• Gegroet, sterveling! Nieuw op het forum?
    Als je wilt deelnemen aan het forum heb je een forumaccount nodig. Registeer er snel een! Heb je al een forumaccount? Dan kun je hier inloggen.

VerhalenTopic

RabbidRobin

Ex-Teamleider Forum
Deel VI

De gedrochten van de diepten, deel VII

De zon was ondergegaan, het leek wel een sprookje, al was het dan wel een sprookje met een verkeerde afloop. Boven hen scheen de maan zo fel dat het hen de weg leek te willen wijzen naar ergens, ze wisten niet naar waar. Wel wisten we waar ze naartoe moesten. Enkele stappen voor hen was er een gat, van een 3 meter doorsnede, hier moesten ze in, om het avontuur te beginnen. De eerste 5 meters waren nog een beetje verlicht door het maanlicht, daarna leek het duister al het licht op te hebben geslokt. Ze keken hun schamele uitrusting nog eens na, een pikhoeweel, een touw, een voorraad eten en drinken, en lamp. David deed de lamp aan, en hield hem boven de kuil, ze konden de bodem niet eens zien, wat moesten ze doen.'Moeten we naar beneden, glijdend?' vroeg hij aan zijn grote zus. Alexandra wist het niet,'dat kunnen we inderdaad doen, ja.' Twijfelend schoof Alexandra dichter en dichter bij de tunnel, haar broertje achter haar, met de lamp de grond verlichtend. Ze ging op de rand zitten, haar voeten bengelend in het niets.'Schuiven zal een goed idee zijn.' zei ze met een vaste stem, alleen was ze niet zo vast. Vanaf dan gebeurde alles snel, alles gebeurde intuïtief. De tijd leek even opgesplitst te zijn, ze zagen alles in een oogwenk en konden snel reageren, gelukkig maar. Een gedaante sprong tevoorschijn uit de tunnel, landde aan de overkant van de put, enkele seconden stonden ze oog-in-oog met elkaar, de tijd leek stil te staan, toen bewoog het monster, het trok aan een been van Alexandra, die de diepte in verdween. David handelde snel en trok zijn zus snel uit de put, het monster had dan wel al losgelaten, zijn klauwen schoten wel al op het tweetal af.'Hij was te snel' schoot er door Alexandra's hoofd heen, ze hadden geen kans, hoe hard ze ook probeerden. Het was gedaan, hun queeste ging al hier eindigen. Toen ze dat dacht voelde ze een soort warmte dichterbij komen. Ze bukte zich nog net snel genoeg en hoorde hoe de lamp over haar hoofd tegen de buik van het monster in stukken spatte, als je het tenminste een buik kon noemen. Het monster week achteruit, en viel zo, brandend, in de put. Alexandra sprong meteen recht, greep een zwaard uit haar rugzak en pakte het enigszins klungelig vast, de punt richting de put. David stond naast haar, eveneens met een zwaard in zijn handen, al dan niet met een iets stevigere grip. Ze hoorde het monster schreeuwen en gillen, het was een onmenselijk gehuil, ze stonden klaar voor een andere hinderlaag, die er niet kwam. Ze hoorde een luide plof en beseften dat het monster de bodem had geraakt. Na een laatste schril geluid besloten ze dat het monster gestorven moest zijn op de bodem van de put. De maan stond nu op zijn hoogste punt, monster of niet, het was tijd om de put in te gaan.

Ze besloten toch maar niet om te glijden, gezien de tijd die nodig was voor het monster om tot de bodem te vallen. Ze bonden een touw aan een boom en begonnen een voor een naar beneden af te dalen. Alexandra eerst, na een uurtje dalen, kwamen ze beiden aan bij een splitsing, de gang ging verticaal door, maar er was ook een horizontale richel, ook een gegraven gang door de Alyssa. Ze besloten hier te wachten tot het lichter werd boven, ze konden net de buitenlucht zien, ze hoopten dat die de dingen toch nog ietsje lichter zou maken.
 

RabbidRobin

Ex-Teamleider Forum
Het Koekjesverhaal Deel XI

Deel X

Imra en Jap werden bruut wakker en keken elkaar in de ogen. Ze keken rond en voelden hoe de kooi bewoog. Hij bewoog ruw en de 2 mannen werden door de kooi heen en weer geslingerd. Het duurde even voordat ze helemaal wakker waren, Imra riep naar jap dat hij zich aan een baar moest vasthouden. Ze grepen beiden een stalen baar van de grote kooi vast en de bewegingen waren minder te voelen.'Wat gebeurt er?' riep jap luid om boven het geluid van de bewegende kooi boven te komen. Imra haalde zijn schouders op, hij wist het niet, hoe krijg je zo'n grote kooi met mensen erin nu in godsnaam in beweging, hij luisterde maar kon geen tandwielen horen draaien of een kraan horen draaien. Het leek wel magisch. Ze bewogen door een gang leek het wel, het was pikkedonker, maar je voelde de luchtstroom over je huid vliegen, de 2 avonturiers kregen het koud. Ze konden aan niets anders denken dan aan de kou en aan het overleven. Ze waren met niets in de kooi achtergelaten, en hun kledij die ze aanhadden was niet zo dik geweest, aangezien het boven vrij warm was. Als halve zombies vlogen ze tot slot door de kooi toen deze weer abrupt tot stilstand kwam. Ze vlogen in het midden tegen elkaar en belandden samen op de grond. 'Welkom' hoorde ze nog net een stem zeggen. Het klonk niet vriendelijk, eerder als een duivelse stem die hun ondergang kwam aankondigen.

De Wolf werd wakker met een gevoel van leegte, een gevoel van eenzaamheid, hij was het warme gevoel kwijt dat hij de afgelopen dagen had gehad. Eerst was het verminderd, toen hij voelde en die nacht ook droomde hoe hij het meisje zag sterven. Hij wist niet wie het was, of waarom hij zich met haar verbonden voelde, maar hij wist gewoon dat het zo was. De dagen daaropvolgend had hij dromen gehad over een ander meisje, minstens even moedig maar op een heel andere manier. Het warme gevoel werd altijd sterker in de dromen, dus waarschijnlijk had het iets met de meisjes te maken. De ene was dood, wat er met de andere was gebeurd wist hij niet. Echter was het gevoel weg, dus er was iets ernstigs gebeurd. Hij moest helpen, hij wist het. Wist hij maar hoe. Hij begon te rennen, zijn instinct beval hem dat, waarom wist hij ook niet.
 

RabbidRobin

Ex-Teamleider Forum
Wanna be a mod deel V


Zonsopkomst
Modjes-HQ
Plaats X

Relax keek via de beeldschermen naar de zonsopgang. Hier, in het Modjes-HQ waren geen ramen, naar buiten kijken kon ook niet. Hij zag zijn pupillen de berg op komen. Ze werkten samen, dat was hun plan geweest. Samen zouden ze meer kans maken en eerst alle andere kandidaten uitschakelen. Wat er daarna moest gebeuren wisten ze niet. Ze konden nu taken verdelen en bepaalde mensen konden zich concentreren op aanvallen, anderen op verdedigen. Jap nam afscheid en verdween in de bossen, hij zou als enige de verdediging op zich nemen. Hij had de vlaggen in zijn zak steken en zou nu snel een plaats zoeken om ze te verstoppen. Hij had de helft van het kleine voorraadje bessen dat ze hadden gevonden meegekregen. Nadat hij de vlaggen verborgen had, was het eens tijd om eten te gaan zoeken. Hij begon alvast aan de klim in een boom, vandaaruit zou hij de plaats bepalen.

Middag
In de Jungle
Ergens

Kaboem kroop door de bossen en struiken. Hij had een vlag gezien, en was nu aan het proberen die onopgemerkt te veroveren. Hij kon niet zien van wie de vlag was, hij had enkel ook voor de roze vlag, wapperend in de wind. Het leek of er niemand aanwezig was, hier stopte het bos. Het was een tiental meter tot aan de vlag. Zou hij het halen? Hij wist het niet, hij luisterde nog eens goed maar kon niemand horen. Dus hij besloot het er maar op te wagen en hij sprong recht. Hij begon te rennen, hij hoorde vrijwel meteen iemand achter hem, hij was niet alleen. Veel meer kwam er niet in hem op, het volgende moment werd hij zwaar geslagen en hij verloor bijna meteen zijn bewustzijn, hij had zijn vlag bij zich gehad, dus die was hij nu ongetwijfeld kwijt. Er was een nieuwe slaaf.

Bij het meer
Ergens

Initia zette zijn kamp op. Hij had het verborgen in het riet, daar was het hopelijk veilig. Zo dicht mogelijk bij het water, dus hij hoopte wanneer iemand langsliep zijn spiegel niet zou beginnen schijnen. Het was ongeveer 10 meter, dus hij kon verder alleen maar lopen. Hij haastte zich uit het riet, want hij wou zo min mogelijk bij de vlag blijven, dat zou verdacht zijn. Hij liep de jungle in, naar de plaats waar ze hadden afgesproken. De persoon was er nog niet, maar Initia begon al een vuurtje te maken. Wat achteraf niet zo'n slim plan bleek, want iedereen kan een vuur al van ver zien/ruiken.

Modjes-HQ
Plaats X

Rabbid zette alles klaar, het was riskant wat ze deden, en hij wist dat het wss strafbaar was. Alles moest geheim gebeuren, niets mocht bekend worden gemaakt. Ze moesten niet te lang treuzelen, want dan zou het al te laat zijn. Ze moesten snel zijn, anders had het allemaal geen nut. Hij zette een tafel en enkele stoelen klaar, en gooide wat kaarten op tafel. Het waren holografische kaarten, de plaatsen van zijn pupillen, in zijn geval 1, stond er op afgebeeld. Ze stond bij het meer, geen idee wat ze daar deed. Ze was wat heen en weer aan het lopen, precies of ze iets zocht. Hij sprintte naar zijn beeldschermen en zag iets later Ashi, triomfantelijk met een vlag in haar handen. Het was haar gelukt, ze had haar eerste slaaf bemachtigd. Het plan ging al beter als gedacht.
 
Laatst bewerkt:

DeletedUser16774

Gast
Mijn complimenten, Rabbid! Echt mooi verhaal. Ik wacht nu op het vervolg. Alleen denk ik wel dat het niet "als gedacht" is maar "dan gedacht".
 

DeletedUser20542

Gast
Erg leuk verhaal, ik snap alleen de passage "Hij had het verborgen in het riet, daar was het hopelijk veilig. Zo dicht mogelijk bij het riet, dus hij hoopte wanneer iemand langsliep zijn spiegel niet zou beginnen schijnen. Het was ongeveer 10 meter, dus hij kon verder alleen maar lopen." niet.
 

DeletedUser21204

Gast
Chapter 5
Langzaam werd Sanoj wakker. Zijn rug deed pijn van de harde, koude vloer waarop hij geslapen had, en hij voelde al zijn spieren knakken toen hij opstond. Toen werd zijn blik naar het midden van de ruimte getrokken, naar de plek waar hij gisteren de schorpioen verslagen had. Het was leeg. De gehele schorpioen was verdwenen, ook het stuk staart dat hij had afgehakt. Er lag geen bloed, en zelfs de deur was volledig hersteld. Het enige wat aangaf dat hij het hele gevecht dat hier gisteren had plaatsgevonden niet had gedroomd, was de stekende pijn in zijn rechterschouder, ontstaan toen hij tegen de staart van de schorpioen aanrende. Hij legde zijn linkerhand op zijn schouder en bewoog zijn arm langzaam een beetje. Het deed even pijn, maar na een tijdje kon hij hem weer goed bewegen.
Toen pas viel hem op wat er in de hoek tegenover hem lag. Een groot rond brood lag op een stuk donkerbruine stof op hem te wachten. Hij zou zweren dat dit er gisterenavond nog niet was. En dan die schorpioen die zomaar verdwenen was. Iets of iemand was hier die nacht geweest, dat stond vast. En dat gaf hem een zeer ongemakkelijk gevoel. Vooral omdat hij gisterenavond de deuren goed afgesloten had, hij had het meermaals gecontroleerd.
Hij besloot het uit zijn hoofd te zetten, wetend dat hij dit niet zou kunnen verklaren. Hij richtte zijn aandacht weer op het brood voor hem. Dit keer dacht hij na voordat hij begon te eten. Hij scheurde een klein stukje af, en rolde de rest in het stuk stof. Dat bond hij aan zijn riem, voor later. Toen hij alles klaar had, liep hij naar de andere grote deuren toe dan die waardoor hij binnen was gekomen. Hij duwde ze open, om dit keer niet terug te keren.
Binnen enkele minuten liep hij weer door de lege, donkere gangen. Na al die dagen alleen te zijn begon hij zich toch wel eenzaam te voelen. Hij betrapte zich er wel eens op dat hij tegen zichzelf praatte, proberend de stilte te doorbreken. Zijn gepeins werd opeens ruw onderbroken door een luide grom. Het werd gevolgd door een hoge, meisjesachtige gil. Geschrokken stond Sanoj stil. Er was nog iemand in dit labyrinth? Een meisje, nota bene? Snel sprintte hij door de gangen. Het geluid kwam van links. De gang ging echter rechtdoor. Dus rende hij snel door, wachtend op een afslag of bocht naar links. Het kwam maar niet. Hij rende door een lange, rechte gang, zag naast zich steeds afslagen naar rechts, maar aan zijn linkerzijde was enkel de kale muur te zien. Toen zag hij dat voor hem ook een muur opdoemde. Hij vloekte binnensmonds. Ja hoor, een doodlopend eind. Het zat hem ook nooit mee. Hij was verplicht de vorige afslag naar rechts te gaan. Ook hier kon hij niet terugkeren naar de linkerkant van het doolhof, waar hij het geluid had gehoord. Hij besloot het op te geven. Met een schuldig gevoel, omdat hij niks voor het meisje heeft kunnen betekenen, sjokt hij verder door de gangen. Hij zou het zichzelf nooit toegeven, maar ergens was hij ook wel opgelucht dat er in dit labyrinth toch een teken van mensheid te vinden was. Of dit positief was wist hij niet, hij gunde niet veel mensen het leven dat hij nu had.
Abrupt stond hij stil. Hij zou zweren iets gehoord te hebben. Een soort geklapper, wat leek van een wezen dat het heel koud had, of misschien wel ziek was, af te komen. Hij volgde de bocht naar rechts. Alweer een doodlopend einde. In de hoek lag een hoopje donkere kleren, hevig klapperend en rillend. Sanoj liep dichterbij, het wezentje kroop verschrikt achteruit. 'Het komt eraan! Kijk niet achterom! Kijk nooit achterom! Het zal je vinden!', klonk de jongensstem, schor door het weinige praten. Zijn schorre gefluister, wat in zijn gedachten waarschijnlijk geschreeuw was, werd gevolgd door hysterisch gesnik. Hij sloeg zijn armen om zich heen, hevig verlangend naar aandacht die hij enkel van zichzelf kon krijgen. Sanoj voelde zijn hart in stukjes uiteenvallen. Hij liep weer dichterbij. 'Nee! Ga weg! Onheil.. Alles wat je hier zult vinden is je eigen dood.. Het neemt alles.. Alles wat mij ooit lief was..' Zijn stem stierf langzaam weg, tot er slechts wanhopig gefluister tegen hemzelf over was. Hij herhaalde steeds het woord "onheil", alsof het al zijn ongeluk weg zou drijven als hij het maar vaak genoeg zei. Sanoj, beseffend dat hij er op deze manier niet zou komen, haalde het stuk brood uit de lap stof aan zijn riem. Twee bruingroene ogen richtten zich naar hem op, glinsterend van verlangen en groot van ongeloof om wat hij in zijn hand had. 'Illusie..' Hij hield elke kleine beweging van Sanoj nauwlettend in de gaten. Sanoj brak een stuk van het brood af, en rolde het langzaam naar hem toe. Voorzichtig pakte de jongen het op, bestudeerde het even, en besloot vervolgens dat het hem geen kwaad zou kunnen doen. Met kleine hapjes begon de jongen te eten, met één oog nog altijd Sanoj scherp in de gaten houdend. Deze waagde zijn poging, hopend het vertrouwen van de jongen met deze daad gewonnen te hebben. Stapje voor stapje liep hij weer op de jongen af. De jongen kromp even ineen, maar liet hem langzaam naderen. Sanoj zakte door zijn knieën en ging voorzichtig naast hem zitten, zodat ze op gelijke hoogte zouden zijn, en hij de jongen niet zou intimideren. Hij hoopte ten zeerste dat hij niet zoals hem zou eindigen, bang en verzwakt in een hoekje. Nee, zo ver zou het niet komen. Hij en de jongen zouden het samen overleven. 'Ik ben Sanoj', probeerde hij een gesprek aan te knopen. 'Zacky'. Zacky keek hem dankbaar aan, blij iemand in dit labyrinth gevonden te hebben die hem niet naar het leven stond, en hem zelfs te eten had gegeven.
Veel meer werd er niet gesproken, daar kenden ze elkaar nog niet goed genoeg voor. Ze besloten maar gewoon naar de volgende kamer te gaan, in de hoop daar een bed, wat te eten en wat te drinken te vinden. Sanoj ging staan en stak zijn hand uit naar Zacky uit om hem omhoog te trekken. Dankbaar nam Zacky deze aan, en ging staan. Echter, na twee seconden zakte hij alweer naar de grond, zijn hand om zijn rechterbeen geklemd met een gezicht verwrongen van pijn. Sanoj hurkte voor hem neer, haalde zijn hand weg en rolde langzaam zijn broekspijp een beetje op. Er zat een grote, diepe snee in zijn been, die er zo te zien nog niet lang zat. Sanoj sloeg Zacky's arm om zijn schouder, en sloeg zijn eigen arm om Zacky's middel, om hem te ondersteunen. Samen liepen ze door de gangen, hopend dat er snel een kamer zou komen. Want dat was het enige dat je hier kon doen, hopen. Je wist nooit wat er zou komen.
Tot Sanoj's opluchting kwam er weer een windvlaag en waren de fakkels vóór hem uitgedoofd. Zacky voelde hij echter in zijn armen trillen als een rietje. Sanoj nam aan dat hij niet zo plezierige ervaringen had met de kamers. Met één hand duwde Sanoj de grote deuren open, en hielp hij Zacky erdoorheen voordat ze weer dichtvielen. Hij voelde nog even of ze wel écht dicht waren, voor de zekerheid. Tot zijn opluchting waren ze potdicht, in het slot gevallen. Sanoj durfde zich nauwelijks om te draaien. Als er nu een monster was, waren ze verloren. Hijzelf was verzwakt van het ondersteunen van Zacky, en Zacky kon echt niet vechten met zijn been. Met angst in zijn hart draaide hij zich langzaam om.
 
Laatst bewerkt door een moderator:

Genius0615

Erinys
Deel 1


De heks keek hem even haarscherp aan, maar lachte hem toen uit. "Bwahahahahaha! Denk je dat je mij kan verslaan?" "Kom maar op!" antwoordde Sanoj vastberaden. De heks schoot meteen een magische straal op Sanoj af. Echter ketste hij hem meteen af met zijn zwaard dat bovendien magiebestendig was. Weer schoot de heks wat stralen op Sanoj af die vervolgens werden afgeketst. Sanoj begon steeds meer te zweten. "Hoe kan ik dit nou winnen? Ik moet offensief gaan, ja dat moet. Maar als ik te dicht bij kom raakt die heks me natuurlijk meteen." dacht hij. Hij besloot wat te slalommen. Hij kwam echter nooit dicht bij de heks, omdat veel te gevaarlijk was. En toen gebeurde het. Sanoj liep nu recht met zijn zwaard op de heks af. De heks vuurde een machtige straal op hem af maar Sanoj bukte en ging achteruit. Wat de heks echter niet verwachtte, was dat de straal de kooi achter Sanoj raakte waarin het konijn Rabbidrobin zat. Deze werd onopgemerkt bevrijd. Sanoj leidde de heks af en opeens... "Aaaaaaaaaaw!" schreeuwde de heks uit. Rabbidrobin had (alweer) in haar been vergeten. De heks viel op de grond en haar toverstaf viel enkele meters verder op de grond. Ze wou hem net vliegensvlug oprapen, maar Sanoj gooide zijn speer nét op tijd naar de heks die haar hoofd doorboorde. Vlug gooide Sanoj de dode heks in de kachel. Haar ziel leefde immers nog.

Sanoj pakte de toverstaf op en bevrijdde daarmee zijn vrienden. "Bedankt Sanoj! Zonder jouw hulp waren we hier nooit uitgekomen!" riep Initia. "Echt bedankt man!" riep de rest ook. "Dat is graag gedaan, ik vergezel vanaf nu jullie groep. Ik ben de broer van prins Janiculus en ben te voet jullie achterna gekomen. Ik kwam net thuis en merkte toen dat mijn broer weg was. De koning zei dat er al een reddingsactie gaande was en ik zou koste wat kost jullie helpen." antwoordde Sanoj. "Nou, welkom dan!" zei Mitchjol. "We zijn heel blij met je hulp." "Deze toverstaf neem ik mee." zei Mitchjol ook nog. Ik heb jaren magie gestudeerd en weet hoe ik ermee overweg moet. Echter heb ik nooit een echte toverstaf gehad." De vrienden besloten te vertrekken. Met het extra proviand van Sanoj kwamen ze nog enkele weken toe. Na enkele uren verlieten ze eindelijk het bos en reisden ze door de woestijn.

"Wat?! Kom jij me nu vertellen dat die onnozele heks ze nog altijd niet heeft kunnen stoppen?" vroeg Rubinho. "Maarmaar..." Niets te maar! Wachter voer hem af!" antwoordde Rubinho streng. "Gaat het schat?" vroeg zijn vrouw, Kyraco die net binnen was gekomen. "Die stomme elitegroep gaat heel het plan verpesten! De heks is al dood en nu is die domme Mitchjol in bezit van magie!" zuchtte Rubinho. "Nou daar weet ik wel wat op. Ik heb nog een draak zitten hier ergens. Als onze troepen die 's nachts overvallen kunnen we hem afsturen op hen, dat overleven ze nooit!" antwoordde Kyraco poeslief. "Echt? Je bent geweldig schatje!" antwoordde Rubinho. "Ik hou zo veel van je..." "Tuttut, eerst die draak sturen en dan krijg je je desertje." zei Kyraco. "Goed dan, adviseur, ik wil een leger opstellen op die draak levend hier te krijgen!" riep Rubinho. "Ja sir." antwoordde de adviseur.

Onze helden zaten vredig te eten. Nadat Sanoj bij hun groep was gekomen hadden ze bijna genoeg voedsel om door de woestijn te komen. "Wat kun je nou allemaal met die toverstaf?" wou Initia weten. "Ehm even denken, ik kan magische dodelijke stralen afvuren gemaakt van vuur, vuurballen afvuren, voorwerpen in brand steken en dingen verwarmen." antwoordde Mitchjol. "Maar maar, dan heb jij dus de toverstaf van vuur!" riep Gewooneenspartaan overtuigd. "Zo bestaat er maar één op heel de wereld. De staf zal je altijd blijven volgen en kan alleen van eigenaar veranderen als de oude eigenaar wordt verslagen!" zei hij nog. "Hoe weet je dat?" vroeg Sanoj. "Hier, ik las het in dit boek, gestolen van die heks." antwoordde Gewooneenspartaan. "Kijk maar."



"Waaw, cool ding!" lachte Mitchjol. "Gewooneenspartaan, jij krijgt hem." Gewooneenspartaan wou nog tegenstribbelen maar Mitchjol deed teken dat het voorbestemd was. Hij had nog maar net de staf afgegeven of hij viel al met een brandwonde op de grond. "Hinderlaag!" brulde hij.

"Hindeeeeeeeerlaaaaaaaaaag!" schreeuwde hij nog eens. Meteen stond Mitchjol op en gebaarde naar Gewooneenspartaan dat hij toch beter de vuurstaf in bezit had. Iedereen behalve Mitchjol school achter een rots. Een draak konden ze nooit verslaan zonder een magisch wapen. Enkel het konijn Rabbidrobin durfde tevoorschijn komen en hing bijtend aan de staart van de draak. Die lette echter niet op hem. Hij was veel te groot en had een harde huid waardoor hij de konijnenbeten nog niet eens voelde. Eén fractie van een seconde keken Mitchjol en de woeste draak elkaar aan. Maar dan begon de draak meteen vuur op Mitchjol af te vuren. Mitchjol dook weg en dacht: "Dan bestrijden we vuur met vuur!" Mitchjol schoot meteen een paar vuurballen af met zijn toverstaf. De draak zat nu in de lucht. Hij zwaaide zo hevig met zijn staart dat de arme Rabbidrobin wel 20 meter verder in het zand vloog. Hij had zich bezeerd maar het was niks ernstigs of zo. Het was immers maar zand. Rabbidrobin kwam wat dichter bij het gevecht en brabbelde wat onverstaanbaars naar de draak. "Braahbelbebraahwaah! Kawashamaniosa Bwaaaaaaaaaaah!" schold hij naar de draak. Initia kon het van achter de rots horen en besefte dat een konijn dat niet zomaar tegen iemand zei. Hoewel hij perfect konijns kon spreken, vertaalde hij het niet, een konijn zei dat niet zomaar. Dat was pure haat. Ondertussen ging het gevecht verder. De draak probeerde Mitchjol te doorboren met zijn vlijmscherpe staart, maar Mitchjol toverde zijn toverstaf even om in een brandend zwaard en hakte de staart van de draak eraf. Liters drakenbloed vloog eruit. Mitchjol zette een paar grote stappen achteruit want hij was er alergisch voor. Maar de draak leefde nog. Hij was nu woedend en vuurde een straal vuur nog groter als de breedte van een zaalvoetbalveld op hem af en raakte Mitchjols been nog. Hij schreeuwde uit en bleef op de grond liggen. Hij kon niet meer vechten, hij zou nu sterven. Hij zag de draak in slow motion op hem af komen, klaar om hem te verslinden. Net op het laatste moment sprong Mitchjol overeind en schoot een machtige vuurstraal op hem af. Als in een soort reflex, maar dan alsof iemand zijn lichaam bestuurde. de draak ontplofte. Honderden liters drakenbloed vlogen op Mitchjol en het terrein rond hem.

Mitchjol begon meteen hevig te hoesten. Het team kreeg hem er uiteindelijk nog levend uit. Het was moeilijk, maar ze hadden hem gered. "Gaat het?" Vroeg Sanoj. "Ja, het gaat wel weer..." kuchte Mitchjol. "Blijf jij maar de rest van de dag in de tent." besloot Gewooneenspartaan. "Je hebt het verdiend."

"Wat?! Zijn die idioten nu weer ontsnapt?!" brulde Rubinho tegen Kyraco. "Maarmaar..." "Niets te maren, jij hebt het al weer verpest, jij rot stuk ellende!" na een paar minuten hevige ruzie gooide Kyraco Rubinho van de trap af. "Arrogant kereltje!" siste ze.

Wanneer komt het volgende stuk?
 

DeletedUser16774

Gast
Deel 1


De heks keek hem even haarscherp aan, maar lachte hem toen uit. "Bwahahahahaha! Denk je dat je mij kan verslaan?" "Kom maar op!" antwoordde Sanoj vastberaden. De heks schoot meteen een magische straal op Sanoj af. Echter ketste hij hem meteen af met zijn zwaard dat bovendien magiebestendig was. Weer schoot de heks wat stralen op Sanoj af die vervolgens werden afgeketst. Sanoj begon steeds meer te zweten. "Hoe kan ik dit nou winnen? Ik moet offensief gaan, ja dat moet. Maar als ik te dicht bij kom raakt die heks me natuurlijk meteen." dacht hij. Hij besloot wat te slalommen. Hij kwam echter nooit dicht bij de heks, omdat veel te gevaarlijk was. En toen gebeurde het. Sanoj liep nu recht met zijn zwaard op de heks af. De heks vuurde een machtige straal op hem af maar Sanoj bukte en ging achteruit. Wat de heks echter niet verwachtte, was dat de straal de kooi achter Sanoj raakte waarin het konijn Rabbidrobin zat. Deze werd onopgemerkt bevrijd. Sanoj leidde de heks af en opeens... "Aaaaaaaaaaw!" schreeuwde de heks uit. Rabbidrobin had (alweer) in haar been vergeten. De heks viel op de grond en haar toverstaf viel enkele meters verder op de grond. Ze wou hem net vliegensvlug oprapen, maar Sanoj gooide zijn speer nét op tijd naar de heks die haar hoofd doorboorde. Vlug gooide Sanoj de dode heks in de kachel. Haar ziel leefde immers nog.

Sanoj pakte de toverstaf op en bevrijdde daarmee zijn vrienden. "Bedankt Sanoj! Zonder jouw hulp waren we hier nooit uitgekomen!" riep Initia. "Echt bedankt man!" riep de rest ook. "Dat is graag gedaan, ik vergezel vanaf nu jullie groep. Ik ben de broer van prins Janiculus en ben te voet jullie achterna gekomen. Ik kwam net thuis en merkte toen dat mijn broer weg was. De koning zei dat er al een reddingsactie gaande was en ik zou koste wat kost jullie helpen." antwoordde Sanoj. "Nou, welkom dan!" zei Mitchjol. "We zijn heel blij met je hulp." "Deze toverstaf neem ik mee." zei Mitchjol ook nog. Ik heb jaren magie gestudeerd en weet hoe ik ermee overweg moet. Echter heb ik nooit een echte toverstaf gehad." De vrienden besloten te vertrekken. Met het extra proviand van Sanoj kwamen ze nog enkele weken toe. Na enkele uren verlieten ze eindelijk het bos en reisden ze door de woestijn.

"Wat?! Kom jij me nu vertellen dat die onnozele heks ze nog altijd niet heeft kunnen stoppen?" vroeg Rubinho. "Maarmaar..." Niets te maar! Wachter voer hem af!" antwoordde Rubinho streng. "Gaat het schat?" vroeg zijn vrouw, Kyraco die net binnen was gekomen. "Die stomme elitegroep gaat heel het plan verpesten! De heks is al dood en nu is die domme Mitchjol in bezit van magie!" zuchtte Rubinho. "Nou daar weet ik wel wat op. Ik heb nog een draak zitten hier ergens. Als onze troepen die 's nachts overvallen kunnen we hem afsturen op hen, dat overleven ze nooit!" antwoordde Kyraco poeslief. "Echt? Je bent geweldig schatje!" antwoordde Rubinho. "Ik hou zo veel van je..." "Tuttut, eerst die draak sturen en dan krijg je je desertje." zei Kyraco. "Goed dan, adviseur, ik wil een leger opstellen op die draak levend hier te krijgen!" riep Rubinho. "Ja sir." antwoordde de adviseur.

Onze helden zaten vredig te eten. Nadat Sanoj bij hun groep was gekomen hadden ze bijna genoeg voedsel om door de woestijn te komen. "Wat kun je nou allemaal met die toverstaf?" wou Initia weten. "Ehm even denken, ik kan magische dodelijke stralen afvuren gemaakt van vuur, vuurballen afvuren, voorwerpen in brand steken en dingen verwarmen." antwoordde Mitchjol. "Maar maar, dan heb jij dus de toverstaf van vuur!" riep Gewooneenspartaan overtuigd. "Zo bestaat er maar één op heel de wereld. De staf zal je altijd blijven volgen en kan alleen van eigenaar veranderen als de oude eigenaar wordt verslagen!" zei hij nog. "Hoe weet je dat?" vroeg Sanoj. "Hier, ik las het in dit boek, gestolen van die heks." antwoordde Gewooneenspartaan. "Kijk maar."



"Waaw, cool ding!" lachte Mitchjol. "Gewooneenspartaan, jij krijgt hem." Gewooneenspartaan wou nog tegenstribbelen maar Mitchjol deed teken dat het voorbestemd was. Hij had nog maar net de staf afgegeven of hij viel al met een brandwonde op de grond. "Hinderlaag!" brulde hij.

"Hindeeeeeeeerlaaaaaaaaaag!" schreeuwde hij nog eens. Meteen stond Mitchjol op en gebaarde naar Gewooneenspartaan dat hij toch beter de vuurstaf in bezit had. Iedereen behalve Mitchjol school achter een rots. Een draak konden ze nooit verslaan zonder een magisch wapen. Enkel het konijn Rabbidrobin durfde tevoorschijn komen en hing bijtend aan de staart van de draak. Die lette echter niet op hem. Hij was veel te groot en had een harde huid waardoor hij de konijnenbeten nog niet eens voelde. Eén fractie van een seconde keken Mitchjol en de woeste draak elkaar aan. Maar dan begon de draak meteen vuur op Mitchjol af te vuren. Mitchjol dook weg en dacht: "Dan bestrijden we vuur met vuur!" Mitchjol schoot meteen een paar vuurballen af met zijn toverstaf. De draak zat nu in de lucht. Hij zwaaide zo hevig met zijn staart dat de arme Rabbidrobin wel 20 meter verder in het zand vloog. Hij had zich bezeerd maar het was niks ernstigs of zo. Het was immers maar zand. Rabbidrobin kwam wat dichter bij het gevecht en brabbelde wat onverstaanbaars naar de draak. "Braahbelbebraahwaah! Kawashamaniosa Bwaaaaaaaaaaah!" schold hij naar de draak. Initia kon het van achter de rots horen en besefte dat een konijn dat niet zomaar tegen iemand zei. Hoewel hij perfect konijns kon spreken, vertaalde hij het niet, een konijn zei dat niet zomaar. Dat was pure haat. Ondertussen ging het gevecht verder. De draak probeerde Mitchjol te doorboren met zijn vlijmscherpe staart, maar Mitchjol toverde zijn toverstaf even om in een brandend zwaard en hakte de staart van de draak eraf. Liters drakenbloed vloog eruit. Mitchjol zette een paar grote stappen achteruit want hij was er alergisch voor. Maar de draak leefde nog. Hij was nu woedend en vuurde een straal vuur nog groter als de breedte van een zaalvoetbalveld op hem af en raakte Mitchjols been nog. Hij schreeuwde uit en bleef op de grond liggen. Hij kon niet meer vechten, hij zou nu sterven. Hij zag de draak in slow motion op hem af komen, klaar om hem te verslinden. Net op het laatste moment sprong Mitchjol overeind en schoot een machtige vuurstraal op hem af. Als in een soort reflex, maar dan alsof iemand zijn lichaam bestuurde. de draak ontplofte. Honderden liters drakenbloed vlogen op Mitchjol en het terrein rond hem.

Mitchjol begon meteen hevig te hoesten. Het team kreeg hem er uiteindelijk nog levend uit. Het was moeilijk, maar ze hadden hem gered. "Gaat het?" Vroeg Sanoj. "Ja, het gaat wel weer..." kuchte Mitchjol. "Blijf jij maar de rest van de dag in de tent." besloot Gewooneenspartaan. "Je hebt het verdiend."

"Wat?! Zijn die idioten nu weer ontsnapt?!" brulde Rubinho tegen Kyraco. "Maarmaar..." "Niets te maren, jij hebt het al weer verpest, jij rot stuk ellende!" na een paar minuten hevige ruzie gooide Kyraco Rubinho van de trap af. "Arrogant kereltje!" siste ze.

Onze helden waren de woestijn nu bijna uit, enkele maanden later. Het was moeilijk geweest. Want ze hadden heel weinig voedsel en water. Af en toe kwamen ze wel eens voorbij een oase, die hen dan weer in leven hield. Iedereen was doodmoe. Gelukkig zagen ze daar in de verte bij het einde van de woestijn een dorpje. Daar kochten ze een grote voorraad voedsel. Geld hadden ze immers genoeg. De helden keken elkaar aan. Het was hen eindelijk gelukt! Ze waren levend uit de woestijn geraakt. Initia keek op de kaart. "Het is nu niet meer zo ver jongens! Over een maandje zijn we zeker bij het kasteel van de slechterik." Mitchjol keek met grote ogen naar de kaart. "Ik kan het niet geloven! Over een maand zie ik mijn geliefde eindelijk!" De heren besloten een weekje vakantie te nemen in het dorp. Ze hadden echter één groot probleem: Waar zouden ze moeten slapen?

Onze heren dachten na. Ze konden de tenten hier niet opzetten in het dorp, dan zouden ze zeker beroofd worden. Rabbidrobin zag opeens een vrouw voorbijlopen met chique oranje sandalen. Hij dacht dat het wortels waren, liep naar de vrouw toe en beet in haar voet. "Auw!" schreeuwde de vrouw. Nog voor ze meer kon zeggen verontschuldigde Initia zich: "Onze excuses mevrouw, ons konijn is nogal wild, en soms denkt hij niet na. "Geeft niet." antwoordde de vrouw. "Mag ik vragen wat jullie namen zijn?" vroeg ze nog. "Ik ben Mitchjol, dat zijn Initia, Gewooneenspartaan en Sanoj." Rabbid gromde even. "O ja, dat is ons konijn Rabbidrobin." voegde Mitchjol eraan toe. "Maar, maar... Dan zijn jullie de helden die prins Janiculus gaan redden! Het is me een eer jullie te ontmoeten. Mijn naam is Cynthia, maar iedereen noemt me Dutchgirl. Jullie mogen bij mij overnachten als jullie willen." Dat aanbod nemen we aan, antwoordde Sanoj. Ze volgden Dutchgirl naar haar huis en Gewooneenspartaan keek vol verliefdheid naar haar gezicht en haar blonde haren. Het zou niet lang duren voordat iedereen het wist. Een Spartaan die verliefd is, hij zou misschien wel een kans maken.
 

DeletedUser

Gast
De legende van Alka-Bras

Deel I
Lang geleden, in het land Alka-Bras, was er een machtige koning. Hij was rijk, vijanden vreesden hem en hij had een leger, groter dan ieder ander leger ter wereld. Hij voelde zich zo machtig dat hij de hele wereld wilde laten proeven van zijn macht. Hij riep alle generaals bij één om oorlogsplannen te maken. Maar voor hij zijn leger op pad wilde sturen, waarschuwde een magiër de koning: ,,Heer, als u ten strijde trekt, zal de oppergod Shagiano u stoppen. Heel uw koninkrijk zal dan worden verwoest!" De koning fronste zijn wenkbrauwen. Hij wist dat de magiër niet zou liegen. Dus hij liet het plan rusten.
Die nacht had de koning een droom. Het was een erg ongebruikelijke droom en de ochtend erna riep hij de magiër om zijn droom te vertellen: ,,Alleen de oppergod kan me stoppen, toch," zei de koning, ,,Als ik hem doodt, kan ik doen wat ik wil" De magiër keek geschokt naar zijn heer. ,,U kunt geen god doden," wees de tovenaar hem op de realiteit, ,,En al helemaal geen oppergod!" Op het gezicht van de koning verscheen een grijns. ,,Dat weet ik," grimast de opgedofte man, ,,Daarom laat ik een ander god Shagiano doden."
De magiër keek de koning aan alsof hij gek was. ,,Hoe wil je nou een god vinden die dat voor je doet?" vroeg hij, ,,Shagiano is een geliefde oppergod. Geen enkele god heeft iets tegen hem." ,,We gaan er een toe dwingen." antwoordde de koning en legde vervolgens uit hoe. De magiër knikte instemmend.
Een paar uur later maakten de koning en zijn hof-tovenaars de tempel gereed voor zijn list. Oude relikwieën werden geplaatst, kaarsen werden aangestoken en de magiërs bogen voor een standbeeld dat te midden van de ruimte stond. Ze riepen in koor naar het standbeeld: ,,Azadeh, god van de vrijheid, kom ons te hulp!" De kamer werd opeens gevuld met mist. Wanneer de mist neerdaalde, stond er opeens een vrouw bij de groep. Ze stelde zichzelf voor als Azadeh. Maar voor ze kon vragen wat er aan de hand was, haalden de magiërs kettingen tevoorschijn, kettingen uit de onderwereld. De stralende witheid van Azedeh vergrauwde. Haar kracht nam af en de magiërs konden haar boeien. ,,Welkom Azadeh," grijnst de koning, ,,Je bent nu mijn gevangene!"

Azadeh werd meegenomen in een diepe grot en daar in een kerker vastgezet. Kort daarop, wanneer de koning terug was in zijn kasteel, verscheen de god Brefew aan hem. Zijn vuisten waren gebald en zijn blik was dodelijk. Maar de koning grijnst terug: ,,Ik had je al verwacht." ,,Ja, je hebt mijn geliefde gevangen genomen," antwoordde de man, gekleed in berenvellen, ,,Geef haar terug, of ik zal je doden!" De koning lachtte en vertelde de god dat wanneer dat zou gebeuren, hij Azadeh nooit meer terug zou zien. ,,Er is één manier om de vrijheid van de godin van de vrijheid terug te winnen: Ontneem de kracht van Shagiano," chanteerde de koning deze god. Moedeloos keerde Brefew terug naar het godenrijk. Hij zag dat er niks anders op zat dan het bevel op te volgen. En dankzij zijn sterke wil zette Brefew alles op alles om de oppergod te doden. En het lukte hem.

Deel II
Dode bladerden dwarrelden op de grond. Een ijzige wind baande zich een wek door de straten van Alka-Bras. Normaal stond op elke hoek een soldaat, maar die waren uitgezonden naar omliggende gebieden, om alle vijanden neer te slaan. En niemand die ze stoppen kon. Alleen de oppergod zou ze kunnen stoppen, maar die was gedood. Althans, hij was als dood. Een oppergod kon niet doodgaan, maar hij was van zijn troon gehaald. Al zijn macht ontnomen. Nu zat hij ergens gevangen in een diepe grot, waar geen mens noch god zich durfde te wagen. En dat heeft ervoor gezorgd dat de wereld uit balans is geraakt. Waar eerst vrede en rust heerste, was nu dood en verderf meester geworden. En in de godenwereld ging het er niet heel anders aan toe. De goden streden om de macht en probeerden elkaar daarbij van hun macht te ontnemen. En Brefew, die zat gevangen in de onderwereld. Omdat hij al deze ellende noodgedwongen heeft veroorzaakt. Alle schuld werd op hem afgeschoven. Maar Azadeh voelde zich daar schuldig over. ,,Als ik niet zo stom was om naar de koning van Alka-Bras te gaan, was dit nooit gebeurd," legde ze haar zoon uit, ,,Ik moet dit rechtzetten." Samen met zijn moeder ging Ramin mee naar de god van de onderwereld, Deventhear, die nu de machtigste god was. Azadeh legde de situatie uit en bood zich aan als zijn gevangene. Maar de god, gekleed in zwart keek lachend de godin aan, terwijl hij zijn Hellhounds aan het aaien was. ,,Je bent een beetje laat, niet?" grijnsde hij, ,,De koning heeft de oorlog al bijna gewonnen. Alleen Shagiano kan hem nog stoppen, maar die zit ergens gevangen." Nadat Azadeh vroeg of hij bevrijd kon worden, schoot Deventhear weer in de lach en antwoordde dat enigszins onhaalbaar was: ,,De koning heeft alle toegangswegen tot de wereld afgesloten door relekwieën en standbeelden weg te halen. De enige manier om Shagiano te bevrijden is door mens te worden en een levensgevaarlijke tocht door de wildernis en hindernissen reizen." Voordat de stilte viel stapte Ramin moedig naar voren: ,,Ik zal dit doen. Ik zal naar de aarde keren als mens en Shagiano bevrijden." Deventhear grijnsde, hopend dat hij Ramin binnenkort zou kunnen verwelkomen in zijn rijk.
Een paar minuten later had het drietal zich verzameld bij de poorten van de godenwereld. Ramin sloot zijn ogen, terwijl Deventhear enkele spreuken zei. Ramin voelde zich licht worden in zijn hoofd. Opeens viel hij naar beneden, door de wolkengrond heen. Hij zag zijn moeder daar bezorgd naar beneden kijken, die steeds verder weg was. En toen werd het zwart voor zijn ogen.

Deel III
Langzaam opende Ramin zijn ogen en keek om zich heen. Hij lag in het bos, op een stapel gekleurde bladeren. Hij krabbelde voorzichtig overeind en merkte gelijk dat hij slapper was dan normaal. Ramin wist dat het worden van een mens geen pretje zou zijn, maar hij wist niet dat stervelingen zó slap waren. Maar Ramin klaagde niet lang. Hij moest een zeer belangrijke taak vervullen. En zo ging hij op weg.
Na lang te hebben rondgelopen, kon Ramin niks anders dan toekennen verdwaald te zijn. Het werd al donker en de lucht werd steeds kouder. Ramin zuchtte diep en zocht tegen een boom een plekje om te gaan slapen. Maar voordat hij een oog dicht kon doen, kraaide een raaf zo luidt, dat Ramin zich eraan stoorde. Die raaf had een plekje gevonden op een boven boven het hoofd van Ramin. Hij zuchtte nogmaals en probeerde te slapen, maar de raaf maakte weer herrie en vloog naar Ramin. Met zijn zwarte kraalogen keek hij Ramin in de ogen. Ramin keek terug en zag in de ogen van de raaf dat hij hem moest volgen. Half gehypnotiseerd rende Ramin de raaf achterna, totdat hij voor een grot belandde. Even dacht Ramin dat de raaf hem gelijk naar Shagiano had geleid, maar na het horen van een andere, bekende stem wist hij dat dat te mooi om waar zou zijn.
Ramin keek naar de kant waar de stem vandaan kwam. Het was er totaal duister. Het enige wat Ramin zag, waren twee ogen en hij hoorde het zware gefladder van twee grote vleugels. ,,Volkeznir," herkende Ramin deze god, ,,Wat doe je hier? Ik dacht dat geen god meer op de aarde zou kunnen komen." De god van de duisternis bevestigde dat. ,,Ik ben ook niet echt hier," zei het gedaante met een diepe stem, ,,Maar doordat het nacht is en duister, heb ik nog genoeg kracht om hier te kunnen verschijnen, aan jou." Vervolgens legde Volkeznir uit waarom hij Ramin hiernaartoe had gebracht: ,,Ik weet dat je Shagiano zoekt. Helaas weet ik ook niet waar hij is. Maar de koning van Alka-Bras en zijn magiërs weten dat wel, als enige. Mijn raven kunnen je naar hem leiden. De rest moet je zelf doen..." Met een lichte galm doofde de stem weg en verdwenen de ogen. Opeens hoorde Ramin de raaf weer, die voor de ingang van de grot stond te wachten. Ramin kon weer verder.

Deel IV
De zon rees op en de raven die hem leidde, verdwenen plotseling. Gelukkig was Ramin bij een dorpje terecht gekomen. Althans, van wat er van het dorpje over was gebleven. De koning was hier langsgekomen en had bijna alles plat laten branden. En dat deed de inwoners geen goed, waardoor ze Ramin grimmig ontvingen en bijna wilden doden. Nadat Ramin de aanvallen van hooivorken en speren wist af te weren met zijn zwaarden, overtuigde hij de inwoners aan de goede kant te staan en vroeg vervolgens welke kant de koning op was gegaan. Ze zeiden dat Ramin de rivier moest volgen, omdat de koning zijn weg vervolgde met een vloot. Ramin kreeg een boot mee en werd uitgerust met een tent en wat voedsel.
De brede rivier kronkelde door de bossen. Er zaten veel splitsingen in, maar Ramin hoefde zich geen zorgen te maken de verkeerde afslag te nemen. Want zo'n vloot waarmee die koning mee vaarde, paste niet in kleine bij-riviertjes. Dus zolang Ramin de grote rivier aanhield, kwam hij dichtbij. Zeker wanneer Ramin de geur verbrand hout rook en rookwolken boven de bomen uit op zag stijgen, wist hij dat hij op de goede weg zat. Ramin zette koers naar de rook, maar na te zijn aangekomen zag hij dat hij al te laat was. Het hele dorp was platgebrand. Overal lagen lijken en verbrande resten. Het enige wat nog overeind stond, waren de galgen waaraan lichamen aan hingen. Het stonk er vreselijk naar rotte lichamen er er was geen enkel teken van leven te bekennen. Blijkbaar was het al een dag of twee geleden dat de koning hier langs was geweest. Snel sprong Ramin weer in zijn boot om zijn zoektocht naar de koning voort te zetten.

De rivier mondde uit in de zee Shabnan. Neergeslagen plofte Ramin in zijn boot. Hoe kon hij in deze grote plas water nou weer de weg vinden? De raven van Volkeznir had hij al dagen niet meer gezien en zijn voedsel was ook bijna op. Voorzichtig boog Ramin zich voorover om wat water te drinken. Maar in tegenstelling tot hoe het water eerder smaakte in de rivier, was dit verschrikkelijk! Zijn keel voelde nog droger aan en hij kreeg nog meer dorst. proestend schommelde hij in zijn boot, op zoek naar zijn bagage om de zoute smaak met de laatste stukken brood te neutraliseren. Maar hij schommelde te erg en viel in het water.
Ramin kon niet zwemmen. Waarvoor zou hij het wel kunnen? Dus hij zonk, spartelend om zich heen. Hij probeerde adem te halen, maar hij kreeg alleen water binnen. Alles werd wazig om hem heen en hij verloor zijn bewustzijn.

Deel V
Twee spelende kinderen zaten vrolijk te rennen over de heuvels van Shadan, de stad in het oosten. Met houten zwaarden probeerden ze elkaar onder luid gelach en geluidjes te verslaan. Een van de twee, een zwartharig meisje, delfde het onderspit en moest vluchten voor haar tweelingbroer. Haastig rende ze de heuvel op. Haar broer was dan misschien sterker, maar zij was sneller.
Bovenop de heuvel kwam ze tot stilstand. Ze had haar broer afgeschud en had nu even adempauze. De herfstwind woei daar haren. Het was een fijne wind, die haar even afkoelde. Ze keek om zich heen. Het was hier prachtig. De kale heuvels met het lange gras en allerlei flora vormde een mooi landschap tegen de ruwe zee, enkele honderden meters lager. Ze keek naar de zee en werd getuige van een schitterende zonsondergang. maar voordat de de zon verdwenen was, verscheen er een zwarte vlek op de horizon. Verrast keek het meisje naar de vlek. Het werd groter! Toen kwam haar broer aanrennen, met zijn zwaard geheven. Hij wilde zijn zusje een mep geven, maar zag op het laatste moment dat zij daar geen aandacht voor had. De jongen volgde de blik van haar en zag vervolgens ook de vlek. ,,Wat is dat?" vroeg hij aan haar. Zij schudde haar hoofd: ,,Ik weet het ook niet. Laten we naar papa gaan." De jongen stemde toe en samen renden ze de heuvel af, op naar de stad dat in het dal lag.

Tegen de tijd dat de twee de stad hadden bereikt, was de vlek op de horizon al veel groter geworden. Ondanks dat de stad lager lag en er dus minder goed zich op was. De zwarte gestalte was meer een streep geworden. ,,Papa, papa," riep het meisje bij aankomst van de stad. Maar hun nieuws was niet nieuw. Op de haven van de stad hadden zich al verschillende mensen verzameld die de verschijning op de horizon ook ontdekt hadden. Daar stond ook de vader van de tweeling. Zijn gezicht stond bezorgd. ,,Ga naar huis, naar jullie moeder. En blijf binnen," zei de vader tegen zijn kinderen. Hij wist wat er komen zou. Het meisje en jongetje gehoorzaamden en renden door de grote poort van de stad.
De kinderen zaten veilig binnen, toen de ruimte gevuld werd van het galmen van de alarmbel. Die was gevestigd in de hoogste toren van de stad, tussen de haven en de stad in. De meisje hoorde buiten soldaten over de straten rennen. Bezorgd vroeg ze aan haar moeder: ,,Wat gebeurt er? Ik ben bang." De moeder omhelsde haar. ,,Ik weet het niet," antwoordde ze, ,,Maar we zijn hier veilig." Maar dat kon ze niet zeker zeggen. Haar man wist ook wel beter. Hij wist wat die verschijning was die steeds groter werd: Het was de vloot van Alka-Bras die steeds dichterbij kwam. De oorlog duurde al lang genoeg om ervoor te zorgen dat de plannen van de koning over de hele wereld bekend waren.

Enkele kilometer verderop stond de koning trots op het dek, met een strakke blik op het landschap voor zich gericht. Een generaal, strak in het harnas en een verenpluim op zijn helm, stond naast hem. ,,We bereiken de stad Shadan om middernacht," lichtte hij toe, ,,Als de aanval goed gaat, zal de stad voor de zon opkomt van u zijn. Maar ik moet u ook waarschuwen. Shadan is een sterke stad. Al honderden jaren vertegenwoordigt het hetzelfde koninkrijk." De koning grijnsde: ,,Geen zorgen, ik heb de ideale manier gevonden om de stad te veroveren..."

Deel VI en VII
 
Laatst bewerkt door een moderator:

Sanhal

3e plaats KonijnenSpelen 2013
Mooi verhaal Militem, maar kun je niet gewoon je eerste post aanpassen om de andere delen erin te zetten?
 

DeletedUser

Gast
De terugkeer van het kwaad

Deel I

Bezem werd wakker. Alles draaide voor zijn ogen. Wat was het weer compleet misgegaan vannacht. Hij moest echt iets aan het drinken gaan doen. Als dit door blijft gaan word het nog eens zijn dood. Toen hoorde hij het. Alsof er een ton bier door de herberg werd gesmeten. Snel trok hij zijn tuniek aan en pakte hij zijn jagersmes. Hij snelde zijn kamer uit, en direct toen hij zijn deur opentrok had hij daar spijt van. Hij redde zijn leven door direct op de grond te gaan liggen. Hij hoorde iets over zijn hoofd vliegen. Snel sprong hij weer op en met een sprong bereikte hij de kruisboogschutter, en stak zijn mes in de nek van de moordenaar. Wat was er aan de hand? Bezem kon het niet begrijpen. Wat had hij nu weer gedaan? Waar was het deze keer misgegaan? Bezem’s drankmisbruik leidde wel eens uit tot wat vuistgevechten, maar nooit tot een poging tot moord! Snel rende hij de trap af naar beneden, de gelagkamer in. Een grote chaos. De tafels waren omvergegooid, stoelen waren door de ruiten gegooid. In een hoek lag een man in een onnatuurlijke houding. Bezem hoefde niet dichterbij te komen om te weten dat hij dood was. De herbergier kroop achter de bar vandaan. ‘Wat moet jij hier?’ Schreeuwde Sanoj. ‘Rustig Sanoj, ik ben het maar,’ zei Bezem, ‘Wat is hier gebeurd?’ ‘Ik kan het zelf nauwelijks bevatten.’ zei Sanoj. ‘Er kwamen ineens een stuk of vijf mensen in zwarte kleren naar binnen gerend, twee met een kruisboog in de hand, de anderen een sabel. Het was dat ik nog op was en ik ze zag en “Wat moet dat hier!” Naar ze riep, waardoor ze schrokken. Ze hadden volgens mij een heel mooi plannetje bedacht wat daardoor even verstoord werd.’ ‘Vijf zei je? Ik heb er maar één gezien, de tweede ligt volgens mij daar in de hoek, of niet?’ ‘Juist, de andere drie sloegen nadat ze er hier een puinhoop hadden gemaakt op de vlucht.’ ‘Wat is er hier toch aan de hand?’ Bezem moest er even bij gaan zitten. Dit ging hem veel te snel. Hij hoorde nog brak in zijn bed te liggen, zoals normaal.

Deel II

De ochtend kwam. Deze keer werd Bezem niet wakker van opschudding. De hoofdpijn was er nog steeds. Ik moet echt stoppen met drinken, dacht hij bij zichzelf. Nadat hij zich had aangekleed liep Bezem weer de gelagkamer in. Het was niet te geloven, maar alle rotzooi was weg. Alle tafels en stoelen stonden weer op hun oorspronkelijke plaatsen. ‘Je hebt een hoop werk verzet vannacht, ouwe!’ zei Bezem tegen Sanoj, die zijn plaats achter de bar weer had ingenomen. ‘Vannacht? Vanmorgen zul je bedoelen!’ ‘Wat? Hoelaat is het?’ ‘Het is al lang en breed middag makker.’ Zei Sanoj met een knipoog. ‘Oh nee, als Alice maar niet vertrokken is zonder mij!’ Bezem rende snel terug naar zijn kamer, pakte al zijn spullen bij elkaar, en vertrok met een vluchtige groet naar Sanoj. Snel zadelde hij zijn paard en vertrok richting de poort, de stad uit. Daar eenmaal aangekomen zag hij Alice al staan. ‘Waarom ben je zolaat!’ wilde ze weten. ‘Lang verhaal, ik vertel het je onderweg wel. Laten we nu eerst maar eens richting het bos gaan. Tijdens hun reis naar het bos vertelde bezem wat die nacht gebeurt was. ‘Oh nee, hoe is het met die oude Sanoj? Die kan dit op zijn leeftijd echt niet meer hebben!’ ‘Nee hoor, hij heeft niks. Ik lag eerder onder vuur.’ Bezem maakte het verhaal af. ‘Waarom moeten ze je nou weer hebben?’ ‘Ik weet het ook niet… Al zou ik het wel willen weten! Maar laten we nu eerst maar eens zorgen dat we brood op de plank krijgen!’ De jagers betraden het bos, en de rest van de dag verstreek voor hun in stilte, hun bogen hun enige vrienden. Nadat ze beiden weer het bos uit waren gekomen, met een aantal konijnen en fazanten aan hun paarden hangend, keken ze naar de stad. ‘Wat is het nog licht in de stad, op dit late uur.’ Zei Alice. ‘Er klopt iets niet Alice, volgens mij is het brand!’ Ze spoorden hun paarden aan, en reden snel naar de stad.

Deel III

Militem kon het allemaal even niet meer aan. Hij had net drie uur wacht bij de poort erop zitten, en als hij dan eindelijk thuis komt, staat zijn huis in lichterlaaie. Hij wist niet waar zijn vrouw en kinderen zijn, en hij hoopte met heel zijn hart dat ze daar niet meer binnen zat. Hij wist dat dit waarschijnlijk wel het geval zal zijn. Hij ging er even bij op de grond zitten. Hoe kon dit gebeurd zijn? En waarom gebeurde het hem? Hij wist zeker dat iemand de brand aangestoken had, want er was een oliespoor zichtbaar, vanaf waar de brand aangestoken was. Daarna waren er explosies gehoord, want er waren blijkbaar ook explosieven in zijn huis gegooid. Hij had niks meer.
Bezem en Alice reden richting het vuur. Ze waren heel dichtbij. ‘Volgens mij is het Militem’s huis, Bezem.’ ‘Ik weet het Alice. Hoe zou dat gebeurd zijn? Ik dacht altijd dat Militem en zijn gezin heel erg voorzichtig waren…’ ‘We zullen het zien. Kijk, daar zit Militem!’ zei Alice. ‘Militem, wat is er gebeurd?’ vroeg ze. ‘Ze hebben mijn huis opgeblazen. Waar zijn mijn vrouw, en mijn kinderen?’ ‘We komen net uit het bos Militem, we weten niks meer dan jij.’ Zei Bezem. ‘Ik zag wel iemand lopen.’ Hoorde ze ineens iemand achter hun zeggen. Het was Corinthe, de oude dorpsgek. ‘Ik zat wat voor mijn raam, en ineens zie ik 3 mannen in het zwart naar jouw huis lopen!’ Vervolgde hij. ‘Toen ze het oliespoor aanstoken, vluchtten ze daarna richting het kasteel.’ ‘Het kasteel? Maar wat heb ik heer Sanhal misdaan?’ zei Militem. ‘Drie mannen in het zwart, dat zullen dezelfde zijn die vannacht de herberg overhoop hebben gehaald.’ Bezem vertelde het verhaal. ‘Dit moeten we gaan uitzoeken, Bezem!’ zei Militem. Dus vertrokken Militem en Bezem richting het kasteel, op zoek naar antwoorden.
 
Laatst bewerkt door een moderator:

DeletedUser

Gast
De legende van Alka-Bras

Deel I - Deel V

Deel VI
De lucht was diep-blauw. Nee, het was niet de lucht, het was water om Ramin heen. Maar hij kon ademen. Hij begreep het niet, totdat er na enkele bellen ontstonden en Phardomius, de god van de zee, tevoorschijn kwam. ,,Ramin, wat ben je aan het doen?" zei hij ernstig. Zijn witte, lange haren golfden door het water, ,,Alle hoop op harmonie en de terugkeer van Shagiano rust op jouw schouders. En vervolgens ben jij aan het verdrinken?" Er viel een kleine stilte. Vervolgens ging Phardomius verder: ,,De koning van Alka-Bras zal vannacht de stad Shadan aanvallen en hij is iets vreselijks van plan. Jij moet hem stoppen." Ramin keek hem verbaasd aan: ,,Shadan ligt helemaal aan de andere kant van de zee. Ik kan daar nooit op tijd zijn!" Phardomius sprak iets. De grond begon te trillen en een enorm gestalte rees op uit de zeebodem. ,,Mijn Gordial zal je ernaartoe brengen," legde de god van de zee uit, ,,Geen wezen is sterker en sneller dan deze kraken-soort." Ramin fronste zijn wenkbrauwen: ,,Waarom had je Gordial niet gebruikt voor het neerhalen van de vloot?!"
,,Mijn dochter Serinaina kon niks doen, omdat de koning de brug tussen de godenwereld en mensenwereld heeft geblokkeerd. En zelf zou Gordial niet krachtig genoeg zijn om die vloot neer te slaan. Hij zou dan gedood worden," antwoordde Phardomius, ,,Ramin, ik wist dat dit moment zou komen waarin jij de hulp van Gordial meer nodig zou hebben. Ga, en redt de stad Shadan..." Phardomius verdween in de zeediepte. Ramin keek om zich heen. Hij probeerde weer adem te halen, maar zijn longen raakten vol mijn zeewater. Hij kneep zijn ogen dicht en probeerde het water uit te proesten. Toen hij zijn ogen weer opendeed, zat hij terug in zijn boot. Er leek niks te zijn veranderd. Behalve dat er opeens touwen aan de boot waren vastgemaakt. Ramin volgde met zijn ogen de touwen. Ze verdwenen in het water. Plotseling schoot er een enorm wezen uit het water op, waaraan de touwen vast zaten. Het wezen, de Gordial, begon te zwemmen en de boot vloog vooruit.

De maan kondigde zich aan de hemel. Een lichte sluierbewolking bedekte de maan, die haar licht weerspiegelde van het zonlicht. De wind zette haar kracht in de zeilen van de enorme schepen van Alka-Bras. De donkere omgeving lichtte opeens op door een vuurbal die werd aangestoken. Met een katapult werd die vanaf het schip naar het vaste land geslingerd, gevolgd door een doffe knal enige tijd later. Een nieuwe vuurbal werd aangestoken en weggeslingerd. Met een grote boog knalde hij tegen de muur aan van Shadan. Brokken puin vielen naar beneden. Soldaten werden verpletterd, of raakten verbrand van de brandende stenen. Andere soldaten renden gauw heen en weer om het vuur te blussen of de gewonden af te voeren. Een man liep het hardst van allemaal: Golnar, koning van Shadan en vader van een jonge tweeling. Hij zette alles op alles om zijn mannen de helpen en zijn stad te behouden. Vanuit zijn ooghoeken hield hij de vijandige vloot in de gaten. Zojuist had hij zijn vloot uitgestuurd om de eerste schepen aan te vallen. Maar de schepen van Shadan waren geen partij tegen de schepen van Alka-Bras. Het lukte ze wel de schepen te enteren en schade aan te richten, maar hun eigen schepen werden verwoest en de mannen werden kort daarop gedood. Het zorgde enkel voor uitstel.
Het eerste schip bereikte de haven van Shadan. Ze zetten voet aan wal en stormden op de muur af. Vreemd genoeg hielden de boogschutters op de muur zich nog stil. Maar kort daarop volgde het antwoord: Een enorme knal vulde de ruimte en gaf een flits die kilometers ver te zien was. Golnar glimachte. Hij had zijn mannen explosieven laten plaatsen op de haven en het teken gegeven deze op te blazen. Het werkte. Het hele schip en de haven was verwoest en de volgende schepen hadden nu een moeilijkere toegang tot de stad. Van een afstand keek de koning van Alka-Bras naar de gebeurtenis. Hij keek strak vooruit, zonder enige emotie. ,,Geef door dat de aanval alsnog volgens planning gaat," zei hij tegen de generaal naast hem, ,,We zetten alsnog koers richting de haven." De generaal knikte en gaf de boodschap vervolgens door aan de kapitein, die op zijn beurt een signaal doorgaf aan de andere schepen.
Het tweede schip bereikte de kust. Via kleine boten stapten de vijandige soldaten op land. In een andere boot hadden ze een stormram geladen. Het koste veel mankracht deze naar de poort te slepen, terwijl de boogschutters vanaf een afstand slachtoffers wisten te maken. Maar veel succes hadden de boogschutters niet. De soldaten waren goed getraind en beschermden elkaar met grote schilden. Ze wisten de muur te bereiken en het rammen was begonnen.

De koning van Alka-Bras keek toe. Hij zat in het vijfde schip dat de kust zou bereiken. Opeens kwam de kapitein aangerend: ,,Uwe hoogheid, onze achterste schepen hebben iets vreemds opgemerkt: Een groot gestalte dat met enorme snelheid onze kant op komt. We hebben geen idee wat het is."
,,Was dat alles?" vroeg de koning streng, ,,Kom voortaan met een bericht wanneer je wel weet wat het is." De kapitein boog kort en rende weer van het dek af. Hij keek naar de achterkant van het schip. Hij kon nu ook het gestalte zien. Het was Ramin, die door de Gordial werd voortgetrokken. Ze waren al best wel dichtbij het achterste schip. Snel probeerden ze de katapult te draaien en schoten een vuurbal richting Ramin af. Maar de Gordial dook opeens in het water en trok de boot van Ramin mee. Die vloog door deze kracht omhoog en belandde met een mooie rol op het dek. Gelijk greep hij zijn zwaarden, terwijl de bemanningsleden hem omsingelden. Twee soldaten sloegen tegelijk toe met speren. Ramin ontweek de eerste speer, sloeg de tweede speer weg met zijn zwaard en wist razendsnel daarna de belagers met zijn zwaarden te bewerken. De anderen zetten de aanval in. De een kreeg een schop tegen zijn kin, de ander zijn eigen zwaard in zijn borst en een derde werd getackeld en werd met een speer doorboord. Deventhear keek vanaf zijn troon lachend toe, hoe Ramin meer zielen naar zijn koninkrijk joeg.
Nadat Ramin het schip zo een beetje had uitgeroeid, pakte pakte hij een bijl en liep naar ruim. Met de bijl begon hij te hakken in het hout en niet veel later begon er met enorme kracht water door het gecreëerde gat te spuiten. Ramin versnelde zich weer omhoog en maakte een reddingsboot gereed. Hij keek toe hoe het schip onder de zeespiegel verdween, vanaf het bootje, op weg naar het volgende schip.

Deel VII
In het dal werd de stad Shadan verlicht door de maan. De stad die staat te trillen op zijn grondvest. Een grote ram was daarvan de oorzaak. Omringd door een tiental soldaten werd deze stevige balk met een enorme kracht tegen de poort gebeukt. De hout van de poort begon elke keer harder te kraken en meer mee te veren. Achter de poort stonden soldaten te wachten, netjes in een rij, om toe te slaan. Sommigen keken vastberaden, anderen stonden helemaal te trillen van angst en een enkele deed het zelfs in zijn broek. Boven hen probeerden boogschutters de indringers neer te schieten en andere soldaten de indringers neer te slaan die met ladders over de muur probeerden te klimmen. En toen gebeurde het. De zware deuren van de poort begaven het en de soldaten van Alka-Bras stormden de stad binnen. De hel brak los. het gekletter van zwaarden en het gegil van mannen die werden geraakt overheerste elk ander geluid.
De kust stond ondertussen al vol met schepen. Uiteindelijk kwam de koning van Alka-Bras voet aan wal zetten. In tegenstelling tot wat Golnar verwachtte die vanaf de muur toekeek, werd de koning helemaal niet zo goed beschermd. Een boogschutter waagde een poging en schoot een pijl af naar de koning. Maar er zonder aandacht aan te besteden ontweek de koning de pijl en liep rustig verder, tussen twee grote soldaten en in het bijzijn van de generaal met de verenpluim op zijn helm. Hij liep door het puin waar eerst de poort stond. ,,We naderen de overwinning," zei de generaal.
,,Geweldig," antwoordde de koning kort, ,,Nu nog de laatste missie." Hij liep verder, maar opeens sprong er een soldaat voor hem neer, met zijn zwaard geheven. De koning gaf een kort knikje en de twee zware jongens naast hem sloegen hem neer. De man, met een bebloed gezicht, werd voor de koning gehouden. ,,Waar is de tempel?" vroeg de koning. De man zweeg in eerste instantie, maar nadat de koning hem in zijn maag stompte, begon hij te praten: ,,Aan het einde van de stad, waar de bergen samensmelten..." Op het gezicht verscheen een kort glimlachje, waarna hij een mes pakte en die tussen de ribben van de man stak. De zware jongen lieten hem vallen en liepen verder met de koning.

Intussen bereikte Ramin ook het vasteland. Hij was met de reddingsboot naar een andere kant van de kust gevaren, om zo te voorkomen dat de soldaten hem daar zouden zien. Helemaal uitgeput en doorweekt van de golven die over hem heen klotste, plofte hij op het zand neer om even tot adem te komen. Hier was gelukkig niemand te zien, maar hij was ook niet bepaald in de buurt van de stad. Ramin krabbelde weer omhoog en rende de heuvel op, waar aan de andere kant de stad was. En toen hij op de heuvel was, schrok hij van wat hij zag. Bijna de hele stad stond al in lichterlaaie. De koning leek te winnen en hij was blijkbaar nog iets van plan. Ramin moest hem stoppen. Hij nam een grote hap adem en rende van de berg af. Maar eenmaal bij de muur aangekomen, werd hij belaagd door een pijlenregen alsof hij de vijand was. ,,Stop, niet schieten!" riep Ramin ze, nadat hij de pijlen had ontweken, ,,Ik kom jullie helpen!" De boogschutters wilden niet luisteren. Maar voordat ze een nieuwe pijlenregen konden veroorzaken, vielen ze neer doordat een schip een nieuwe vuurbal op de muur afschoot. er zat gelijk een gat in de muur waar Ramin door kon lopen. Stiekem was hij wel blij met deze actie. Snel rende hij door de straten, op zoek naar de koning. Zo kwam hij ook langs het paleis van koning Golnar. De dochter van die koning zag hem en schrok. ,,We zijn omsingeld," riep ze angstig. Haar moeder probeerde haar te troosten, maar er rolde ook een traan over haar wang. Plotseling verschenen er kleine lichtjes in de kamer. De broer van het meisje zag het als eerst en weer ernaar. De lichtjes bewogen. Het werden er steeds meer. De ogen van het jongetje glunderden: ,,Vuurvliegjes..." Opeens raakte het meisje in een trance en gaven haar oven een korte gloei. Wat was dat?

Aan het einde van het dal was in de rotsen een tempel uitgehouwen. De tempel gaf een enorme hoeveelheid licht, alsof er iets in de brand stond. De koning voelde de warmte van dat licht op zijn huid komen. ,,We zijn er," grijnsde hij. Ze liepen de trappen op en openden de deuren van de tempel. In het midden van de tempel stond de bron van het licht en de warmte: een gigantisch groot vuur. Een priester die aan het bidden was, schrok op bij de verschijning van de koning en zijn soldaten. Hij vluchtte snel weg. De koning bekeek de ruimte en zag dat het vuur bleef branden door een pijpleiding waar gas door stroomde. De koning wilde net een van zijn soldaten bevel geven die pijp door te hakken, maar er verscheen iemand in de deuropening. ,,Laat het vuur met rust!" schreeuwde de man bij de ingang. Het was Ramin. De koning keek hem verbaasd aan. ,,En wie ben jij dan wel om mij dat te bevelen?" vroeg hij aan Ramin, ,,Je ziet er niet uit als hier uit de buurt." Zonder antwoord te geven greep Ramin zijn zwaarden en stormde op de koning af. Maar deze ontweek de aanval, draaide in en werkte Ramin op de grond. Snel probeerde Ramin weer overeind te komen, maar het was te laat. Een van de soldaten was op Ramin afgestapt en sloeg hem bewusteloos.

Deel VIII - Deel X
 
Laatst bewerkt door een moderator:

DeletedUser

Gast
Deel III

Militem kon het allemaal even niet meer aan. Hij had net drie uur wacht bij de poort erop zitten, en als hij dan eindelijk thuis komt, staat zijn huis in lichterlaaie. Hij wist niet waar zijn vrouw en kinderen zijn, en hij hoopte met heel zijn hart dat ze daar niet meer binnen zat. Hij wist dat dit waarschijnlijk wel het geval zal zijn. Hij ging er even bij op de grond zitten. Hoe kon dit gebeurd zijn? En waarom gebeurde het hem? Hij wist zeker dat iemand de brand aangestoken had, want er was een oliespoor zichtbaar, vanaf waar de brand aangestoken was. Daarna waren er explosies gehoord, want er waren blijkbaar ook explosieven in zijn huis gegooid. Hij had niks meer.
Bezem en Alice reden richting het vuur. Ze waren heel dichtbij. ‘Volgens mij is het Militem’s huis, Bezem.’ ‘Ik weet het Alice. Hoe zou dat gebeurd zijn? Ik dacht altijd dat Militem en zijn gezin heel erg voorzichtig waren…’ ‘We zullen het zien. Kijk, daar zit Militem!’ zei Alice. ‘Militem, wat is er gebeurd?’ vroeg ze. ‘Ze hebben mijn huis opgeblazen. Waar zijn mijn vrouw, en mijn kinderen?’ ‘We komen net uit het bos Militem, we weten niks meer dan jij.’ Zei Bezem. ‘Ik zag wel iemand lopen.’ Hoorde ze ineens iemand achter hun zeggen. Het was Corinthe, de oude dorpsgek. ‘Ik zat wat voor mijn raam, en ineens zie ik 3 mannen in het zwart naar jouw huis lopen!’ Vervolgde hij. ‘Toen ze het oliespoor aanstoken, vluchtten ze daarna richting het kasteel.’ ‘Het kasteel? Maar wat heb ik heer Sanhal misdaan?’ zei Militem. ‘Drie mannen in het zwart, dat zullen dezelfde zijn die vannacht de herberg overhoop hebben gehaald.’ Bezem vertelde het verhaal. ‘Dit moeten we gaan uitzoeken, Bezem!’ zei Militem. Dus vertrokken Militem en Bezem richting het kasteel, op zoek naar antwoorden.
 

DeletedUser

Gast
De legende van Alka-Bras

Deel VI en VII

Deel VIII
Ramin werd wakker door een irritant gebonk. Hij opende zijn ogen en voelde gelijk een stevige koppijn. Dat weerhield hem er niet van om rond te kijken wat er gaande was. Hij zat nog in de tempel, vastgebonden aan een pilaar. Voor hem waren twee grote kerels bezig om met bijlen de leiding van het vuur kapot te slaan. Dat maakte dat geluid. Ramin zag vervolgens de koning van Alka-Bras staan en vroeg hem waarom hij dit deed. ,,Dit is het levensvuur," antwoordde de koning, ,,Het behoort toe tot de god Aeo, de oudste god van allemaal. Verwoest ik dit vuur, dan zal de kracht van al mijn vijanden uitdoven en kan ik regeren over de wereld!" Opeens kwam er nog iemand de tempel binnen. Eerst viel het niemand op, totdat de bezoeker sprak: ,,Niet alleen van de vijanden van jou, maar ook van jezelf en van jouw mannen zal de kracht afnemen." De koning richtte zich tot de persoon. Het bleek een meisje te zijn, van niet ouder dan acht jaar. De koning schoot in de lach. Maar het meisje keek bloedserieus. Haar ogen begonnen opeens te gloeien en ze schoot op de koning af met zo een enorme snelheid en kracht, waardoor de man door de ruimte vloog en tegen de muur aan knalde. De twee grote soldaten grepen hun bijlen om het meisje aan te vallen, maar het had geen baat: Het meisje was snel, had de kracht van 10 man en had alle gevechtservaring die er bleek te bestaan. Dus na enkele seconden waren de mannen op de grond gewerkt.
In tussentijd bleek de koning te zijn gevlucht. Het meisje maakte Ramin los, die haar verbaasd aankeek. ,,Ik ben Aeo," zei het meisje, ,,Ik ben in dit lichaam gegaan om de koning te stoppen, voordat hij het vuur zou doven," Ramin wilde zich ook voorstellen, maar Aeo vertelde verder: ,,Ik weet wie je bent en wat jouw missie is. Je moet Shagiano vinden en hem bevrijden."
,,Helaas is de koning ervandoor," zuchtte Ramin terwijl hij over zijn polsen wreef, die helemaal rood waren door het strakke touw, ,,Nu weet ik alsnog niet waar de oppergod is."
,,Dat is zo, de koning heeft zich teruggetrokken en Shadan is gered. Maar jij hebt hem niet nodig om te weten waar Shagiano is. Ik weet dat. Ik kan je de plek vertellen waar ze hem vast houden. Maar meer kan ik je niet helpen." Ramin knikte, waarop Aeo de plek vertelde waar hij naartoe moet. Enkele seconden later verschenen er vuurvliegjes en werd de vlam die in de tempel stond, weer groter. Het meisje viel daarna neer. Ramin kon haar nog opvingen. Met slaperige oogjes keek ze Ramin aan: ,,Wat is er gebeurd?" Op het moment dat ramin antwoord wilde geven, stond Golnar bij de tempel, samen met twee soldaten. ,,Ga bij mijn dochter vandaan!" zei hij op dreigende toon en greep zijn zwaard. Ramin legde haar voorzichtig neer, greep zijn zwaarden en maakte dat hij weg kwam.

Ramin liep over de heuvels en de rotsen, verder het binnenland in. Tegen de tijd dat hij over de heuvels was en het bergafwaarts ging, kwam voor hem de zon op. Hij besefte daardoor hoelang hij al niet had gegeten. Als god zou hij naar zijn keukenplaats toe zijn gegaan om een hemelse maaltijd klaar te maken. Maar nu had hij die mogelijkheid niet. Hij had nu helemaal niks bij zich. Even overwoog hij om terug te gaan naar Shadan, om iets te stelen en goed voorbereid op weg te gaan. Maar opeens, uit het niets, verschenen er allemaal wolken en regende het heel kort en verdwenen de wolken weer net zo snel als dat ze verschenen. Ramin vroeg zich af wat dit betekende. Zijn vraag werd al vrij snel beantwoord toen voor hem opeens een plantje begon te groeien in een razendsnel tempo. Het plantje werd steeds groter en groter. Het werd een boom. In een paar seconden tijd was het volgroeid en verschenen er broden aan de boom. Ramin wist dat dit het werk was van Genifodos, de god van de oogst. Hij plukte de broden en nam gelijk een hap uit een stuk. Het was heerlijk. Het vulde zijn maag en gaf hem energie. Goed uitgerust ging Ramin weer op weg.

Ramin liep verder en kwam bij de bergketen Bahram. Het waren de hoogste bergen van de hele omgeving. Hij moest hier overheen ziet te komen, alhoewel dat bijna onmogelijk leek. Maar Ramin bleef -hoe kan het ook anders- moedig en begon de klim. De lucht werd steeds ijler en Ramin begon het koud te krijgen. Hij begon te kuchen en zijn kracht nam af, waardoor hij besloot te gaan rusten. De voormalige god zocht de luwte op en kroop al kuchend ineen. Maar het deed hem geen goed. Door het stilzitten werd zijn lichaam nog kouder. Zijn hoesten werd erger en hij begon erbij te snotteren. Alhoewel Ramin dit nooit eerder heeft meegemaakt, wist hij dat hij ziek werd. Rillend probeerde Ramin nog een stuk brood te pakken. De vorige keer gaf het hem kracht. Maar dit keer werd het er niet beter op. Vervolgens probeerde Ramin te slapen, wat hem uiteindelijk lukte.

Deel IX
Die nacht werd Ramin geteisterd door een nachtmerrie. Hij zag zijn vader, Brefew, die bevrijd was. In eerste instantie leek het goed nieuws, maar hij werd aangevallen door allerlei boze mensen die hem de schuld gaven van de balans die kwijt was. Ramin stond erbij te kijken, maar kon niks doen, terwijl zijn vader verdween in een boze menigte die op hem in liep met zwaarden en speren. Brefew kreunde van de pijn en riep Ramins naam. Opeens kon Ramin zich weer bewegen. Hij pakte zijn zwaard en probeerde de mensenmenigte weg te slaan. Het werd stil. Ramin zag zichzelf. Zijn zwaard stak door de borst van zijn vader. Bloed liep uit zijn mond bij het zeggen van zijn laatste woorden: ,,Waarom Ramin..." Zijn naam echode een tijdje door in zijn hoofd.
Bezweet schoot Ramin vervolgens overeind. Al zijn kleding was nat van het zweet. Hij hoorde zijn naam nog steeds roepen. Rillerig keek Ramin op zich heen. Daar zag hij zijn vader! Zijn bonkende hoofd, droge keel en zwakke spieren negerend stond Ramin op en rende naar zijn vader. Hij leefde nog en hij was hier! Maar zijn vader zag hem niet en liep verder. ,,Papa," riep Ramin, gevolgd door een reeks kuchen, ,,Papa, hier ben ik!" Hij klom een rots omhoog en legde een heel parcours af in de bergen. Hij had niet eens door dat hij intussen door de sneeuw aan het rennen was. Op een plateau van een berg zag hij zijn vader staan, twee meter voor hem. ,,Ramin," zei hij met tranen in de ogen, ,,Omhels me!" Hij had zijn armen gespreid en keek Ramin vol liefde aan. Die twijfelde geen moment en rende met open armen op zijn vader af. Maar voor hij zijn vader kon aanraken, zakte hij opeens weg, door de grond en belandde vijf meter lager op de grond in een laag sneeuw.

,,Papa!" riep Ramin omhoog, nadat hij uit de hoop sneeuw was gekropen. Maar er was geen gehoor. Zou zijn vader nu dood zijn? Of was hij weggegaan, op zoek naar een andere ingang van de grot? Opeens besefte Ramin dat het de godin Assafe was die hem verleidde. Zijn vader was hier niet! Hoe kon hij daar nu intrappen?! Nu zat hij vast in een grot, zonder zijn zwaarden en zonder eten. Het brood dat hij van Genifodos had gekregen, lag nog op zijn slaapplek. Hij sloeg zichzelf voor het hoofd, maar had daar kort daarna spijt van. Alle mankementen die hij eerst had, kwamen weer terug. Zo ook de vreselijke koppijn. Hij greep naar hoofd en masseerde het bij zijn slaap. Maar zijn handen waren ijskoud, wat niet goed aanvoelde op zijn hoofd. Rillend liep Ramin vervolgens rondjes om het wat warmer te krijgen. Maar het hielp niet. Daarentegen begon zijn maag zelfs te borrelen. Zonder dat Ramin doorhad wat dat betekende, kwamen de half-verteerde broodresten omhoog. Hij was aan het overgeven. Een wrange smaak vulde zijn mond, gevolgd door een hele droge keel. Zonder na te denken greep Ramin een handje sneeuw om dit op te eten. Maar dat vonden de zenuwen in zijn tanden niet fijn. Een enorm felle flits pijn schoot door zijn hoofd heen. Het lukte Ramin niet meer om te blijven staan en zakte ineen. Op de grond trok hij zijn benen in en sloeg zijn armen eromheen. Als een bolletje lag hij daar te trillen. Hij wist dat dit het einde zou zijn. Maar hij was niet bang. Hij sloot zijn ogen, voorbereidend op de dood. Deventhear was de volgende die hij zou zien. Tenminste, dat dacht hij. Hij sloot zijn ogen en zag zijn oude vriend Flagéllum, de god van de ziekte. Natuurlijk, hij kon hem genezen! Het ging in tegen alles wat voor Ramin normaal vond, maar uiteindelijk nam hij een knielende houding aan en bad tot zijn vriend. Hij bleef het beeld van de normaal uitziende jongeman van rond de 18 voor zijn geest houden en smeekte hem op te worden genezen. En het werkte. Ramin voelde een enorme hoeveelheid kracht in hem stromen. Zijn hoofdpijn verdween, zijn spieren werden weer sterk en hij kreeg weer energie. Hij kwam overeind en rekte zich uit. Hij voelde zich weer herboren. Nou ja, nog steeds mens. Maar wel een energieke en sterk mens.

Na enige tijd te hebben geklommen en geklauterd wist Ramin uit de grot te ontsnappen. Ramin zocht zijn weg terug naar zijn slaapplek, maar werd opeens geroepen: ,,Ramin!" Hij keek om en zag zijn vader weer. Ditmaal trapte hij er niet meer in. ,,Leuk geprobeerd, Assafe" zei hij hardop. Hij liep verder naar de schuilplaats, waarop het beeld van Brefew verdween. Ramin vond zijn zwaarden en het brood en vervolgde zijn tocht, de zware tocht over de kilometers lange bergen. Maar Ramin hield de moed erin. En dan kon niks hem tegen houden.

Deel X
Geërgerd keek de koning van Alka-Bras naar de wereldkaart, die achter zijn troon op de muur was geschilderd. In het midden lag het woeste landschap van Alka-Bras. Daaronder lag Spera, een groot continent met vele dorpjes. Tussen Alka-Bras en Spera vormde zich een rivier die naar rechts uitmondde in de zee. Aan de andere kant van die zee lag het landschap van Urens, met haar machtige stad Shadan. Meer oostelijk van Shadan vormde een strook op de kaart het gebergte Bahram.
De koning draaide zich om. Voor zijn troon stond een tafel waaraan generaals en magiërs zaten. Verwachtingsvol keken ze de koning aan. ,,Wat gaat u nu doen?" vroeg één van de generaals. De koning had kort hiervoor van een magiër te horen gekregen wat Ramin van plan was. Hij moest gestopt worden. De koning streelde zijn baar en keerde zich weer tot de wereldkaart. In zijn handen had hij een stok. Met die stok wees hij op Urens. ,,Hier moet Ramin nu ongeveer zijn," bedacht hij, ,,Bij de stad Ahura-Yazda." Hij werd boos. Als de invasie bij Shadan gelukt was, was volgens de planning dit hele oostelijke continent nu in zijn handen, net zoals Urens en de westelijke continenten Machairi en Truncatis. Daarna zou hij het zuidoostelijke continent Atrox hebben veroverd en uiteindelijk, om de hele wereld in zijn macht te hebben, de Noordpool en de Zuidpool. Maar dat hele plan was allemaal in het water gevallen door Ramin.
,,Hoe weet u zeker dat hij in Ahura-Yazda is?" vroeg een andere generaal, ,,Shagiano, waar hij op zoek naar is, zit ergens gevangen in Truncatis. En vanaf de Shadan is linksom sneller naar Truncatis dan rechtsom."
,,Ramin weet waarschijnlijk dat als hij naar het westen reist, hij door Alka-Bras moet en ik daar een hele vloot heb opgesteld," legde de koning uit, ,,Want hij wordt bijgestaan door de goden. Dus is reizen via het westen makkelijker." De generaals en magiërs knikten instemmend. ,,Maar wat gaan we nu dus doen?" vroeg de generaal.
,,Organiseer een klopjacht op Ramin," beslisde de koning, ,,Hij moet koste wat het kost dood!"

De sneeuw was niet alleen in de bergen van Bahram gebleven. Het hele landschap van Urens was bedekt met een witte laag. De winter was dan ook echt begonnen nu. Ramin sjokte door het kale landschap. Met in de verte wat heuvels en hier en daar wat kale bomen kwam Ramin niks anders tegen dan de witte omgeving. De bergen waren zelfs niet eens meer te zien achter hem. Zijn maag knorde. Onder zijn tuniek haalde Ramin het laatste stuk brood tevoorschijn dat hij van Genifodos had gekregen. Het was bijna niks meer. Ramin moest snel een dorp tegen zien te komen, anders zou hij hier verhongeren. Gelukkig werd zijn wens vervuld, nadat Ramin in de verte rookwolken zag opstijgen boven de witte vlakten.
Zo een halve dag later kwam Ramin aan in Ahura-Yazda, de stad die Ramin van de verte zag. Misschien kwam het door het barre winterweer, misschien ook wel door het dreigende gevaar van Alka-Bras, maar iets deed het karakter van de soldaten van deze stad geen goed. Ramin werd bij de poorten uitvoerig overhoord en vervolgens gefouilleerd. Wapens waren verboden in deze stad. Hij moest ze achterlaten bij de poort en kon ze pas terugkrijgen bij het verlaten van de stad. Ramin werkte mee. Hij was toch niet van plan heel lang te blijven. Wat eten kopen, een veldfles en misschien zelfs een paard. Daarmee zou hij wel goed op weg kunnen. Er was enkel één probleem: Ramin had geen geld.

Na een rondje door een wijk te hebben gelopen merkte Ramin dat er in de stad veel gokspelletjes waren waarbij de inzet op enorme bedragen kon lopen. En met de hulp van een oude kennis van Ramin zou hij deze spelletjes wel eens kunnen winnen. En zo gebeurde het. Ramin richtte zich tot Faklar, waardoor hij vervuld werd met de techniek van vals spelen en bluffen. Kort daarna schoof Ramin aan bij een spel. Het was een soort poker. Normaal gesproken zou Ramin al zijn afgehaakt bij het horen van de naam van het spel. Maar nu zette hij zonder twijfel zijn zakje poeder met moed in. Die werd geaccepteerd, terwijl anderen geld in zetten. Precies wat Ramin wilde. Althans, dat was wat Faklar wilde, die namens Ramin handelde.
Het geld stroomde binnen. De tegenspelers van Ramin hadden geen idee hoe het kon. En die werd steeds arroganter. Uiteindelijk had Ramin iedereen die rond de tafel zat helemaal uitgebuit. Met zijn nieuwe paard die Ramin gewonnen had vervoerde hij zijn geldzakken. Nu moest hij op zoek gaan naar een logeeradres en eten. En met een aardige som geld op zak was daar niks moeilijks aan in zo'n bruisende stad. Diezelfde nacht had Ramin een kamer gehuurd in een herberg en vervolgens in een bar een feestmaal besteld. Maar Ramin draaide door. In de bar startte hij een nieuw spelletje en wist ook hier rijker terug te keren. En niet alleen geld. Hij had enkele nieuwe vriendinnen meegenomen naar zijn kamer. Toen ging Faklar pas echt los in Ramin. Het werd een wilde avond waarbij zelfs Neia het niet allemaal kon aanzien.

Deel XI, Deel XII
 
Laatst bewerkt door een moderator:
Bovenaan