Men zegt altijd dan bij een situatie zoals deze, iemand zijn leven voor zich ziet flitsen. Raza zag echter niks, alles werd zwart, als een bewolkte nacht op een kille winterdag, en de tijd leek stil te staan. Hij was volledig bezig met zichzelf en de slome achtergrondgeluiden vaagden langzamerhand weg. Na een paar seconden was Raza weer terug in de werkelijkheid en hij deed snel zijn ogen open. Het enige wat hij zag was het eikenhouten dek, welke in de achtergrond vervormde in een witte, doch donkere mist door de kletterende regen die om hem heen woedde. Raza bleef enkele seconden liggen en hij keek naar zijn natte en spierwitte handen, ze trilden. Dat moest door de adrenaline komen, bedacht hij en met deze trillende handen stond hij in korte tijd op. Raza was namelijk nog niet dood, en hij zou en moest vechten tot het einde, niet alleen voor hemzelf, maar vooral voor de bemanning.
Hij rende met snelle, maar lange stappen naar de trap die leidde naar de kanonnen in het binnenschip, zodat hij kon helpen met het afvuren van dit geschut. Het doel was natuurlijk het doden van het monster. Na niet eens twintig seconden kwam Raza aan bij dezelfde trap, en vanaf beneden kwam het geluid van chaotisch geschreeuw en geknal naar boven. Raza liep doorweekt onder het harde geluid vlug naar beneden, maar door het schommelen van het schip bleek dat erg lastig. De boot draaide namelijk nog steeds rond in de kolk door de Liviathan.
Eenmaal in het binnenschip zag Raza iets wat hem grote zorg baarde. Een van de reuzachtige tentakels was binnengedrongen in een van de gaten waar de kanonnen doorheen vuurden. De blauwe, maar nu rood wordende arm zweepte kanonnen en buskruit omver en gaf geen genade aan de vluchtende bemanning. De mannen renden in de richting van Raza en stootten stuk voor stuk tegen hem aan. Tegen de stroom inlopend bedacht Raza een plan: hij moest de zwakke plek van het wezen vinden, want alleen dan zou vechten tegen hem zin hebben. De zwakke plek van een haai was de neus, zei zijn vader altijd en Raza bedacht dat dit nog grotere monster, daar dus een nog zwakkere plek moest hebben.
De kletsnatte ruimte was ondertussen leeg en iedereen was weg, maar nog steeds spartelde de moordende tentakel er rond. Het was net David tegen Goliath, 1 tegen 1 en klein tegen groot. Raza kon hier een held worden, en dat besefte hij maar als te goed. Die heldenrol was zelfs een van de redenen die hem hier overhaalde de strijd aan te gaan. Het gaf hem moed, en hij kon zich hier legendarisch bewijzen. Raza pakte een van de kanonnen die nog redelijk stabiel stond. Hij stopte met al zijn kracht een gladde kogel in het kanon. Het ronde ding was zwaar en het koste hem dan ook veel moeite en pijn om het moordwapen gereed te maken. Het buskruit was Raza echter vergeten, waardoor hij scheldend het spul boven de kogel gooide. Het kanon moest tegen de verwachtingen in gaan werken, want anders zou het lot van de bemanning niet verzilverd worden.
Raza stak de lont aan zonder verwachtingen. Een kanon zou normaal gesproken namelijk niet werken met buskruit op de verkeerde plek. Toch had hij ergens in zijn achterhoofd een vertrouwen dat het goed ging komen, maar misschien kwam dit wel door de adrenaline kick die hij kreeg. Raza concentreerde zich op het het richten van het kanon naar de neus van het beest toe, maar dat ging lastig doordat de tentakel gevaarlijk dichtbij langs hem zweepte. Het schip stond haast schuin door het gewicht van de tentakel en de kracht van het monster. Telkens als Raza het kanon perfect richtte op de neus van de angstaanjagende vis met armen, die haast onzichtbaar was door zijn blauwe kleur, kreeg het schip een klap van de storm of de Leviathan zelf. Raza vloog daardoor telkens naar de zijkant en hij viel dan ook veelvuldig met een harde tik op de natte grond naast het kanon. Met de tentakel in de periferie van zijn zicht kwam er dan toch een moment waarop Raza besloot de lont aan te steken. Hoe het vuur aanging weet hij zelf ook niet, maar dat deed er niet toe, want het schot zou in enkele schoten afgevuurd worden.
Met zijn nog steeds trillende handen probeerde hij het ijzeren ding stabiel te houden, maar terwijl hij dit deed gebeurde er plotseling iets in zijn ooghoek. De tentakel zweepte krachtig richting Raza en hij zag dit. Maar Raza moest en zou het kanon af laten vuren en daarom klampte hij zich vast aan het kanon. De tentakel smakte ongelooflijk hard op zijn rug maar Raza voelde nog niks. Totdat het kanon zich paar milliseconden later de kogel afvuurde. Het kanon schoot naar achter en de tentakel duwde Raza naar voor. Hij werd geplet door de twee krachten, maar hij voelde nog steeds niets. De adrenaline maakte hem onsterfelijk leek het wel. Hij kon echter niet weg, hij zat gevangen in deze druk en maar kon de kogel toch afgevuurd zien worden. De kogel schoot langzaam uit de loop en deed zijn werk niet goed. Toch werd de kogel afgevuurd en daar ging het om voor Raza. Hij voelde zich opgelucht, maar nog steeds werd hij samengeperst door het kanon en de tentakel. Raza wilde niet naar beneden kijken, nog niet en hij wist ook niet eens of hij dat uberhaupt nog kon. Hij deed maar zijn ogen dicht en liet het moment aan zich voorbijgaan.
De kogel was inmiddels in het water geraakt, maar miste de neus, die net boven het wateroppervlak uitstak. De stalen bal was verdwenen, althans, zo leek het door het troebele, maar blauwe water. Raza viel neer, de tentakel liet hem namelijk los en een hard gekrijs werd gehoord door de bemanning. Het kwam van het monster, maar niemand had gehuil van zo'n groot wezen verwacht. Het schip schommelde nu enorm, want het beest liet namelijk het schip los met zijn tentakels en zakte langzaam in het water. De verbaasde bemanning besefte niet wat hier gebeurde en de mannen klampten zich vast aan het schip. De angstaanjagende vis was ineens verdwenen en ook de storm klaarde langzaam op. Terwijl het nog miezerde liep bijna de gehele bemanning op het deinende schip naar elkaar toe. Ze vroegen zich af wat er gebeurd was, maar ze waren blij. Opluchting was er bij iedereen, totdat iemand zich afvroeg waar zijn vriend was gebleven. Dood, speculeerde men, maar dit iemand besloot toch de trap af te lopen. Raza lag daar, hulpeloos en snakkend naar adem.
De man liep naar Raza toe, die daar in de stille ruimte nog steeds lag. Raza deed zijn open ogen, maar zijn lichaam stond een andere beweging niet toe. De man riep de anderen en zij droegen Raza naar het dek. Raza had moeite met in leven blijven, maar zijn opluchting gaf hem moed om nu niet tegen het monster, maar tegen de dood te vechten. Hij zou en moest wakker blijven, en elke minuut overleven leek een eeuwigheid in de hel. Na de terugvaart in lava kwam het schip aan in de haven. Raza werd zo snel mogelijk naar het ziekenhuis gebracht, en uit vermoeidheid viel hij daar in slaap. Raza werd wakker, het voelde alsof hij in de hemel was. Echter was hij toch echt op aarde en zijn bijna ondraaglijke pijn bevestigde dit.