmen. Maar kort daarop komt er weer iemand de trap af. Eerst Fitor en daarna een onbekend persoon, gevolgd door drie andere vreemden. En net als Dagarik zich afvraagt waar Gar’Dal is, komt ook die ook tevoorschijn. ,,Wie zijn deze mannen?” vraagt Micha, niet echt aan één persoon gericht. En Gar’Dal begint te vertellen: ,,Deze mannen zijn het Verzet in Blachis. Zij gaan ons helpen de stad te evacueren.”
,,Ik ben Gawor,” zegt een van de mannen, ,,Ik ben de leider van het Verzet.”
,,Wacht, hoe zijn jullie hier gekomen?” vraagt Dagarik zich hardop af, ,,Is de poort intussen weer open?”
,,Het Verzet weet meer dan de Sari,” lacht Gawor, ,,Wij weten bijvoorbeeld een geheime route om de stad in en uit te kunnen.”
,,Zij zijn hier om eerst een aanvalsplan met ons te bespreken,” vertelt Gar’Dal, ,,Maar ondertussen hebben ze al contact proberen te maken met Agnes.” Opeens schiet de schipper overeind bij het horen van zijn kleindochters naam. ,,Mijn Agnes?” vraagt hij met enthousiasme en verbaasdheid in zijn stem, ,,Hoe?”
,,Via een valk met een boodschap aan zijn poot,” antwoordt Gawor.
,,Maar ik dacht dat alleen Agnes van het dorp wist,” zegt de schipper en Gawor lacht. ,,Iedereen van het Verzet weet van het dorp. Alleen de weg ernaartoe weten inderdaad alleen de mensen die er al zitten.”
,,Hoe weet die valk dan waar die naartoe moet?” vraagt Fitor en Gawor vertelt: ,,Omdat die valk van Agnes is. Die is getraind om naar zijn baasje te vliegen. De terugreis is alleen wat lastiger,” Gawor kijkt de kamer rond, ,,We kunnen dan pas ook de aanval openen wanneer we een reactie van Agnes hebben.” Fitor knikt, maar er is nog iets onduidelijks: ,,Waarom hebben jullie dan nooit eerder nagedacht om het dorp te evacueren?”
,,Simpel,” grijnst Gawor, ,,Wij vieren zijn de enige leden van het Verzet en ook de enige die een beetje kunnen vechten. Met andere woorden: Wij zijn met te weinig om de Sari weg te jagen,” Gawor slaat vervolgens op de schouder van Gar’Dal, ,,Maar met zijn speciale kracht en de hulp van jullie moet het zeker lukken, of niet?” Gar’Dal knikt lachend en zijn oude groep kijkt hem verbaasd aan, waarop hij toelicht; ,,Wat? Ik had het nodig om te kunnen ontsnappen.” Er wordt kort gelachen, waarna Gawor in zijn handen klapt, ,,Laten we al beginnen met het maken van een aanvalsplan.”
De golven van de zee blijven tegen het schip aan beuken waardoor het schommelen door blijft gaan. In het schip is de gefuseerde groep van Gar’Dal en Gawor druk om de tafel aan het discussiëren. Op de tafel ligt een vel papier en is de plattegrond van de stad getekend. Daarop staan allerlei voorwerpen opgesteld. Gawor heeft de leiding en heeft zojuist het aanvalsplan en de aanpak om de stad te evacueren besproken. ,,Is alles duidelijk?” vraagt hij tot slot en er wordt geknikt. De plannen zijn duidelijk en iedereen weet wat die moet doen. Dagarik heeft alleen geen grote rol gekregen, maar vindt dat niet heel erg, omdat hij heeft besloten zijn krachten voorlopig geheim te houden. En nu is het dus wachten op een antwoord van de vrouw in de bergen en hopen dat dat sneller komt dan de opkomende zon. Ze hebben nog een aantal uur en dus wil Gawor die tijd gebruiken om slaap op te doen. Dagarik kan dat goed gebruiken na een nacht zonder bijna te slapen en aan de reacties te zien van de rest in het ruim geldt dat voor hen hetzelfde. Dagarik zoekt een hangmat op, strekt zich uit en sluit zijn ogen. Maar hij is nog maar net tot rust gekomen, als het enthousiaste geroep van iemand iedereen wakker maakt: ,,Awaz is op het schip geland! Met een boodschap!” Awaz? vraagt Dagarik zich af. Geland? Het duurt even voor hij beseft dat het om de valk gaat, als kort daarop de valk naar binnen wordt gebracht. Gawor neemt de valk aan, pakt het papiertje om de poot van het dier en zet de valk op zijn schouder. Daarna rolt hij het papiertje open en leest wat erop staat, onder volle aandacht van de groep die om hem heen staat. Iedereen wacht in stilte af, totdat er een glimlach op Gawors gezicht verschijnt en zegt: ,,Tijd voor actie!”
Overzicht 1 en 2
Hoofdstuk 16: Tijd voor actie
De krachtige, winterse wind beukt tegen het schip aan en dringt door kleine kiertjes, wat een fluitend geluid veroorzaakt. Door de wind en de golven schommelt het schip rustig, maar onregelmatig heen en weer. De groep zit kalm om de tafel, op de schipper na. Die ligt verderop in het ruim in een hangmat te pitten, terwijl Fitor en Micha zo zachtjes mogelijk aan het oefenen zijn met dobbelen en Dagarik de kogels voor zijn slinger aan het poetsen is. Plotseling legt Fitor de dobbelstenen hard neer. Micha en Dagarik schrikken, net zoals de schipper die bijna uit zijn hangmat valt. ,,Dit klopt niet,” zegt hij ernstig. Micha antwoordt: ,,Hoezo? Ik heb echt niet zo snel leren valsspelen, hoor.” Dagarik grijnst, maar Fitor laat geen reactie zien of horen. ,,Gar’Dal is al veel te lang weg,” zegt Fitor ongerust, ,,Hij had allang terug moeten zijn.”
,,Misschien is ie al terug, maar zien we hem nog niet,” probeert Dagarik grappig te zijn. Micha grijnst en antwoordt: ,,Ja, en dan laat ie ons straks schrikken.”
,,Jongens, dit is niet grappig,” blijft Fitor serieus, maar Micha blijft kalm en zegt: ,,Dat hij laat is wil niet zeggen dat er iets mis is.”
,,Misschien heeft hij de contactpersonen gevonden en bespreekt hij nu eerst uitgebreid het plan,” denkt Dagarik hardop na, ,,En moet hij eerst vertrouwen wekken voor hij kan gaan en ons kan inlichten.”
,,Hoe dan ook,” gaat Micha verder, ,,Ons ongerust maken heeft toch geen zin.” Fitor krabt aan zijn baard en fronst nadenkend zijn wenkbrauwen. Hij zegt niets, maar laat enkel een zware zucht horen. ,,Er is vast niet aan de hand,” klinkt uiteindelijk Dagariks laatste poging om Fitor gerust te stellen. Hij weet echter niet dat ongeveer driehonderd meter verderop Gar’Dal met zijn handen aan elkaar vastgebonden op een stoel zit en naar een paar mannen voor hem kijkt. Hij snuift, om het bloed dat uit zijn neus loopt tegen te gaan. ,,Je bent behoorlijk stom dat je alleen in de straten liep op dit tijdstip,” klinkt de zware stem van één van de mannen tegenover Gar’Dal, ,,Was je eigenlijk van plan?”
,,Ik denk jullie zoeken,” zegt hij, terwijl hij de man, die de vraag stelde, fel aankijkt. Die is gekleed in een dikke, bonten mantel met daarover een brede riem en een leren broek eronder. Zijn gezicht is bedekt met een volle, onverzorgde baard die er vettig uit ziet. Hij heeft donkere ogen met dikke wallen eronder en zware wenkbrauwen erboven. Zijn lange haar is via twee plukken in een vissengraatvlecht geweven, wat vanaf een krans vormt. Op hoogte van zijn nek vloeit de vlecht samen met de overige loshangende haren. Alles wijst erop dat dit geen Sari is en de andere mannen die in de kleine kamer staan zijn ook zo gekleed. ,,Nou, je hebt ons gevonden,” zegt de grote man die tot nu toe telkens het woord neemt, ,,Of eigenlijk wij jou. Maar vertel eens: Waarom zocht je naar ons?”
,,Ik weet niet of ik echt naar jullie zoek, maar ehm…” zegt Gar’Dal en moet even nadenken om goed uit zijn woorden te komen, ,,Weten jullie iets van die vrouwelijke strijder af? Ik zou graag in contact met haar willen komen.” De man lacht en vraagt: ,,Ja, wij kennen haar. Waarom wil je haar spreken?”
,,Omdat ik haar hulp nodig heb om de stad te evacueren,” antwoordt Gar’Dal, ,,Nadat alle Sarische soldaten uit de stad zijn geveegd.” Alle mannen beginnen nu in koor te lachen. ,,En hoe wil je dat doen?”
,,Op dezelfde manier zoals ik nu ontsnap,” grijnst Gar’Dal, waarna hij en de stoel waarop hij zit plotseling verdwijnen. Het lachen van de mannen vergaat en kijken verbaasd om zich heen, als onder het geluid van krakend hout en harde slagen de mannen één voor één neervallen. Uiteindelijk wordt ook de man met de mooie vlecht op de grond gewerkt, waarna Gar’Dal weer zichtbaar wordt. Hij staat daar, voor de man met een stoelpoot in zijn ene hand en een zwaard in zijn andere te grijnzen naar het bange gezicht van de man die eerst zo stoer deed. ,,H-Hoe…?” stamelt de grote man, ,,Hoe deed je dat? Wie ben jij?”
,,Het enige wat belangrijk is, is dat ik iemand ben die de inwoners van Blachis wil redden. De rest over wie ik ben, is niet interessant,” zegt Gar’Dal, ,,Maar zouden jullie mij willen helpen om met die vrouw in contact te komen?”
,,Gawor, doe het niet,” klinkt een andere stem rechts van Gar’Dal, ,,We kennen hem niet.”
,,Waarom verwacht je dat Agnes je zou helpen?” vraagt de man, die Gawor wordt genoemd.
,,Dat weet ik niet,” antwoordt Gar’Dal, ,,Maar ik hoop dat ze er wel iets voor voelt de inwoners van Blachis naar het geheime dorp te brengen.” De Norische mannen kijken elkaar verbaasd aan, waarop Gawor vraagt: ,,Hoe weet jij van dat dorp?”
,,Dat heeft haar grootvader mij verteld.”
,,Ken jij die schipper?” Gawor schiet in de lach en komt overeind, ,,Had dat dan gelijk verteld. Een vriend van die oude man is een vriend van ons,” Gar’Dal kijkt ze verbaasd aan, maar vraagt niets. In plaats daarvan overhandigt hij het zwaard aan Gawor, die hem een stevige, maar vriendschappelijk op de rug van Gar’Dal klopt, ,,Ik zal zorgen dat je in contact komt met Agnes,” gaat Gawor verder, ,,Maar eerst zal ik je vertellen wie wij zijn.”
De schipper ligt nog altijd in zijn hangmat en Fitor en Micha nog om de tafel. Maar Micha is ook half in slaap gevallen op de tafel en Dagarik ligt in een andere hangmat te pitten met Irath aan zijn zij, terwijl Fitor ongeduldig met de dobbelstenen op tafel aan het tikken is. Plotseling valt Dagarik uit zijn hangmat doordat Irath eruit springt. De harde klap die Dagarik veroorzaakt met het vallen op de houten grond en het geblaf van Irath zorgt ervoor dat ook Micha en de schipper wakker worden. Fitor reageert direct op Irath en volgt de wolf als die het dek op sprint. Irath lijkt in de war te zijn, want hij kwispelt en gromt tegelijkertijd, waardoor Fitor zijn zwaard trekt en ook het dek op gaat. Dagarik krabbelt overeind en kan nog net Fitor de trap op zien verdwijnen en hij vraagt zich af wat er allemaal aan de hand is. Dagarik hoort gepraat vanaf op dek, maar kan niet verstaan wat er wordt gezegd en herkent nauwelijks stemmen. Maar kort daarop komt er weer iemand de trap af. Eerst Fitor en daarna een onbekend persoon, gevolgd door drie andere vreemden. En net als Dagarik zich afvraagt waar Gar’Dal is, komt ook die ook tevoorschijn. ,,Wie zijn deze mannen?” vraagt Micha, niet echt aan één persoon gericht. En Gar’Dal begint te vertellen: ,,Deze mannen zijn het Verzet in Blachis. Zij gaan ons helpen de stad te evacueren.”
,,Ik ben Gawor,” zegt een van de mannen, ,,Ik ben de leider van het Verzet.”
,,Wacht, hoe zijn jullie hier gekomen?” vraagt Dagarik zich hardop af, ,,Is de poort intussen weer open?”
,,Het Verzet weet meer dan de Sari,” lacht Gawor, ,,Wij weten bijvoorbeeld een geheime route om de stad in en uit te kunnen.”
,,Zij zijn hier om eerst een aanvalsplan met ons te bespreken,” vertelt Gar’Dal, ,,Maar ondertussen hebben ze al contact proberen te maken met Agnes.” Opeens schiet de schipper overeind bij het horen van zijn kleindochters naam. ,,Mijn Agnes?” vraagt hij met enthousiasme en verbaasdheid in zijn stem, ,,Hoe?”
,,Via een valk met een boodschap aan zijn poot,” antwoordt Gawor.
,,Maar ik dacht dat alleen Agnes van het dorp wist,” zegt de schipper en Gawor lacht. ,,Iedereen van het Verzet weet van het dorp. Alleen de weg ernaartoe weten inderdaad alleen de mensen die er al zitten.”
,,Hoe weet die valk dan waar die naartoe moet?” vraagt Fitor en Gawor vertelt: ,,Omdat die valk van Agnes is. Die is getraind om naar zijn baasje te vliegen. De terugreis is alleen wat lastiger,” Gawor kijkt de kamer rond, ,,We kunnen dan pas ook de aanval openen wanneer we een reactie van Agnes hebben.” Fitor knikt, maar er is nog iets onduidelijks: ,,Waarom hebben jullie dan nooit eerder nagedacht om het dorp te evacueren?”
,,Simpel,” grijnst Gawor, ,,Wij vieren zijn de enige leden van het Verzet en ook de enige die een beetje kunnen vechten. Met andere woorden: Wij zijn met te weinig om de Sari weg te jagen,” Gawor slaat vervolgens op de schouder van Gar’Dal, ,,Maar met zijn speciale kracht en de hulp van jullie moet het zeker lukken, of niet?” Gar’Dal knikt lachend en zijn oude groep kijkt hem verbaasd aan, waarop hij toelicht; ,,Wat? Ik had het nodig om te kunnen ontsnappen.” Er wordt kort gelachen, waarna Gawor in zijn handen klapt, ,,Laten we al beginnen met het maken van een aanvalsplan.”
De golven van de zee blijven tegen het schip aan beuken waardoor het schommelen door blijft gaan. In het schip is de gefuseerde groep van Gar’Dal en Gawor druk om de tafel aan het discussiëren. Op de tafel ligt een vel papier en is de plattegrond van de stad getekend. Daarop staan allerlei voorwerpen opgesteld. Gawor heeft de leiding en heeft zojuist het aanvalsplan en de aanpak om de stad te evacueren besproken. ,,Is alles duidelijk?” vraagt hij tot slot en er wordt geknikt. De plannen zijn duidelijk en iedereen weet wat die moet doen. Dagarik heeft alleen geen grote rol gekregen, maar vindt dat niet heel erg, omdat hij heeft besloten zijn krachten voorlopig geheim te houden. En nu is het dus wachten op een antwoord van de vrouw in de bergen en hopen dat dat sneller komt dan de opkomende zon. Ze hebben nog een aantal uur en dus wil Gawor die tijd gebruiken om slaap op te doen. Dagarik kan dat goed gebruiken na een nacht zonder bijna te slapen en aan de reacties te zien van de rest in het ruim geldt dat voor hen hetzelfde. Dagarik zoekt een hangmat op, strekt zich uit en sluit zijn ogen. Maar hij is nog maar net tot rust gekomen, als het enthousiaste geroep van iemand iedereen wakker maakt: ,,Awaz is op het schip geland! Met een boodschap!” Awaz? vraagt Dagarik zich af. Geland? Het duurt even voor hij beseft dat het om de valk gaat, als kort daarop de valk naar binnen wordt gebracht. Gawor neemt de valk aan, pakt het papiertje om de poot van het dier en zet de valk op zijn schouder. Daarna rolt hij het papiertje open en leest wat erop staat, onder volle aandacht van de groep die om hem heen staat. Iedereen wacht in stilte af, totdat er een glimlach op Gawors gezicht verschijnt en zegt: ,,Tijd voor actie!”